Dwars door het Heden even terug naar het Verledenm door LUCAS LINDEBOOM Wij hadden het plan opgevat om op de meest goedkope- en normale weg ons doel te bereiken. Wegens het kleine reisgezelschap was een mini-busje niet alleen te duur, maar schaars in goede- en comfortabele staat, zodat we per streekbus reisden. Oom Ambon had op uitstekende wijze voor kaartjes gezorgd en dus zaten wij achter de "Tjopir". Dat dit voordelen heeft bleek later. Want zodra de bus de buitenwijken van Medan achter zich gelaten had, werden - tegen zwart geld uiteraard - staanplaatsen verkocht en met wat pech zie je als toerist dan niets meer door de voorruiten als je vooraan, maar dan links naast de chauffeur zou zitten. Onze eerste bus had airconditioning en dus was het best uit te houden. Elke grote bus heeft twee knechten, aldaar "knèk" genaamd en de kleine knèk staat bij de voordeur, regelt de staan plaatsen, schreeuwt naar buiten als auto's en bromfietsers niet bijtijds naar de kant gaan en schreeuwt ver wensingen naar ingehaalde voertuigen. De grote knèk regelt achter de staan plaatsen en incasseert het geld. Het gebeurt zeker twee keer per dag dat zo n bus door de politie wordt aange houden en in het begin begrepen wij niet wat er aan de hand was. De tjopir stopte lijdzaam en keek niet eens wat er achter- of op straat gebeurde. Dan gaf de grote knèk een brul en er kon weer gereden worden. Dit zelfde soort tafereel hebben wij later ook eens gezien, toen wij als voetganger de Batakse dreven be wandelden. Ook daar stoppen, een van de agenten naar de achteringang van de bus, z'n hand werd uitgestoken, de grote knèk duwde er wat in, de politie gebaarde van "karren maar", waarna de bus doorreed. Bij navraag bleek het volgende: Elke bus mag maar zeer weinig staanplaatsen ver kopen en overtreding wordt gestraft met een boete. En die boete kan men afkopen door het geven van een "fooitje" Als zo'n lange afstandsbus begint te rijden, dan vallen twee dingen na verloop van tijd op, te weten: a. Men rijdt als een gek, men rijdt te snel, men haalt in waar het niet zou mogen of waar het niet kan en de grootte van de bus bepaalt de mate van de te nemen voorrang. Hoe groter de bus hoe luider de claxon toetert en een écht deftige bus heeft minstens twee toeters die in urgente gevallen - en elke inhaal manoeuvre die duizend keer per dag geschiedt is urgent - als een soort twee tonig orgel bespeelt wordt, zo in de trant van toet taat, toete toet taat, taatteretaat toeterere toet. b. Sanitaire stops worden niet gemaakt. een toilet is vanzelfsprekend niet aan boord (het zijn geen bussen die naar Monaco rijdenniemand die een eigen po bij zich heeft en desondanks is er niemand die "effe" hoognodig moet. We hebben duizenden kilometers per streekbus gereden en op de échte grote afstanden is vier uur achter elkaar rijden niets bijzonders. En meen niet dat u even tijd heeft als er toevallig passagiers moeten in- of uitstappen, want dat gaat zo bliksems snel dat de bus alweer rijdt als de laatste instapper nog buiten op de treeplank hangt te bungelen. En op de straat vallen van wege de haast is er ook niet bij, want de knèk pakt zijn klant bij de lurven en sleurt hem de bus in. Éénmaal dachten we dat de kleine knèk per ongeluk achter zou blijven, want terwijl de bus begon te rijden stond hij nog rustig een automobilist, die tijdens de stop manoeuvre van de bus, in de weg stond en niet van wijken wist, uit te schelden en net toen we dachten: die zien we niet meer terug begon de chauffeur pas goed gas te geven en de kleine knèk begon ineens te spurten. Binnen 5 tellen stond hij weer op de treeplank, wiste zich een klein zweetdruppeltje van het hoofd, verweet de tjopir niets, maar klaagde over het onbegrip van automobilisten in het algemeen en over deze "tollol" in het bijzonder. Nee, wat dat aangaat gebeurt het meeste in het voorste gedeelte van de bus en daarover kan Pohon-Linde u nog veel meer vertellen, hetgeen hij ook later doen zal, maar eerst nog even dit. De streekbussen in Indonesië vallen ook nog op vanwege het langdurig gebruik van cassettespelers en van wege de video-apparatuur aan boord. Tegen de tijd dat de tjopir denkt "nu gaan ze er de balen van krijgen", schakelt hij de video aan en de voorste passagiers zien en horen het meest. Als u nu toevallig zit te dutten, te suffen of gefascineerd naar buiten te kijken, dan hoort u steevast: "Pats, boem, doing, doerr, darr, flarr, want er wordt dan zo'n stomme knokfilm ge draaid. Niet soms, maar altijd. Waar schijnlijk hebben alle bussen in Indo nesië één leverancier van videofilms, want altijd - en op die regel gold geen uitzondering - zagen we zo'n knokfilm. U weet wel, de held nobel, edel gezicht, brede blote schouders en sterk. Zij fraai, ook een beetje bloot, in gevaar, hulpeloos en wil dolgraag door hem gered worden. De tegenpartij heeft een rot kop, gemene ogen, slordig haar en slechte manieren. Na 5 secon den begint de pret, doing, boem, flarr, enz. en na zo'n drie kwartier heeft de nobele gewonnen, de schone dame dankt hem ontroerd en even denk je, nu maakt hij misbruik van de situatie en misschien hoopt de schone maagd dat ook, maar nee hoor! Alles eindigt keurig en de valserik vlucht met de staart tussen de benen. Onze airconditioned bus daverde let terlijk en figuurlijk door het Noord Sumatraanse landschap en over meest al slecht onderhouden Nederlandse bruggen; deels omdat de "tjopir" er steeds de sokken in zette en deels omdat er een lek zat in de uitlaat (of wellicht was er een deel afgevallen?) Trouwens, wist u dat het Indonesische woord voor uitlaat, gewoon "knalpot" is? Want wij zagen menigmaal bij een werkplaats de zin staan: "Disini repa- rasi di knalpot". Wij waren die dag te 07.00 uur van Medan vertrokken en eerst te elf uur werd er écht gestopt voor een kop koffie en voor een sanitaire stop, zoals dat tegenwoordig zo fraai wordt ge noemd. Zodra nu een bus stopt op een soort buspleintje, waar ook andere bussen groot en klein staan, dan stor men de verkopers en verkoopsters naar de bus met hun waren en lopen langs de ramen te tikken en hun waren aan te prijzen. Soms - en wij hebben nooit goed begrepen hoe dat ging - was er een enkele die de bus in mocht, of er brutaalweg in ging, en die ventte dan zijn waren in het gangpad van de bus. Men verkocht fruit, zoetigheden, soms saté met vaak vliegjes er op zodat we die nooit dorsten te kopen, maar ook verkocht men wel eens djagoeng (mais) in de kolf en dan gekookt of geroosterd, en kijk, zoiets kon je rustig kopen en wel omdat moeder natuur zo'n hapje geheel steriel heeft verpakt. Zo'n bus rijdt nooit weg zonder een of meerdere passagiers achterte laten, of het zou moeten komen omdat wij als toerist nu eenmaal extra opvallen. Want als wij door een hapje in een warong opgehouden waren (of opge houden werden door een gezellig praatje met "iboe"), en de bus stond op het punt van vertrek, dan kwam de knèk er aanrennen, zocht z'n vermiste schaapjes op en dreef die bij wijze van spreken voor zich uit de bus weer in. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 14