120.000 Militairen door de modder C. A. HESHUSIUS "De laatste jaren van mijn actieve loopbaan was ik militair attaché in o.m. Parijs en Bern. In die functie had ik veel contact met Indonesische collega's. Andere collega's keken toe en waren zeer verbaasd dat dit contact zo hartelijk was. Ze dachten dat Nederlanders en Indonesiërs elkaar tot in eeuwigheid zouden haten. Wat zij niet begrepen is dat een eeuwenoude verbondenheid niet zomaar verloren gaat, zelfs niet door een onafhankelijkheidsstrijd. Die strijd is geweest, is voorbij. Wie de kracht en de waarde van die verbondenheid ook niet begrijpt is Lou de Jong. Eén keer heeft hij een georganiseerde drieweekse reis naar Indonesië gemaakt en je kunt je afvragen of dat genoeg is wanneer je staatsgeschiedschrijving over Indië gaat plegen." Aan het woord is kol. b.d. C. A. Heshusius, de man die Nederland onlangs heeft voorbereid op het komende oordeel van het Geweten van Nederland voor de jaren 40: dr. L. de Jong. In Moesson van 1 december 1987 hebben wij erover bericht: in april a.s. verschijnt deel 12 ("Epiloog") van de staatsgeschiedschrijving "Het Konin krijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog". In een paragraaf van hoofdstuk 7 van dat deel 12 bestempelt Lou de Jong hen, die in de jaren 1945- 1949 in Indonesië aan Nederlandse kant hebben gestreden, als oorlogs misdadigers. De heer Heshusius is "meelezer" van De Jong en een mee lezer is iemand die de concept-hoofd stukken voorgelegd krijgt om er com mentaar op te geven. Dat commentaar kan De Jong naar believen wel of niet verwerken in zijn uiteindelijke versie van het boek. Kol. b.d. Heshusius: "Toen ik het con cept gelezen had, ben ik in woede ontstoken. Ik heb mijn commentaar geschreven, 41 pagina's vol en die gezonden aan De Jong. Maar ik heb hem ook geschreven dat ik hard aan de bel zou trekken. Tot geheimhouding ben ik niet verplicht. Ik heb toen contact gezocht met o.m. het Oud Strijders Legioen, collega's en de media. Wat daarvan gekomen is, is de recente golf van publiciteit. Met het concept-hoofdstuk 7 ben ik bewust naar buit-en getreden om te voorkomen dat straks deel 12 gewoon verschijnt - en het kwaad dus al is geschied - en achteraf alleen nog maar moeizaam geprobeerd kan worden om tot rectifi catie te komen. Wat dat betreft heb ik veel geleerd van de ervaringen van het Comité Geschiedkundig Eerherstel. Om mijn kritiek kort samen te vatten: ook wat hoofdstuk 7 betreft heeft Lou de Jong geen afstand kunnen nemen van zijn ingebouwde politiek gekleurde vooringenomenheid. Het is de tragiek dat hij als historicus die in opdracht en op kosten van De Staat een deel van de geschiedenis van het Koninkrijk moet schrijven de geschiedenis van Indië niet kent. Wat hij in hoofdstuk 7 schrijft is ronduit knudde: zonder exacte gegevens aan te dragen, zonder in te gaan op achtergronden en omstandig heden haalt hij zo'n 120.000 militairen door de modder. Het gaat mij niet om het ontkennen dat er zich excessen hebben voorgedaan, maar om het feit dat De Jong zonder blikken of blozen doet alsof de Nederlandse- en Knil- militairen een grote bende op hol geslagen moordenaars waren. Ook het leger is een afspiegeling van de maatschappij. Je vindt er alle soor ten mensen in terug, ook misdadigers die zich ontpoppen als er geen controle is. Maar zoals in de echte maatschappij vormen de kwalijke elementen ook in het leger slechts een fractie." Het bekend worden van de inhoud van C. A. Heshusius is in 1916 te Den Haag geboren. Twee jaar oud was hij toen hij met zijn ouders naar Indië ging, waar zijn vader civiel gouvernements vee arts zou worden. Djocja, Tegal en Palembang zijn met name de plaatsen waar het gezin Heshu sius heeft gewoond tot het in 1927 terugkeerde naar Neder land. In Djocja had vader Heshu sius ook de zorg voor de paarden van het aldaar gelegerde garni zoen van het Knil en de latere kolonel C. A. Heshusius verge zelde zijn vader dagelijks op zijn bezoeken aan de tangsi. De kiem van zijn latere militaire loopbaan zal toen zijn gelegd. In 1936 kwam C. A. Heshusius op de K.M.A. en 3 jaar later vertrok hij als Knil-officier weer naar Indië. Tijdens de Japanse bezetting heeft hij vastgezeten op Java. Tijdens de eerste poli tionele actie was hij als kapitein van de Pantsertroepen actief op West- en Midden-Java. Gedu rende de tweede actie zat hij in opleiding. Na de soevereiniteits overdracht was kapt. Heshusius verbonden aan de Nederlandse Militaire Missie te Djakarta. In 1951 repatrieerde hij en hier zette hij zijn loopbaan voort, een carrière die zou eindigen als Militair Attaché bij de Neder landse Ambassades te Parijs en Bern. Na zijn actieve dienst was Kol. Hehusius werkzaam voor de Sectie Militaire Geschiedenis van de Koninklijke Landmacht. Samen met zijn collega majoor H. L. Zwitser bezocht hij in het midden van de jaren '70 Indo nesië voor het verzamelen van gegevens ten behoeve van een militair geschiedkundig werk over de jaren '45-49. Het daaruit voortgevloeide manuscript ligt nog in zijn la. Defensie heeft er (nog) geen belangstelling voor. het concept-hoofdstuk 7 heeft veel kritiek op De Jong losgemaakt. Velen hebben brieven geschreven aan De Jong en allen kregen een briefje terug, waarin de rijkshistoricus meedeelde geen verantwoording te willen dragen voor zijn eigen (uitgelekte) concept hoofdstuk, maar alleen voor de defini tieve tekst die in april verschijnt. Voor de media was hoofdstuk 7 een vette kluif en tot veler verbazing was het de AVRO, de omroep van het Indisch Oorlogsmonument, die in een uitzen ding van Televizier enkele labiele figuren aan het woord liet die onder leiding van de gesprekspartner uit drukkelijk beaamden wat De Jong heeft geschreven. Alleen prof. Van (lees verder volg. pag., 1 e kolom onderaan) 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 12