DE MOOISTE STEEN UIT
EEN VERLOREN TIJDPERK
VARIA
Veel Indisch
weinig Europees
TOKO BANDUNG
Rijsttafelspecialiteiten
Het laatste wat mijn moeder in Malang kocht voor we in 1940 naar Soerabaja
verhuisden, waren twee stenen tjobeks. Eén kleine, één grote. "Uitgerekend",
zei mijn vader, "kun je die zware dingen niet in Soerabaja kopen?"
"Deze ziin van echte steen, misschien kun je daar alleen die van wadas
(tufsteen) krijgen. Deze gaan een mensenleven mee, heerlijk geen gruis meer
in de sajoer!"
Bij een tjobek van wadas oelekte je altijd wat van het zachte oppervlak mee en
dat hield niet op. Een aardewerk tjobek (het meest in gebruik bij roedjak- en
petjel-verkoopsters want die stenen waren niet te tillen), was eigenlijk beter.
Eerst wel even wat gruis, maar na een poosje werd de aarden bodem door de
inwerking van vocht en olie van de lombok e.d. gladder en harder. Bij de
stenen tjobek hoorde een stenen oelekan, bij de aarden tjobek een van hout,
liefst eentje van de bamboe wortel.
Maar wat voor tjobek of oelekan je ook gebruikte, het was een kwestie van
aanvullen en aanvoelen tussen gebruik en gebruiksvoorwerp. Hoeveel
kracht, hoeveel druk kwam er aan te pas? Als ik mijn moeder of kokkie zo
bezig zag, waren ze bezig met een kunstige vorm van handenarbeid.
De twee stenen tjobeks gingen dus mee naar Soerabaja. Het mensenleventje
van mijn lieve moeder duurde nog maar 8 jaren. De tjobeks overleefden net
als wij de Japanse bezetting, maar ze overleefden ook onze gehele familie. Ik
sjouwde ze mee naar Borneo, waar ze ongetwijfeld een bezienswaardigheid
zouden zijn geweest, als men geweten had dat ik die dingen in huis had, want
in heel Sampit was geen steen te bekennen. Dat ik niet met tjobek en al door
de vermolmde houten vloer van ons palenhuis ben gezakt is iets waar ik me nu
nog over verbaas.
Na Borneo (waar ik getrouwd ben) terug naar Djakarta. Met de tjobeks. Na 4
jaar gerepatrieerd. Met de tjobeks. In Nederland iedere dag (of bijna iedere
dag dan) was de kleine tjobek zeker in gebruik. Daarin oelekte ik sambel, de
grote tjobek was voor boemboes met veel uien en ingrediënten. Na 8 jaar
Nederland geëmigreerd naar Amerika. Met de tjobeks en de stenen oelekans.
Als er iets te toemboeken viel, in de tjobek. Ze waren immers onbreekbaar,
onsterfelijk?
Na 5 jaar Amerika terug naar Nederland. Van de grote tjobek deed ik afstand,
ik gaf hem aan Marijke Steevensz, daar vond hij een goed tehuis en zou men
van zijn diensten met dank en ere gebruik maken. Zijn kleine broertje nam ik
mee naar Nederland.
Zeker 5 dagen in de week, 48 jaar lang is mijn kleine Malangse tjobek in dienst
geweest. En nog. Op een dag schraapte ik de sambel op een schaaltje en toen
zag ik tot mijn schrik een rood plekje op het aanrecht. De tjobek sijpelde
lombok-sap door, er zat een gaatje in de bodem. Toen, toen pas ontdekte ik
hoe dun de stenen bodem was uitgesleten. Moet ik mijn dierbare steen uit een
lang verloren tijdperk pensioneren? Ik moet er niet aan denken! Geen
elektrisch apparaat in mijn keuken, geen draaiend, persend, snijdend,
stampend, wrijvend, vermorzelend machientje dat niet weet waar Malang,
Sampit, Whittier, liggen, dat niet weet dat ik af en toe last heb van bursitis
in mijn schouder, alleen reageert op stand 1, 2 en 3.
Als ik niet gecremeerd zou willen worden dan zou dit best mijn grafsteentje
mogen zijn. Maar of ik hem daar een plezier mee zou doen?
L.D.
Ik maak oerap van rauwe raapstelen
(heel fijn gesneden) met taugé (over
goten met kokend water, enkele minu
ten laten uitlekken) de kruiden daar
voor kent iedere huisvrouw wel. Ik
gebruik de droge, geraspte klapper,
die ik eerst met een weinig water
opwel.
Een "slaatje" van gewone of ijsberg
sla, of het hart van andijvie waardoor ik
een grof-geraspte Elstar appel meng,
met mayonaise of z.g. French dressing.
Eet dit vaak bij wijze van groente met
vlees en aardappels.
"Zwarte Kip" dessert: in kleine, gla
zen bakjes of portglaasjes opdienen.
Tapé singkong in hapklare stukjes
snijden en op de bodem leggen, daar
overheen advocaat schenken (zeker 1
cm hoog), wat chocolade erover.
C. DIEDRICH-VAN RIJN
Mijn man is Indisch en ik ben
Hollands (tot nu toe nog nooit in
Indonesië geweest). Onze drie zonen
zijn in Nederland geboren en groot
gebracht. Toch zijn wij in bepaalde
opzichten een Indisch gezin: zeker
voor wat betreft de maaltijden.
De kinderen hebben soms wel eens
voorkeur voor Europees eten maar
eten gemiddeld ook vijf maal perweek
Indisch. Altijd gebruik ik originele in
grediënten, alles vers, nooit gedroogd
en nooit instant.
Ik heb nooit nagelaten sterk ruikende
gerechten te maken terwille van de
buren. Hun bloemkool en zuurkool
lucht vind ik ook niet lekker! Als je
eens een keertje een sambal goreng
en wat sajoer bij je buren brengt, kan
je de beste maatjes blijven!
Mijn man heeft uiteraard zijn voorkeur
voor bepaalde gerechten, maar in
principe is hij een "alles-eter", zo lang
het maar rijst is! Bij de rijstmaaltijd
drinken wij ijswater, bij chinees eten
thee en bij Europees eten wijn.
Gezamenlijk ontbijt alleen in het
weekend en dan eten we meestal
brood maar ook wel ketan met klapper
en goela djawa, nasi goreng of nasi
goeri. Veel van mijn kennis van
Indisch eten heb ik uit de kookboeken
van Keijner (natuurlijk), W. Loggers en
Mw. Keasberry.
Ketjap, knoflook en tjabé rawit bij
Europese gerechten doet wonderen!
Mijn verse kruiden vries ik in, evenals
bepaalde sambal gorengs en sajoers.
W. M. HOEBEN-VAN BRUMMELEN
Europassage 37-39
1966 WH HEEMSKERK
10