8 maart 1942 en een vergeten strijder
Hij was een kapitein die het zinkende schip niet heeft verlaten en naast al zijn bekende
kwaliteiten heeft die standvastigheid zijn naam gegrift in de harten van hen die het hebben
meegemaakt: 8 maart 1942, de val van Nederlands-lndië.
Jhr. Mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, gouverneur-generaal, wordt tijdens
herdenkingen dan ook met groot respect herdacht en zijn foto hangt niet zelden naast die
van Koningin Wilhelmina. Wie zelden of nooit wordt genoemd is zijn adjunct: dr. H. J. van
Mook, luitenant gouverneur-generaal. En thans, 46 jaar na dato, mogen wij ons (opnieuw)
afvragen of dat negeren van Van Mook terecht is.
Hubertus Johannes van Mook was de
zoon van een Nederlands onderwijzers
echtpaar dat zich in 1 893 in Indië had
gevestigd. Hij werd in 1894 in Sema-
rang geboren. In Indië doorliep hij de
middelbare school en in Nederland
studeerde hij Indologie te Leiden.
Voor en na de oorlog was Indië zijn
werkterrein èn zijn thuis. Met Ritman
mogen we zeggen dat Van Mook een
Indische jongen was. Iemand die Indië
kende en die van dat land hield. Het
meest bekend is hij om de wijze
waarop hij in '48 door minister E.
Sassen met een briefje van een paar
regels de laan werd uit gestuurd, maar
dat briefje zegt meer hoe in die tijd in
Den Haag met Indië werd omgegaan
dan over Van Mook. Hoewel, een reus
als Van Mook was misschien niet
anders dan met een gifspuit in de rug
uit te schakelen.
Want een reus was hij. Niet omdat hij,
zoals dr. L. de Jong (zich verschuilend
achter een uitspraak van D. M. G.
Koch) schrijft dat Van Mook gebouwd
was als aanvoerder van een rugby-
elftal, maar omdat hij vanuit zijn kennis
van en liefde voor Indië het opnam
tegen Nederlandse politici, die in het
deftige Den Haag en na mei '40 in het
verre Londen grootse plannen voor
Indië maakten, veel van Indië eisten en
tegelijk in gebreke bleven om die
plannen en eisen geëffectueerd te
krijgen.
"Doorvechten, niet capituleren" klonk
het vanuit Londen. "Iedere comman
dant moet zelf bezien of de situatie in
zijn eigen omgeving in het uiterste
geval tot capitulatie noopt." Als de
overmacht geweldig is, de verwarring
groot en middelen (wapens, vliegtui
gen) miniem, dan klinkt dat krijgshaftig
maar - mogen we nu wel zeggen - niet
reëel.
Wanneer de beroemde 6 december-
toespraak van Koningin Wilhelmina
als gouden sleutel voor nieuwe tijden
wordt gebruikt, maar in de boezem van
het (oorlogs)kabinet te Londen gevon
den wordt dat deze toespraak bepaald
niet ruim geïnterpreteerd mag worden,
dan kan worden gesproken van twee
slachtigheid, iets wat Van Mook vreemd
was. Als voorman van de "Stuw-groep"
H. J. v. Mook 1894-1965
had hij een rotsvaste doelstelling: een
zelfstandig Indië in rijksverband. Een -
zij het opgedrongen - voorproefje hoe
dat zou kunnen zijn, was de periode
mei '40 - maart '42.
De denkbeelden van Van Mook wekten
wantrouwen in Nederland en ook Tjarda
van Starkenborgh Stachouwer had
vraagtekens. Zoveel zelfs dat hij na
Van Mook's vertrek op 7 maart 1942
naar Australië opdracht gaf aan A. H. J.
Lovink om minister-president Ger-
brandy op te roepen, tegenwicht te
bieden aan de visie van Van Mook. En
wat was die visie? Niet langer praten
en wachten, maar serieus reageren op
de serieuze en logische ontwikkelingen
in Indië en daarbij niet vasthouden aan
een Nederlandse suprematie. Ofwel:
Nederland in dienst van de Indische/
Indonesische belangen.
Van Mook kwam tijdens de oorlog
steeds meer tot de overtuiging dat alle
krachten wat Indië betreft gericht
moesten zijn op een direkte, duidelijke
en nieuwe aanpak van zaken zodra de
bevrijding daar zou zijn. Hij voorzag
dat de oude vooroorlogse situatie niet
meer terug kon komen en daarvan
probeerde hij Londen te overtuigen.
In datzelfde Londen werd hij benoemd
tot minister van Koloniën en later tot
luitenant-gouverneur-generaal. De
"waarschuwing" van Tjarda leek dan
ook niet gehoord. Wie echter "De
scheuring van het rijk" van prof. P. S.
Gerbrandy leest en ziet hoe de oorlogs
premier daarin Van Mook opgewonden
in stukken schrijft, weet dat Gerbrandy
de boodschap van Tjarda in zijn achter
hoofd bewaard heeft.
Van Mook, het is bekend, heeft zijn
doel niet kunnen bereiken. De grote
rol die hij in de na-oorlogse jaren heeft
gespeeld, laten we hier rusten, alleen
zij nog gewezen op het verwijt van
Gerbrandy in zijn eerdergenoemd boek
dat Van Mook zich niet heeft gedragen
als een dictator en dat hij heeft toege
geven aan de internationale druk om
de eerste politionele actie te stoppen!
Was hij doordrongen geweest van de
Nederlandse belangen, dan had hij op
zijn bevel laten doorvechten! In 1946
al schreef prof. W. Schermerhorn, toen
voorzitter van de Commisie-Generaal
in zijn "Geheime Dagboeken" dat de
kennis van Gerbrandy van Indië op zijn
minst merkwaardig was. Maar was hij
de enige. Is hij de enige? Wie wel
kennis had van Indië was dr. H. J. van
Mook. Aan de vooravond van de capi
tulatie heeft G.G. Tjarda hem - zij het
met een vraagteken - met anderen
weggezonden om buiten bezet gebied
de Indische belangen te behartigen.
Begrip, werkelijk begrip van wat de
echte Indische belangen waren, heeft
hij proberen bij te brengen. Een man
die zijn beste krachten heeft gewijd
aan pogingen om een nieuw en veilig
Indisch huis te bouwen waarin iedereen
zich na de oorlog veilig zou weten,
verdient het niet om vergeten te wor
den, ook al heeft hij niet vastgezeten
en ook al heeft hij zijn doel niet
kunnen bereiken omdat Nederlandse
partij-politiek hem dat belette.
RALPH BOEKHOLT
(lees verder pag. 5, 1e kolom onderaan)
4