KOTAGEDE Een opzij geschoven, maar nooit vergeten stad. Toen Ki Ageng Pemanahan er in slaagde de opstand van Aria Penangsang te onderdrukken en de opstandeling in arrest kon nemen en aan de koning van Padjang - Demak overleverde, had hij het volle recht op de gunst die reeds eerder beloofd werd. Die bestond uit een bos, het bos van Mentaok genoemd. Ondertussen had Sunan Giri, een van de negen Islam pioniers op Java, voorspeld, dat wanneer het bos van Mentaok werd omgekapt, dan zou dit areaal een grote stad worden die later Kotagede opzij zou kunnen schuiven. Op dat ogenblik was Kotagede een hoofdstad van het zuidelijk deei. De koning van Padjang, Sultan Hadiwidjaja, begon te aarzelen. Ki Ageng Pemanahan was arm, van het volk afkomstig en daarom had hij zo hard getracht het beloofde bos te verkrijgen. Door tussenkomst van Sunan Kalidjaga, ook een van de Islam pioniers, kreeg Ki Ageng Pemanahan tenslotte zijn beloning. Zijn eerste stap was het bos van Mentaok om te kappen en daar bouwgrond van te maken waarvan hij later leven kon. Het bos van Mentaok lag ongeveer ten noordwesten van Kotagede en Ki Ageng Pemanahan begon in 1 51 3 met zijn werk. De grond was vruchtbaarder dan die van Kotagede en omstreken die meer aan de voet van een kalk steengebergte lag en slechts hier en daar dalen waren die enigszins met padi, cassave of mais beplant konden worden. In 1 587 veranderde het bos in een stad met een bevolking afkomstig van verschillende streken. Maar Kota gede was al vanaf Mataram I altijd een hoofdstad geweest en was niet alleen een politiek centrum maar ook van volksnijverheid, gebrand zilver en andere volksnijverheid zoals batik. Vooral toen Panembahan Senopati, de eerste koning van Mataram II, aan het bewind was, nam de welvaart van Kotagede toe, zodat de volksindustrie in gebrand zilver niet alleen in de behoeften van de kraton en de regering kon voorzien, maar ook voor handels doeleinden diende. Van die tijd af was het gebrand zilverwerk door heel Indo nesië en ook in de naburige landen bekend, zoals Singapore, Burma, Thai land en China. Op dat ogenblik was er geen stad op Java die hetzelfde artikel kon produceren. Ondertussen groeide de stad in het gewezen bos van Mentaok zo snel tot zelfs op de hellingen van de Merapi en het Menoreh gebergte grote en mooie villa's werden gebouwd. En in werke lijkheid was deze nieuwe stad veel drukker, gezelliger en groter dan Kotagede en de mogelijkheid voor de uitbreiding was nog zo groot. De voor spelling van Sunan Giri werd nu be waarheid, toen de koning van Mata ram II, Sultan Agung, in het jaar 1 61 3, de nieuwe stad tot hoofdstad maakte. En vanzelfsprekend werd het ook de zetel van het paleis en het regerings centrum. In het begin kreeg de nieuwe stad de naam: Karta, later nadat deze de hoofd stad geworden was: Djokjakarta of Ngajogjakarta in het Javaans. Maar het centrum van de volksindustrie in het gebrand zilverwerk was niet te verplaatsen. Deze industrie zat reeds in het hart en aderen van bijna ieder een in Kotagede. En deze volksnij verheid werd ook van generatie op generatie overgeleverd. De Chinezen die in de Hollandse tijd de middenstandshandel in bijna alle sectoren beheerste, waren niet in staat de handel in gebrand zilverwerk in Kotagede over te nemen en kregen ook nooit enige invloed in de hoofd stad die maar hoogstens twaalf kilo meter in zuidoostelijke richting lag. "Kotagede was tot 1913 een portret waar de Javanen de economie be heersten en die soms de bijnaam kregen van: "Chinese Javanen". Omdat juist de bevolking minstens 99,4% uit Javanen bestond", dat zei toen van Bevervoorde, één van de residenten in die tijd. "De produktie en distributie van ge brand zilverwerk was één van de voornaamste handelsactiviteiten in de 19e eeuw en misschien ook nog in de toekomst", zo had Mitsuo Nakamura in een Japans tijdschrift geschreven. "Al was Kotagede nooit meer de hoofdstad en ook niet het centrum van politieke activiteiten", zo schreef hij verder. Gebrand zilver werd nog steeds met de hand vervaardigd, al werden er wat moderne hulpgereedschappen in ge bruik genomen. Maar de produktie werd gericht op de wensen van de tijd en de gebruikers en trachtte ook in alle behoeften te voorzien, zoals bijvoor beeld: portret- en schilderijlijsten, muur- en wandversieringen, asbakken in allerlei modellen, bloemvazen, kan delaars, theebladen en allerlei soorten eetservies en nog vele andere artikelen, te veel om allemaal genoemd te worden. En geen streek in Indonesië kon deze kundigheid evenaren. Deze volksnijverheid werd gewoon in huizen van de bevolking bedreven en dit betekende tegelijk een centralisatie van de werkers. Het werk werd in twee soorten verdeeld, aangenomen werk en daggelders. Bij aangenomen werk Links: Zilversmeden in Kotagede aan het werk. Rechts: zilveren voorwerpen vervaardigd in Kotagede.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 26