zwe
tusscn
en zon
(IV)
SCHIPBREUKELINGEN IN DE INDISCHE OCEAAN
-*■- '*^/w f.
door Victoria Kaulbach naar gegevens van Henk van Eek
Het ss "BINTOEHAN" was vertrokken uit Padang en liep volgens het vaarschema
de plaats Natal aan. Nadat gelost en geladen was, hetgeen met de eigen
sloepen plaatsvond, vertrok het schip via Sibolga naar de plaatsen Lahewa en
Goenoeng Sitoli op het eiland Nias.
In de kleine hoofdstad van het eiland, Goenoeng Sitoli, was het bestuurskantoor
gevestigd; daar woonden de assistent-resident, de controleur Binnenlands
Bestuur, een dokter en een veearts. Deze laatste controleerde de grote fokke
rijen van voornamelijk varkens.
Vanuit zee gezien en vanaf de ankerplaats op de rede, lag het stadje achter het
met palmbomen omzoomde witte strand.
Wanneer de BINTOEHAN - het regel
matige lijnschip - eenmaal in de veer
tien dagen ter rede ankerde, kwamen
altijd de daar wonende gezagsdragers
aan boord, die dan onthaald werden
op een "koele dronk" en een daarop
volgende maaltijd, en die daarna
weer huiswaarts keerden met
een staaf ijs en verse groenten.
Verdervoerde BINTOEHAN naar
Telok Dalam, een kleine plaats
op de zuidelijke punt van Nias,
waar op een dinsdagochtend
geankerd werd.
Het plaatselijk bestuurshoofd
was een militair, die vergezeld
van een magere Chinees aan
boord kwam met een alarme
rend bericht, n.l. dat het Chinese
schip het ss "HONG HUAT"
zondags, dus twee dagen eer
der, op een rif was gelopen en
zinkende was.
De Chinees die hem vergezelde,
was de hoofdmachinist van dat
schip en bevestigde deze mede
deling, waarbij hij verder ver
klaarde door loting te zijn aan
gewezen om te trachten hulp te
zoeken, waarbij hem slechts een
vlet ter beschikking stond.
Zijn schip was lek geslagen en
maakte slagzij, zodat de veertig
opvarenden in gevaar verkeerden.
Hij had roeiend naar land gezocht
en was uiteindelijk uitgeput in de buurt
van Telok Dalam aan land gekomen.
Van daaruit had de bevolking via het
dorpshoofd e.e.a. gerapporteerd.
Daar de man niet wist waar het onge
luksrif lag, werd - de wind en de
stroom in aanmerking nemende -
besloten om vanuit Telok Dalam in de
koers Noord-West te gaan zoeken. Dat
was zoeken naar een naald in een
hooiberg, een vlo op het water! De
BINTOEHAN vertrok daarop in de vast
gestelde koers terwijl een nogal harde
wind opstak en er een golvende zee
stond.
Tegen de middag werd een rif gezien,
een lange streep witkokende branding
maar verder niets, geen schip, geen
mensen, zodat het ergste werd gevreesd.
De Chinese hoofdmachinist stond ver
loren te kijken en veronderstelde dat
het schip wel gezonken zou zijn en
alle opvarenden verdronken. Het was
tenslotte reeds twee dagen geleden
dat hij het schip verlaten had en
misschien was het een ander rif ge
weest.
Na rijp beraad werd besloten verder te
zoeken omdat er op de zeekaart meer
dere riffen en ondiepten stonden aan
gegeven.
Besloten werd naar het rif Pandjang te
varen niettegenstaande de wat toege
nomen wind en zeegang. Dat rif was
berucht door zijn vele ongelukken.
En inderdaad, enkele uren later werd
op een zeker ogenblik in de verte iets
gezien dat heel vaag op een schip
leek.
Naderbij gekomen bleek dit inderdaad
het geval te zijn en ook het rif tekende
zich nu duidelijk af.
Er was blijdschap te zien op het gezicht
van de Chinees, maar ook angst.
Bij verdere nadering was het schip
duidelijk zichtbaar. Het lag met een
slagzij van wel zestig graden over
bakboord en tot aan de commmando-
brug onder water. Vlak achter het
schip bleken op een zandplaat de
opvarenden te staan, die het schip
hadden verlaten vanwege het gevaar
van omslaan. Duidelijk was beweging
te bespeuren, armen werden in de
hoogte gestoken. Het zoeken was
beloond!
De BINTOEHAN ging ten anker in 47
meter water en in de peiling van het rif
op 105 graden.
De motorboot werd uitgezet en de vlet
om naar de drenkelingen te varen,
terwijl tevens een sloep werd neer
gelaten om de mensen mee te nemen.
De mensen op het rif die stonden te
zwaaien en te roepen, dienden nog
voor het duister zou invallen uit hun
hachelijke positie gered te worden, en
dat zou moeten gebeuren met de
vlet, die maar heel weinig diep
gang had en dus het dichtst bij
de mensen kon komen.
Toen de vlet de zandbank heel
dicht genaderd was, konden vier
vrouwen zich wadend door het
water naar de vlet begeven, en
deze bracht hen daarna naar de
dichtbij liggende sloep achter
de motorboot. Tranen van op
luchting en dankbaarheid!
Daarna volgden, telkens met vier
man tegelijk, de rest van de schip
breukelingen, en voer de motor
boot weer terug naar het schip.
De Chinese hoofdmachinist
verwelkomde hen meteen brede
en gelukkige grijns en daarna
volgden de eerste verhalen.
Aan boord van de BINTOEHAN
werd onmiddellijk voor eten en
drinken gezorgd, zodat men
geleidelijk aan weer op verhaal
kon komen.
Het ss HONG HUAT was door
onbekendheid met de vaarroute
op het rif gelopen, en had vrijwel
direkt slagzij gemaakt, zodat de
gezagvoerder allen had gelast het
schip te verlaten.
Wadend door het water hadden allen
zich naar een wat hoger gelegen zand
plaat begeven met medeneming van
enkele zakken rijst en een klein deel
van hun bezit. Gedurende twee dagen
had men geleefd van de rauwe rijst,
terwijl men regenwater had opgevan
gen in blikjes, in hoeden en zelfs in
schoenen.
Men was in de veronderstelling dat de
hoofdmachinist niet terecht was
TOBA MEER
SIBOLGA
LAHEWA
NATAL
Padang
BATU ARCHIPEL
De vaarroute van het s.s. "Bintoehan" met links van
Nias de plaats des onheils.
6