De APRA-affaire (IV) Bahasa Indonesia 15 door W. Merg hart Het afscheid van Wirogunan was nogal emotioneel, waarbij zelfs de admini strateur heel bewogen zijn tranen haast niet kon bedwingen. Onze dagelijkse bewakers (mantri s) en ander personeel drukten ons de hand en wensten ons veel geluk en een spoedige bevrijding. Zelfs de bewakers, die op de wachttorens stonden, riepen ons een goede reis (selamat jalan) toe. Oorspronkelijk vertrouwde ik deze overplaatsing maar half. Er bestond toen altijd nog de mogelijkheid, dat er tijdens dit transport onderweg wat kon gebeuren, waarbij wij dan het slachtoffer van een complot konden zijn. Gelukkig verliep dit transport per trein zonder ongevallen. voor beginners en gevorderden, ook conversatie. Methodisch verantwoorde lessen door bevoegde leerkrachten. A. BLOEMHARD. tel. 070 - 23 26 90 of 68 63 28 Onze bewakers waren uiterst hulp vaardig en voorzagen ons volop van voedsel en zelfs sigaretten voor de rokers onder ons. Ook zorgde een van hen ervoor, dat de heer Asbeek Brusse aan zijn vrouw, die toen in Bandoeng woonde, een briefje kon schrijven om haar te laten weten, dat wij naar de strafgevangenis Sukamiskin waren overgebracht. Reeds de volgende dag was Mevrouw Asbeek Brusse in Sukamiskin en werd haar toegestaan haar echtgenoot te bezoeken. Na ruim twee en een half jaar konden wij voor het eerst bezoek van familieleden ontvangen. Wij waren hierdoor heel optimistisch en ver trouwden, dat onze zaak nu dan toch eindelijk afgehandeld zou worden. Een goed teken was het feit, dat enige dagen later zes personen van onze groep, t.w. de heren Goldman, Van Onselen, Haasjes, Le Clerq, Hooper en Burger na een kort verhoor op vrije voeten werden gesteld en meteen naar Nederland werden overgevlogen. Nu bleven ervan onze groep nog maar drie ex-politie ambtenaren over, t.w. de heren Asbeek Brusse, De Zwart en ik. In Bandoeng werd ik weer verhoord door de heer Hapid, het onderhoofd van de Algemene Recherche. Dit ver hoor ging echter niet over de APRA- affaire, doch uitsluitend omtrent een kopie van ons collectief rekest aan de president, dat de heer Haasjes in Wirogunan aan een Rooms Katholiek geestelijke, die daar elke zondag een kerkdienst hield, had afgegeven. Volgens de heer Hapid had ik bedoel de kopie afgegeven, hetgeen ik uiter aard ontkende en antwoordde, dat ik als Protestant bedoelde geestelijke nimmer had gezien, daar de Protestan ten bij een andere geestelijke kerk dienst hadden. Dit was het gehele verhoor, waarna ik weer naar Suka miskin terug werd gezonden. Na enige maanden in deze gevangenis te hebben doorgebracht, werden wij (de drie over gebleven Nederlanders) weer eens overgeplaatst. Kort voordat wij ver trokken, kwamen echter de Ambonese KNIL-militairen uit Yogya ook in Suka miskin, blijkbaar als resultaat van hun rekest. Onze overplaatsing geschiedde in een pick-up truck onder gewapende mili taire bewaking, waarbij wij echter niet geboeid werden. Enige uren later arri veerden wij inDjakarta, waar wij enkele dagen op de achtergalerij van de zesde politie-sectie doorbrachten, op schrijftafels sliepen, doch niet in een cel werden opgesloten! Het was haast te mooi om waar te zijn en het duurde dan ook niet lang of wij zaten weer in de strafgevangenis Glodok achter de tralies en solitair in afzonder lijke cellen. Onze hoop op een spoedige afhandeling van onze zaak was gauw vervlogen. In Glodok had ik echter het voordeel, dat mijn gezin in Djakarta woonde. Alhoewel geen familiebezoek was toegestaan, zag ik toch wel kans om regelmatig contact met mijn vrouw te onderhouden. Wij waren reeds enige maanden in Glodok, toen de heer De Zwart last kreeg van asthma, als direkt gevolg van zijn jarenlange gevangen