Mijn loopbaan Op voorspraak van een kennis kon ik werk krijgen bij de Bakkersbedrijfs vereniging. Ik was 18 en had een baan! Ik begon met het bestempelen van brandschone enveloppen. Ja, iedereen begon met dit eenvoudige werk. Zou je daarvoor Frans, Geschiedenis en Wiskunde geleerd moeten hebben? Een maandlang heb ik m'n arm lam gestempeld en de volle onbestempelde enveloppen dozen bleven maar komen! Ik vroeg toen of ik a.u.b. ander werk kon doen; vond zelf dat ik het stempe len nu wel onder de knie had. Mijn vraag kwam via, via bij de directeur en weer via, via kreeg ik eindelijk te horen dat normaliter een leerling kantoor bediende 3 maanden "stempelmachine" was, maar dat ik bij wijze van hoge uitzondering achter de telmachine mocht om loonlijsten na te tellen. Let wel, natellen dus, alles was reeds voorgeteld, doch moest nog worden voorzien van machine-telstroken. Toen ik dit twee volle maanden dag in, dag uit had gedaan en schoorvoetend weer om ander werk vroeg, kreeg ik te horen dat dat niet kon. Dit werk moest ik minstens één jaar (ampun ja) vol houden (er waren er die het reeds acht jaren volhielden) eer ik weer hoger op en ander werk kon doen. Hierop zei ik, dat ik dan wel naar wat anders uit zou zien, waarop me beloofd werd dat als ik het nog een poosje volhield ik zou mogen vóórtellen! Woorden thuis hierover want ik mocht niet ondank baar zijn, had die baan toch door toedoen vanenz. enz. Toen heb ik gesolliciteerd bij de Amsterdamse Bank N.V. (nu Amro Bank). Werd aangenomen en was snel de tellerij vergeten. Mijn taak was op de administratie van de Mahuko, de financieringsafdeling van genoemde bank. Ik was er in m'n uppie en nog iemand voor de buitendienst. Oorspronkelijk was ik aangenomen voor de boekhouding, doch daar voelde ik echt niets voor, stel je voor, weer tellen! Gelukkig kon er geruild worden en kwam ik dus op die beginnende plaats. Van telefoneren had ik geen kaas gegeten en toen dat zwarte ding begon te rinkelen kreeg ik buikpijn en moest naar de WC, dat deed ik bij de volgende keer weer, doch een derde maal lukte het niet, want daar kwam de heer Stratingh, toen procuratiehouder, de trap op, met de vraag waarom ik niet opnam. Hij probeerde me steeds te bereiken, zei hij. Toen moest het hoge woord er uit. Ik wist niet hoe zo'n ding werkte! Na uitleg heb ik de hoorn best nog verscheidene malen verkeerd aan het oor gehad, maar aldoende leert men. Er kwam een derde persoon bij en die moest met mij samen het bureau doen. Het was een iets oudere man en bovendien getrouwd. "Meneer" moest ik hem noemen, ter wijl hij wel Maudy tegen mij zei. In dat geval vond ik dat hij mij ook maar met "juffrouw" moest aanspreken. Wan neer hij me iets moest aanreiken, gaf hij het niet maar kwakte het op m'n bureau of gooide het me gewoon toe. Hoe voorzichtig ik hem ook probeerde duidelijk te maken dat we dat bij ons nooit zo deden, die man was zo hard leers dat ik hem eens met gelijke munt terug betaalde en we de poppen aan t dansen hadden, maar het haalde niets uit. Kulit badak dus! De bank was destijds gevestigd in een oud gebouw met allemaal kleine ver trekjes en zodoende kwam ik niet erg in contact met de andere werknemers. Maar ik herinner me wel een Sinter klaasfeest voor de kinderen van de employé's. Omdat ik zwart was, kon ik het beste voor zwarte piet spelen. Wat hebben we toen een dolle pret gehad. Toen de kleintjes tevreden naar huis waren gegaan, begon voor ons het feest. Rennend door het gebouw, trappen op en af en maar "vegen afgevend. Toen kregen we een heel nieuw gebouw en dat was al bij voorbaat te klein en moest de Mahuko genoegen nemen met een plaatsje op een overloop; de afdeling was toen uitgegroeid tot 5 personen. Doordat we in deze omgeving met meer