Zij zullen ons vaak opzoeken en de kinderen zullen later deelnemen aan alle partijtjes in onze tuin, die voor verjaardagen gegeven worden. Als onze dochter geboren is, komen zij ons opzoeken in het ziekenhuis en later thuis, evenals de rijksbestuurder en zijn vrouw. Wij worden vrienden van elkaar. Als mijn man aan Pakoe- ningrat vroeg: Wil je een biertje? zei hij: graag. Mag je wel alcohol drinken, vroeg mijn man? Neen, maar als u het aanbiedt is het niet hoffelijk om te weigeren! Als onze dochter - 3 jaar oud - plotse ling door haar broertje wordt voorbereid om naar de kleuterschool te gaan, komt zij naast Noerdi Pakoeningrat (5 jaar) te zitten. Als mijn man langs rijdt om te zien of ze er niet naar snakt om naar huis te gaan, blijkt zij het op het schooltje heerlijk te vinden. Zij wil boterhammetjes. Noerdi is bezig een ketting voor haar te rijgen. Wij gaan met verlof naar Holland. Als wij terugkomen, ontmoet ik de Ratoe Pembajoen bij de fotograaf. Ze haalt daarfoto's van haarvader. Weetje, dat wij niet eens een foto van je papa hebben, zeg ik. O neen, neem deze dan maar eerst! Enige dagen later als ik op straat wandel met ons derde kind, komt er een auto met een song song achter mij aan rijden en stopt. We hebben een foto van de sultan bij ons, mevrouw. 0 wat fijn, ik ga nu naar huis. Als ik thuis kom, speur ik op de diverse tafels op zoek naar de foto. Daar komt mijn huisjongen aan. Ndoro! dit is gebracht! Inderdaad een foto - met een prachtige lijst. Een foto van 1 meter bij 80 centimeter stond daar in een hoek te pronken. Hij moet opgehangen worden met het gezicht naar het oosten, ze komen controleren of hij goed hangt. Ach - wat heeft de oorlog voor ons veel stuk gemaakt - veel goede en mooie con tacten verbroken. Het was mijn man, die op verzoek van de sultan zijn zoon in Leiden op moest bellen om naar huis in Jogja terug te keren, omdat hij voor hem de toestand in Europa èn in Nederland niet veilig achtte - en terecht. Zo las u reeds eerder in dit blad, dat de vader zijn zoon zelf van Priok wilde halen (ondanks zijn suikerziekte en zijn slechte lichamelijke toestand). Het liep slecht af. In de trein werd de sultan onwel, ook mijn man en ik stonden temidden van vrienden en autoriteiten op het perron te wachten, toen er een geweldige donderslag klonk. Een donderslag bij heldere hemel! Er ging een gemompel onder de Javaanse aanwezigen. Vol schrik stamelden zij: de sultan is dood! Het scheelde niet veel. Naar het ziekenhuis getransporteerd overleed hij spoedig. Zielig, zo'n aankomst voor de jonge prins in het ouderlijk huis, waar hij na jaren terugkeerde. Hij werd gesteund door de oprechte vriendschap en deelneming van Gouverneur Adam, die hij dan ook Bappa noemde. De jonge sultan was een flinke, recht schapen figuur, die zich in moeilijke jaren moest zien te handhaven. Japan ners overmanden en overspoelden Indonesië, de Nederlanders werden in kampen opgesloten. Een triest einde van een gelukkige tijd vol romantiek. Waar waren de mooie kunstvoorwerpen terecht gekomen, die je toch verzameld had als herin nering aan dat schone land? Je bezit was je kwijt, je huis in Kalioerang was verbrand. Maar de liefde bleef, de liefde voor dat land en dat lieve volk. De atoombom viel en bracht bevrijding voor ons en velen. En o, wonder, ons gezin vond elkaar terug uit Ambarawa en Tjimahi, in het huis van de secre taresse van mijn man in Jogjakarta. Sultan Hamengkoe Boewono VIII (1921-1939) in