schap. Er was voor hem echter geen medische hulp. Naar aanleiding hier van heb ik toen een clandestiene brief gericht aan de heerVan Deinse van het Nederlandse Hoge Commissariaat, waarin ik de toestand van de heer De Zwart rapporteerde en verzocht om via de bevoegde Indonesische autoritei ten daarin verbetering te brengen. Ofschoon deze brief persoonlijk aan de heer Van Deinse was afgegeven en hij de brief zelf achter slot en grendel had gelegd, was de procureur-generaal, Mr. Soeprapto volledig op de hoogte met de inhoud van deze brief! Enkele dagen nadat ik de brief gezonden had, werd ik op een morgen uit mijn cel gehaald en bij de gevangenis-direc teur op kantoor gebracht, waar twee heren van het hoofdparket van de procureur-generaal eveneens aanwezig waren. Zodra ik bij hen aan de tafel gezeten was, werd mij meteen de vraag gesteld, of ik een clandestiene brief had geschreven aan de Neder landse Hoge Commissaris. Het had geen zin er om heen te draaien en derhalve antwoordde ik bevestigend, terwijl ik tevens naar voren bracht, dat de heren dan toch zeker ook wel zouden weten, dat mijn brief verband hield met de ziekte-toestand van de heer De Zwart, daar ik niet van plan was hem in zijn cel te laten omkomen, als ik dit kon verhelpen. Ik voegde er aan toe, dat het in feite op hun weg lag om ons de nodige medische hulp en behandeling te geven. Voor dit ver grijp werd ik uiteraard gestraft en mocht ik drie dagen geen voedsel van thuis ontvangen. De straf vond ik niet zo erg, doch toen wist ik meteen, dat er bij het Nederlandse Hoge Commis sariaat een spion aan het werk was voor de Indonesische regering. Dit voorval heb ik toen nog dezelfde dag via mijn gevangenis-connecties aan de heer Van Deinse laten rapporteren. Mijn bewuste brief lag nog steeds op dezelfde plaats in de kast achter slot en grendel opgeborgen. Het moet derhalve iemand geweest zijn, die een sleutel voor deze kast had en onge merkt een kopie van mijn brief had gemaakt en die aan zijn opdrachtgever had doorgegeven. Ik kreeg daarna bericht, dat prompt na deze ontdek king een zekere heer Vermeulen, die op het Nederlandse Hoge Commis sariaat werkzaam was en die ik wel eens meer in Glodok had gezien, in verband met deze kwestie op stel en sprong op een KLM-vliegtuig naar Nederland werd gezet. Een gunstig resultaat van mijn brief was, dat de heer De Zwart enige dagen later naar een koel klimaat werd over gebracht, eerst terug naar de straf gevangenis Sukamiskin en vervolgens naar de gevangenis in Sumedang. Intussen broeide er in Djakarta weer een nieuwe politieke stunt. Het oude quarantaine station op het voormalige eiland Onrust in de baai van Djakarta werd zo vlug mogelijk in orde gemaakt en opgeknapt. Dagelijks werden nieuwe slaaptafels met bijbehorende schragen, ping-pong tafels e.a. sport- materiaal in de strafgevangenis Tjipi- nang gemaakt en in de vrachtauto van de Glodok-gevangenis, waar Onrust onder ressorteerde, opgehaald en naar de Pasar-lkan haven gebracht voor verder transport per boot. Aan het personeel in Glodok werd medege deeld, dat het nieuwe materiaal be stemd was om mettertijd al de bede laars en zwervers (z.g. orang djèmbèl) van Djakarta op het eiland Onrust onder te brengen. Toen ik dit verhaal te horen kreeg, wist ik meteen, dat dit nonsens was, be doeld om de buitenwereld een doek voor de ogen te binden, daar men zowel voor Glodok als voor andere bestaande gevangenissen al in jaren geen nieuw materiaal over had. Het zal dan toch een ieder duidelijk zijn, dat men aan al de bedelaars en zwervers zeer zeker geen nieuwe bedden zou geven en beslist geen ping-pong spellen e.a. sportartikelen. (slot volgt)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 15