ONTBIJT IN NÉGLIGÉ
Nederlanders in Nederlands-lndië
Sociologische interpretatie van een verleden tijd
Hoe laat stonden Nederlanders in Indië op, wanneer ontvingen zij bezoek, hoe
gingen ze om met de baboes en hoeveel betaalde men in 1927 voor een
paviljoen? Deze en vele andere vragen worden behandeld in het boek
"Nederlanders in Nederlands-lndië", geschreven door prof. dr. L. Turksma,
emeritus hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Is het nodig dat er een boek wordt geschreven over dergelijke zaken? Natuurlijk,
want ook dat is geschiedschrijving en het is altijd prettig om maar één boek uit
de kast hoeven te halen om een globaal beeld te krijgen van zo voor de hand
liggende alledaagse dingen, waarvan maar al te vaak werd en wordt aange
nomen dat die te onbelangrijk zijn om te boekstaven. Alleendan moet het wel
een goed boek zijn en het voorliggende boek is dat niet.
De belangrijkste oorzaak daarvoor is
dat de schrijver klaarblijkelijk zelf nooit
in Indië is geweest. Zijn sociologische
interpretatie heeft hij gegeven van
achter zijn bureau en op dat bureau
lagen zijn bronnen opgestapeld: boe
ken. Boeken van Daum, Fabricius, Van
Maurik, Nieuwenhuys, Haase Perelaer,
Korthuys en vele anderen. "Dit is een
literatuuronderzoek" zegt prof. Turks-
ma dan ook op blz. 12 en hij vervolgt
met de mededeling dat hij niet heeft
gekozen voor interviews, omdat "oral
history" zijns inziens een te onbe
trouwbare bron is.
"Het gaat ons om die dingen die de
schrijver voor de aankleding van
zijn verhaal, voor de authenticiteit
van het gebeuren of de werkelijkheid
van de sfeer nodig had. Daarbij kon
hij zich niet veroorloven fouten te
maken: zijn lezers konden dat her-
Vervolg: "Smeltkroes Batavia")
die soms hele zinsdelen betreffen. Ik
heb geen ruimte voor voorbeelden.
Het is het dilemma van iedere ge
schiedschrijver die zich op een nieuw
terrein waagt of bekende terreinen op
een nieuwe manier benadert en be
treedt: zul je schrijven voor de weten
schap (een selekte kring) of voor een
breed publiek? Maar ook als je je tot
een breed publiek zou willen richten,
zul je toch éérst je vakgenoten moeten
overtuigen. En voor deze laatsten moet
je meestal anders schrijven dan voor
dat brede publiek. Mevrouw Gelman
Taylor schreef een belangrijk boek op
een voor mij boeiende manier. Ik zou
het graag in handen zien van bijvoor
beeld middelbare scholieren. Maar is
het voor deze categorie lezers inte
ressant genoeg geschreven?
Tot slot: Tessel Pollmann schreef een
voorwoord dat op zich niets onwaars
bevat en toch geschreven lijkt vanuit
een andere visie en een heel ander
perspectief dan die van mevrouw
Gelman Taylor.
"Smeltkroes Batavia" - door Jean
Gelman Taylor - uitg. Wolters-Noord-
hoff - 256 pag. - f 49,50, porto f 5,50.
kennen. Het komt dus vooral
op de bijkomstigheden aan, de
couleure locale, de achtergrond, de
vanzelfsprekendheden waaraan
verder in het verhaal geen aandacht
wordt besteed." (blz. 15).
Dit is de overweging die de auteur
blindelings doet vertrouwen op litera
tuur als sociologische kenbron. Wel
put de auteur zich vooral op de eerste
bladzijden van het boek uit om te
benadrukken dat de lezer voortdurend
moet beseffen dat in de archipel niet
alles en iedereen overal altijd hetzelfde
was, integendeel. "Differentiatie in
sociologisch onderzoek is noodzaak."
