EN WAAROM OOK NIET? tmtm 2Ü v. v.-v X5 SAMBEL GORENG MOSSELEN IN HET ZUUR EEN VERDRIETJE GETROOST 6 Nog vaak vragen kampkinderen van "toen" of ik hen kan vertellen HOE precies het vrouwenkamp Struiswijk eruit zag en WAT er alzo te eten werd gegeven, hoeveel rijst enz. Aan de hand van een fotootje jaren na de bevrijding maakte ik een tekening van de buitenzijde van ons Jap's hotel met een van de vier uitkijkposten en waarom zouden we niet met gepaste trots een paar recepten mogen vermelden met de geringe middelen waarover we beschikten? De rijst laat ik buiten beschouwing, dat is een ander verhaal! Ik heb in Bandoeng in de Bloemenkampkeuken gewerkt, Sanintenkeuken in kamp Tjihapit en het laatste jaar in kamp Struiswijk bij Meester. De aangetekende recepten zijn uit een gedeelte van mijn keukenschrift destijds (gelukkig met alle namen van kooksters en stooksters). Wij hadden een fantastisch keuken-team, jongeren vooral, die in de beste jaren van hun leven in opgewektheid hun zware taak tot aan de bevrijding volbrachten. Wijzelf eten nu 2 keer per week zéker rijst met een of ander bijgerecht en/of sajoer (nu wel in een andere samenstelling) en onze twee dochters in hun gezin toch ook wel minstens eens per week, hebben niet zo'n uitgebreid kruiden assortiment en nemen daarom vaak hun toevlucht tot instant boemboe's. Gebruik hiervoor geen vers gekookte mosselen omdat het gerecht dan "amis" wordt. 1 a 2 potjes mosselen in het zuur 2 a 3 lepels fijngeneden sjalotten 2 a 3 tenen knoflook 2 lombok idjo I rode lombok stukje trassi suiker en zout naar smaak scheutje ketjap Wie maar I potje mosselen gebruikt neemt dus minder uien en knoflook. Lombok mag meer zijn. Giet de mosselen door een zeef en spoel ze goed af met koud water. Doe I eetlepel olie in een wadjan en fruit daarin eerst de fijngesneden uien en knoflook. Dan de in reepjes gesne den lombok. Even fruiten met de aangemaakte trassi. Mosselen erbij doen en onder af en toe omschep pen, lekker laten sudderen met de suiker en het zout, op een klein vuurtje. Is het gerecht bijna droog, dan wat ketjap erbij doen. Een klein scheutje is al voldoende. Dit gerecht is gauw klaar en moet wat zoet zuur smaken. LIES KRUIJSDIJK-BOON Broodballetjes. In dobbelstenen gesneden brood met zeer weinig vocht door de molen halen met wat tjabé, teentje knoflook, wat taugé of restant van sajoer of bij gerecht, kerrie, zout, tikje suiker er pala. Een scheutje azijn haalt de hele smaak op. Door de massa gestampt broodkruim kneden, dat tevoren flink in de zon is te drogen gelegd. Vorm er nu balletjes van, die ter afwerking nog eens in broodkruim gewenteld worden. Wel dan niet roosteren! Kroepoek van brood. Vliezeldunne plakjes van spekbrood snijden en deze een minuut of twee in zoutwater leggen. Men haalt ze er weer uit en droogt ze flink in de zon tot ze knappend worden. Ze zijn een dag te bewaren, doch kunnen ook op een anglo dezelfde dag op flink vuur ge roosterd worden. Evenals bij kroepoek krullen de broodjes om en zetten tevens uit. Liefst dadelijk eten! Een feestelijke broodtaart. In dobbelstenen gesneden brood met zeer weinig vocht doorde molen halen. Kneed er daarna speculaaskruiden doorheen, dus wat kaneel, kruidnagel, nootmuskaat. Geraspte citroenschil en gember is ook aan te bevelen. Nog iets vocht toevoegen en de massa één nacht laten overstaan, zodat de kruiden goed intrekken. De volgende dag witte suiker en geraspte goela djawa naar smaak door de massa heen halen en netjes in een diep bakje of schaaltje gelijk strijken. Overheerlijk! (Deze taart voor mijn laatste verjaardag in kamp Struiswijk werd mogelijk ge maakt door alle beetjes brood, suiker e.a. benodigdheden dooriedereen van haar rantsoen afgestaan). Taugé-soep. O.l.v. onze twee voortreffelijke "bijge recht-kooksters" werd de ene keer de babat-bouillon bereid met de gecom bineerde boemboe: djahé-koenir-sereh -ketjap, de andere keer met: kemiri- koenir-sereh-ketjap. Pedis oebie-sausje. In kleine blokjes gesneden rauwe oebie in niette veel vet met wat gesnipperde ui fruiten. Later toevoeging van ketjap en gemalen lombok en wat zout naar smaak. Telkens toevoeging van wat taugé-water. ELS MICHIELSEN-BAUON (ex-hantyo dapoer) Wij woonden in Palembang, en het moet ca. 1937 geweest zijn. Thuis werd, tot ons groot verdriet, altijd Europees gegeten. Dat hoorde zo. Wij, mijn zuster en ik (7 jaar en 6 jaar) hadden ereen ongelooflijke hekel aan. De ochtend begon met havermoutpap. Mijn vader at altijd met zeer veel smaak zijn bord leeg en ik keek altijd met verbazing naar hem en met wat jalouzie, want ik had grote moeite met het mengsel door mijn keel te krijgen. Toch lukte het altijd weer met het gevolg dat ik in de breedte bleef groeien. Mijn zuster vertikte het en zat, met een nooit opgevende moeder naast zich, om 11 uur nog achter haar bord pap. Toen ik op een gegeven moment enorme afmetingen ging aannemen (lieve mensen spraken van "een gezel lig dikkerdje") werd ik ontslagen van de dagelijkse straf en mocht ik een boterham eten. Het kwaad was echter al geschied: ik was gewoon erg dik en mijn zus, stug haar pap-niet-eten vol houdend, bleef mager. Een ochtend werd me dat teveel. Een Indo die aan een elektriciteitspaal in onze tuin werk te, zag mijn verdriet. Hij vroeg wat er was en dankbaar stortte ik mijn 6-jarig verdrietig hartje uit. Nooit zal ik zijn troostwoorden vergeten: "Korrt en dik is welbeschik. Lang en smal, dat ghaat nogall." KLAASJE SCHUT

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 6