mensen in één vertrek werkten, kwam ik er dan eindelijk eens tussen. Ruim 9 jaar heb ik op de bank gewerkt. Toen er plannen waren voor een huwelijk vonden de directeuren dat ik nog te jong was voor zo'n verbintenis en dat ik nog te weinig verdiende (hier zouden ze best wat aan kunnen doen). Bovendien was ik notabene pas 23. De regel destijds was, dat als je trouwde, je je ontslag kreeg met daarnaast een premie. Doch uitzonderingen bevesti gen de regel en ik kon blijven! Al gauw echter zouden we niet meer met ons beiden zijn en door die omstandigheid vroeg ik ontslag. M. E. ANGENENT-v. RAEMSDONCK eigen plaatselijk bestuur kregen. Daar had ik, voor mijn gevoel, discriminerende ervaringen o.a. met de verdeling van de beschikbare lesuren. Daar ik met mijn akten Nuttige- en Fraaie Handwerken niet volledig bevoegd was, behaalde ik, orh zeker te zijn van mijn betrekking, op aanraden van de Inspectrice in 1949 de akte Vrouwelijke Handwerken. Helaas bleek deze ook niet voldoende te zijn voor het lesgeven aan middelbare meisjesscholen. Daarom besloot ik om van de gelegenheid gebruik te maken alsnog de opleiding voor het staatsexamen NAte volgen. Deze cursus werd gehouden wegens gebrek aan bevoegde vakleraressen en bestond uit wat oudere dames die leservaring hadden. Om tot die opleiding toegelaten te worden werd drie jaar HBS of MULO vooropleiding geëist. Daar ik dit niet had volgde ik een schriftelijke cursus. Ik was toen 45 jaar. Er brak een zeer moeilijke tijd voor mij aan, omdat ik bij de studie een volledige baan had. Ook de voorbereidingen voor de cursussen op het platteland kostten de nodige aandacht. Daarnaast kookte ik zelf. Weekeinden en vakantiedagen moest ik besteden om al het huiswerk voor de opleiding te kunnen maken. Mijn ge zondheid was niet zo best. Tijdens de studie moest ik een zware operatie ondergaan, die ik in de grote vakantie liet plaatsvinden om geen lessen te missen. Inmiddels werden enkele cursussen opgeheven. Ik solliciteerde naar een betrekking aan een Rijks MMS te Sneek. Het gesprek dat ik met de directeur en later met de Inspecteur van Onderwijs had verliep heel plezierig. Door dat beiden erg medelevend waren met mijn lotgevallen, kreeg ik de baan alvorens ik mijn akte behaald had. De directeur verleende mij alle medewerking met de indeling van de lesuren. Ik moest nl. de zaterdag vrij hebben om de opleiding N.A. te kunnen volgen. In 1956 behaalde ik de akte en ik kreeg nu een vaste aanstelling zonder de 15% korting op mijn salaris. Behalve de betrekking te Sneek kreeg ik lesuren aan een Chr. MMS en aan de kweekschool voor onderwijzeressen in Leeuwarden. Het was een hele eer voor mij dat ik gevraagd werd zitting te nemen als examinatrice voor het staatsexamen Nuttige- en Vrouwelijke Handwerken. Financieel ging het nu naar wens zodat ik voorzieningen kon treffen voor een aanvullende pensioenverzekering omdat mijn Indische jaren niet meetelden. In Indië was ik door de oorlog alles kwijtgeraakt. In Nederland moest ik een nieuwe toekomst opbouwen. Het is voor mij een hele voldoening dat dit gelukt is, zonder studietoelage of enig andere financiële hulp. Ik ben nu 78 jaar. Hoewel ik slechts 22 dienstjaren heb kunnen maken voor mijn pensioenuitkering, kan ik nu zeggen dat ik een goed leven heb. Ik bewoon een geriefelijke flat in een mooie omgeving in Groningen. Met dankbaarheid kijk ik terug op de hulpvaardigheid en vriendschap die ik vooral in het begin ondervond van mijn ex-kampgenote en haar ouders, toen zij mij gastvrij een voorlopig onderdak boden. Ook aan mijn Friese hospita heb ik fijne herinneringen. In die tijd zijn hechte vriendschap pen ontstaan: "Een rijk bezit!!!" M.L. NIEUWENHUYZEN 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 15