De Volksraad DE EERSTE ZITTING VAN INDIE'S VERTEGENWOORDIGEND LICHAAM 70 JAAR GELEDEN GEOPEND "Er is een Volksraad". Met deze woorden opende G.G. Graaf van Limburg Stirum op 18 mei 1918 de eerste zitting van het nieuw ingestelde vertegenwoordigende lichaam voor Ned.-lndië. Aan het groeiend verlangen van de ingezetenen van Ned.-lndië om te komen tot meerdere behartiging van de eigen aangelegen heden was door de instelling van de Volksraad enigermate tegemoet gekomen. Sommigen ging dit toen echter lang niet ver genoeg. De eerste pogingen om Ned.-lndië een vertegenwoordigend lichaam te geven, dateren van 1891toen minister van koloniën Van Dedem een wets ontwerp indiende, gevolgd door het ontwerp van minister Fock in 1907. Beide ontwerpen beoogden aan de Raad van Indië, het hoogste regerings college van Ned.-lndië, niet-ambtelijke leden toe te voegen. Het ontwerp- Fock voorzag ook in openbaarheid van behandeling. Ook minister De Waal Malefijt kwam in 1914 met een ont werp, dat voorzag in een koloniale raad van 29 leden, waarvan de leden van de Raad van Indië ambtshalve lid zouden zijn, daarnaast leden gekozen door de gewestelijke- en de gemeente raden. Pas het ontwerp van minister Pleyte zou in 1917 tot wet worden verheven. De Volksraad had aanvanke lijk alleen adviserende bevoegdheid. Er zou openbaarheid van behandeling zijn, en naast gekozen zouden er be noemde leden zijn. Het aantal leden was eerst 39, in 1920 werd dit tot 49 verhoogd, in 1927 werd het als gevolg van de herziening van de Indische Staatsregeling in 1925, nogmaals verhoogd tot 61 leden. Daarvan werden er 38 gekozen door de stadsgemeenteraden en regentschapsraden op Java, in de buitengewesten door de plaatselijke- en gemeenteraden, 22 leden werden door de G.G. benoemd, terwijl de voorzitter door de Kroon wordt be noemd. Tevens werd toen bepaald dat er 30 inheemse, 25 Nederlandse en 5 uitheemse leden zouden zijn. Er was dus (sedert 1931een niet-Nederland- se meerderheid. De wijziging van 1925 gaf de Volksraad ook mede wetgevende bevoegdheid, die tevoren bij de Raad van Indië was. De Volksraad kwam in de regel twee maal per jaar bijeen. Buiten de gewone zittingen werden de werkzaamheden van de Volksraad, die door de wet gevende taak zeer omvangrijk waren geworden, vervuld door een college uit haar midden, het College van Ge delegeerden (bestaand uit 20 leden en de voorzitter). Het uit 1830 daterende gebouw van de Volksraad in het Hertogspark in het vooroorlogse Batavia. Voordat de Volksraad er zetelde, was het achtereenvolgens het paleis van de Legercommandant en zetel van de Raad van Indië. De overdracht van het bestuur door een scheidende G.G. aan de nieuw in functie tredende landvoogd vond in de vergaderzaal van de Volksraad plaats. Tijdens de Japanse bezetting huisvestte het de Japanse Centrale Adviesraad, na de oorlog was het enige tijd in gebruik als militair hospitaal van de teruggekeerde Ned.-Indische regering. In maart 1950 vond er een conferentie plaats van de pas tot stand gekomen Ned.-Indonesische Unie. Ter herinnering aan het feit, dat op 1 juni 1945 ir. Soekamo er voor het eerst de Pancasila (de vijf grondbeginselen van de Republiek) heeft geformuleerd, werd het gebouw, na te zijn gerestaureerd en van een schitterende inrichting voorzien, als "Gedung Pancasila" (gebouw van de Pancasila) toegewijd aan de ideologische grondslag van de Indonesische staat. De belangrijkste taak was de mede werking bij wetgevende arbeid (vast stelling van ordonnanties), in verband waarmee de Raad het recht van initia tief en amendement had. Naast het recht van interpellatie bestond een individueel vragenrecht. De wettelijke regelingen van de in wendige aangelegenheden van Ned.- lndië kwamen tot stand door de G.G. in overeenstemming met de Volksraad. Ook de begroting werd sinds 1927 door de G.G. in overeenstemming met de Volksraad vastgesteld. Wel moest de Indische begroting daarna nog door de Staten-Generaal in Nederland wor den goedgekeurd. Voor gevallen, dat er geen overeenstemming tussen G.G. en Volksraad kon worden bereikt, was een regeling vastgesteld. Die geval len zijn in de praktijk zeldzaam gebleven. Ook had de Volksraad adviesrecht ten aanzien van wetten en algemene maat regelen van bestuur, die uitsluitend of in belangrijke mate Indië betroffen. Het resultaat van de toekenning deze nieuwe bevoegdheden aan de Volks raad was, dat er een belangrijke over dracht van de overheidstaak plaatshad van Den Haag naar Batavia, ook al bleven er inwendige aangelegenheden van Ned.-lndië, die aan het moederland voorbehouden bleven. Staatkundige verantwoordelijkheid van de Indische regering aan de Volks raad bestond echter niet, zodat zij ook niet ter verantwoording kon worden geroepen, of tot aftreden kon worden gedwongen. Hoewel de Volksraad dus geen vol waardig parlement was - "semi-parle- ment" zoals sommigen het noemden - heeft dit lichaam zich toch in de bijna kwarteeuw van zijn bestaan ontwikkeld tot een belangrijk forum van de Indische maatschappij, waarmee ook door de regering rekening gehouden werd. Bovendien was de Volksraad een leer school voor Indonesische politici, die later in het onafhankelijke Indonesië een rol zouden spelen zoals Soeka- wati, Wiranata Koesoema, Ratulangi,- prof. Hoessein Djajadiningrat en anderen. Een van de belangrijkste momenten in de geschiedenis van de Volksraad, wat betreft de verhouding tussen Neder land en Indonesië was het aannemen van de petitie-Soetardjo in 1936, waar in werd gevraagd om het bijeenroepen van een rijksconferentie, teneinde te komen tot zelfstandigheid voor Indo nesië binnen het Koninkrijk der Neder landen. Door de Nederlandse regering werd dit vezoek in 1938 afgewezen. Met de Japanse bezetting hield ook de Volksraad - evenals de andere bestuurs organen van Ned.-lndië - op te func tioneren. Na afloop van de oorlog zou de Volksraad in de gewijzigde politieke verhoudingen niet terugkeren. CH.M. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 8