BOROBUDUR KERSTNACHT OP Detail van het had van de Buddha in de rivier. Ze doen me aan Kerstmis denken. Ik had ze in tijden niet gezien. Wij waren kortgeleden naar Spanje verhuisd en toen ik de boeken ging uitpakken, kwam ik ze toevallig weer tegen. Ze liggen geknield: drie mensen, alsof het de wijzen uit het oosten zijn. Achter hun rug lopen twee schapen weg, alsof het gaat over de velden, waar de herders de wacht houden over hun kudde. De hemel is vol van hemelingen, die bloe men strooien en misschien ook wel zingen, alsof het engelen in de kerst nacht zijn. Ik blijf er even naar kijken te midden van de kartonnen dozen van de verhui zing. Buiten zingen de vogels luidruch tig in de amandeltuinen, alsof het lente is geworden, terwijl het toch ook in Spanje herfst is. Ik hoor het, als ik in mijn kamer naar de drie mensen kijk. Ze knielen niet voor een kind in de kerstnacht en de schapen lopen niet weg van de velden rond Bethle hem en de hemelingen zijn geen engelen, die het duis ter van de nacht stuk zingen, tot sterren uiteenspatten in licht. De drie knielende mensen en de twee schapen en de hemelingen in een lucht zonder wolken staan op een van de wanden van de eerste gaanderij van Borobudur. Prins Gautama, die ze later Boeddha zullen noemen, staat in een ondiep riviertje. Zijn voeten zijn in het door schijnende water getekend. Je voelt, hoe hij ervan op knapt. Het lijkt, of hij lacht. Hij is uit zijn paleis wegge lopen. Hij wil een ander leven. Voordat hij het in gaat, neemt hij een bad in het riviertje. Weet U nog, hoe je daar vroeger na een zware tropendag van opknapte, als je ging mandiën, alsof je een heel ander leven inliep, zingende op je sloffen. Zo zal prins Gautama een ander leven inlopen. Dan wordt hij Boeddha en is hij niet langer prins Siddharta Gautama. En de hemel kijkt toe en strooit bloemen, zoals de hemel toekijkt en zingt in de kerstnacht en misschien ook wel bloe men strooit, al schrijft niemand erover. Prins Gautama in het riviertje lijkt veel op Jezus, als hij zich in de Jordaan laat dopen door Johannes de Doper. Ik denk aan Pierro della Francesca, een Italiaan se schilder uit de vijftiende eeuw, aan het begin van de renaissance. Hij schil derde, hoe hij de doop in de Jordaan heeft gezien. Ook daar staan voeten in ondiep doorschijnend water: de voeten van Jezus. Het lijkt wel, of de hemel je steeds maar weer dezelfde dingen wil laten zien: kerstnacht op Borobudur met hemelingen en schapen en knielende mensen; kerstnacht bij Bethlehem. De hemel zal er wel een bedoeling mee hebben, als steeds dezelfde dingen wor den getoond: een feestende hemel op Borobudur, een feestende hemel in de kerstnacht; voeten in doorschijnend water in Italië in de vijftiende eeuw en voeten in doorschijnend water een paar honderd jaar eerder op Midden-Java. De voeten in het water lijken zo vreselijk op elkaar, dat je haast gaat denken, dat Piero eens beeldhouwer op Midden-Java is geweest. Het rieliëf op Borobudur doet me den ken aan Kerstmis: de schapen - ook al ziet iemand er gazellen in, voor mij zijn het schapen - en de engelen en de knielende mensen. Maar het meest toch prins Gautama, die een ander leven wil, die uit zijn paleis is gelopen. Voordat hij Boeddha wordt, is hij Bodhisattva. Dat is eigenlijk iemand die in de hemel hoort, maar die eruit wegloopt en de aarde opzoekt om als mens onder de mensen te zijn, een hulp voor mensen. Paulus heeft het in de Filippenzenbrief ook over Kerstmis. Bij hem begint het niet in Bethlehem, maar in de hemel. Hij maakt er een heel verhaal van: Christus zag er uit als God. Hij leefde als God. Hij had de gestalte van God, maar hij neemt een andere gestalte aan: hij wordt mens en zoekt de aarde op. Lees het maar eens na in de kerstnacht: Filippenzen 2:5- 11Kerstmis begint in de hemel. Het verhaal van prins Gautama begint ook in de hemel. Borobudur laat zien, hoe de Bodhisattva zich klaar maakt om af te dalen op aarde en hoe zijn moeder, net als Maria, op wonderbare wijze zwanger wordt. Dan komt de Bodhisattva op aarde. Hij herinnert zich, dat hij een ander leven wil de. Dan buigen drie mensen voor hem. En de hemel kijkt toe en strooit bloemen, zo als de hemel toekijkt en zingt en mensen buigen, als Christus, die in zijn paleis in de hemel woonde, een nieuw leven is ingegaan in Bethle hem. Het reliëf doet mij heel erg aan Kerstmis denken. Het staat allemaal nog weinig beschadigd op een van de glasplaten, die de fotograaf Van Kinsbergen er in 1873 van maakte. De tijden zijn eroverheen gegaan. Boro budur is er niet zonder kleerscheuren van afge komen. Vooral de laatste tijd heeft Borobudur be schadigd. En de drie men sen, die buigen voor de hemel, die afdaalt op aarde in de gestalte van de Bo- dhisaattva, hebben in 1970 geen gezicht meer. Buiten zingen de vogels nog steeds luidruchtig in mijn amandelbomen. De zon is boven de bergen uitgekomen, zoals vroeger op Lembang de zon over de Prauw heenklom. En ik denk: de wijzen hebben geen hoofd meer. Wij leven in een wereld, waarin om de een of andere duistere reden het gevoel voor de wijsheid van de hemel aan het verdwijnen is. En met "duister" bedoel ik, wat Indië met "angker" bedoelt. Ik kijk in een van de boeken van Bernett Kempers. Ik kijk naar een foto van de knielende mensen uit 1970, bijna hon derd jaar nadat Van Kinsbergen het reliëf fotografeerde. Het lijkt wel, of Borobudur me wil zeggen: mensen hebben in jouw wereld (lees verder volgende pagina) 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 4