Deze waarschuwing echter doet niets
af aan het feit dat hij zich baseert op
een kenbron (i.e. literatuur of wat daar
voor door moet gaan) die sowieso met
de nodige reserve gehanteerd moet
worden. En dat geldt helemaal, indien
- zoals in het geval van prof. Turksma -
de schrijver geen onderscheid weet
tussen goede en slechte Indische
literatuur en ook blijk geeft niet vol
doende te hebben gelezen. Wat dit
laatste betreft een voorbeeld. In de
door hem aanbevolen literatuur over
Indo's zegt hij op blz. 147 o.a.:
"De Indo's worden steeds vermeld
daar ze in voortdurende aanraking
met de totoks waren, maar dat wil
niet zeggen dat er veel boeken
speciaal over hen gaan. Breton de
Nijs 'Vergeelde portretten' gaat een
eind in die richting, (Lin) Scholte
voor een latere periode en verhalen
van Vanger-Frank voor een eerdere.
Verscheidene verhalen van
Bep Vuyk gaan ook over Indo's
Wie we uiteraard missen in dit "lijstje"
is Tjalie Robinson/Vincent Mahieu en
als je hem al vergeet te lezen, dan is
het alsof je televisie kijkt zonder de
knop ingedrukt te hebben. Deze
"omissie" van Turksma verklaart mis
schien ook wat we op blz. 110 kunnen
lezen: "Het Indische taaltje is tegen
woordig door allerlei televisieuitzen
dingen (bijvoorbeeld met Wieteke van
Dort) heel bekend. Behalve door aller
lei Maleise woorden ertussen en een
bepaalde intonatie, kenmerkt(e) zich
die petjoeqtaal vooral door het weg
laten van het bij- of voornaamwoord
"er".
Nu gaat het boek van Turksma niet in
de eerste plaats over Indo's. Zij vormen
samen met Indonesiërs en Vreemde
Oosterlingen een randverschijnsel!
(blz. 11). Turksma wil zich alleen
beperken - na een algemeen historisch
overzicht - tot het onderlinge sociale
leven van Nederlanders in Indië. En
hoe was dat leven? Ach, koloniaal hè.
Er werd wel hard gewerkt, maar het
was er vreselijk warm en de baboes
werden ook flink achter hun sarong
aangezeten.
Prof. Turksma heeft iets met Lou de
Jong gemeen: wat Indië betreft zijn
het beiden kamergeleerden die om
een boek te schrijven allerlei andere
boeken raadplegen zonder zich daarbij
rekenschap te kunnen geven of het
door hen aaneengeregen citaten-beeld
van het verleden wel enigszins over
eenkomt met de werkelijkheid van
toen. Voor hen zal dat wel geen vraag
zijn, maar de lezer die Indië gekend
heeft (of meer gelezen heeft) krijgt al
lezende al gauw het gevoel dat er iets
niet klopt. Dat komt omdat ook prof.
Turksma niet precies weet waar hij het
over heeft. Twéé citaatjes maar tot slot
en voor de aardigheid:
- "Er is de periode tot de oorlog met
Japan en eigenlijk tot de capitulatie
van maart 1942. Dan volgt die van
de uitschakeling der Europeanen
door Japanners en Indonesische
helpers, waarbij de rafelrand (de
Indo's) het al heel moeilijk krijgt."
(blz 11/12).
- "De dagindeling verliep in Indië
anders dan in het vaderland, vooral
vanwege het andere klimaat. Men
begon vroeger, ontbeet - zij het in
négligé - op de galerij al om 6 uur of
kort daarna. Voordat de mannen,
bijvoorbeeld om 8 uur, aan hun werk
begonnen hadden zij er tevens vaak
al een wandel- of fietstocht van
bijvoorbeeld drie kwartier op zitten",
(blz. 77).
R.B.
"Nederlanders in Nederlands-Indië -
sociologische interpretatie van een
verleden tijd" door prof. dr.
L. Turksma. Uitg. Acco. 148 blz. Prijs
f 29,90, porto f 4,50.
De meeste lezers zetten hun boeken in
hun boekenkast en de meeste schrij
vers hun boekenkast in hun boeken.
(Nocolas Chamfort)
16