hofomaat. (Foto: Archief I.W.I.) Zes gelukkige weken volgden, waarin we weer naar elkaar terug moesten groeien, maar waarin je ook kon op maken, dat er een nieuw Indonesië ontstond, een Indonesia Raya - optoch ten op straat van jonge vrouwen en mannen met spandoeken en soms angstwekkende leuzen, leder mens wil altijd zijn kans om vrij te zijn aangrijpen. En daarvoor moest wat in de weg stond om dat doel te bereiken - weer opgeruimd worden en opgebor gen. Zo werden vele Nederlanders op Midden-Java - het brandpunt van de revolutie - naar suikerfabrieken ge transporteerd. Ik zal nooit vergeten, hoe de jonge sultan, zijn volgelingen opriep om bijeen te komen op de aloon-aloon en hen zo toesprak: Eén ding vraag ik van jullie: Wij die onze Merdeka wensen, laten wij die ook toewensen aan anderen. Merdeka Vrijheid) voor allen. Veiligheid voor jullie door veilige opsluiting, zo legde Soekarno het ons later uit in zijn rede, toen hij de kampen bezocht met Hatta en Pangeran Hongowongso, een goede vriend uit de Kraton, die mij heel stilletjes een briefje van mijn man overhandigde. Langs vele wegen en fabrieken wer den wij Nederlandse vrouwen, die in de Japanse kampen hadden gezeten via het Rode Kruis bevrijd en kwamen wij in gesloten gevangeniswagens op het station in Jogjakarta aan. Een schamel groepje van 150 vrouwen en kinderen moesten met de trein mee over Solo naar het vliegveld, waar Engelse bommenwerpers ons naar Semarang zouden transporteren. Wie schetst onze vreugde, toen wij op dat station ontvangen werden door vrien delijke Javaanse militairen, die ons uit grote drums hete koffie presenteerden en aan ieder, klein en groot een besèkje overhandigden met een lint saamgebonden, met in de hoek een koperen cent met een speld vastge maakt (symbool van geluk).Daarin zat heerlijke gele rijst met bijgerechten. Een slametan - voor ons - van de sultan van Jogjakarta. Een onvergetelijk einde en afscheid van Jogja, dat mij tot tranen bewoog. Ik heb hem nooit kunnen danken voor deze geste. Een jaar later, na één jaar recuperatie verlof moest mijn man naar Makassar om mee te helpen de financiën in Oost-lndonesie te ordenen, zonder mij. Nog een jaar later, eindelijk weer samen, werd hij als hoofdambtenaar in Bandung aangesteld bij de Pasundan in de Rumah Saté. De sultan was toen minister van financiën en zetelde in Jogja. Op een keer werd hij daarheen geroepen voor financiële besprekingen. In zijn hotel kamer vond hij een briefje van een van zijn oude Javaanse vrienden: Er is een groot feest in het oude gouverneurs huis, een voorname bruiloft. Wij nodi gen je uit om daar aanwezig te zijn, zodat jij je oude vrienden ontmoeten kunt en zij jou. Zo gebeurde het, hij heeft zelfs de volgende dag door de oude bekende stad gewandeld en voel de zich heel alleen - een blanke man tussen bruine mensenvrienden. 1951. Nederlandse ambtenaren moe ten weg uit Indonesië. Nog een half jaar was mijn man werkzaam op "Cultu rele Samenwerking Nederland-lndo- nesië" - in Jakarta en woonden wij in de oude stad in een paviljoen van het paleis van één van de oudste gouver neurs-generaal - nu het Landsarchief. In een van de laatste weken sta ik, in een winkelbuurt bij de straat te wach ten, als een bedjak me passeert. Er wordt geroepen. De bedjak staat stil. Een aristocratisch geklede Indone sische dame stapt uit. Mevrouw v. L. roept zij, hoe maakt u het? (lees verder pagina 8) 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 5