ORIENT TRAVEL BV
RETOUR BALI v.af 2.050,-
RETOUR AUSTRALIË v.af 2.595,-
gedaan, maar in de crisistijd van de
dertiger jaren werd het weerde moeite
waard. Maar inmiddels hadden de
Dayaks ook kennis gemaakt met
modernere wijze van goudwinning.
Dat zat zo:
Aan het begin van deze eeuw raakten
sommigen op Java overtuigd, dat een
moderne goudwinning op Borneo lo
nend kon zijn. Er werd een maat
schappij opgericht, de NV Mijnbouw-
maatschappij Kahayan en met veel
moeite werden allerlei machines de
Kahayan opgevoerd. Men zocht naar
ertslagen in een bergje op enige
tientallen kilometers ten Noorden van
Koeala Koeroen. Die berg kreeg de
naam Gunung Mas: goudberg. De
onderneming mislukte in 1905. Begin
1934 zag ik bij de Gunung Mas de
machines van 1 900, overwoekerd door
het oerbos.
In de crisistijd van de dertiger jaren
kreeg men op Java opnieuw het idee
dat goudwinning in Borneo de moeite
waard kon zijn. Weer werd een maat
schappij opgericht, de N.V. Mijnbouw
Mij. "Goenoeng Mas"! Ik herinner mij,
dat het Soerabajaasch Handelsblad
schreef, dat het niet een onderneming
was om geld van weduwen en wezen
in te steken, maar dat het voor mensen
die wat te missen hadden best een
"interesante" belegging kon zijn.
De nieuwe maatschappij ging zoeken
op dezelfde plaats als haar voorgang
sterdertig jaareerder. Bij de Goenoeng
Mas ontstond weer leven en beweging
zelfs meer dan de maatschappij lief
was. De Dayaks waren namelijk ook op
het idee gekomen om daar naar goud
te zoeken. Het zou allicht meer op
leveren dan het moeizame goudwassen
in de rivier.
Zo raakten de westerse maatschappij
en de Dayaks in eikaars vaarwater. Het
conflict liep hoog op, er werden ver
nielingen aangericht en diefstallen
gepleegd. Overdreven geruchten dron
gen door tot Banjermasin. Op een
gegeven ogenblik werd de commissaris
van politie Braam Morris met een
detachement veldpolitie naar Koeala
Koeroen gezonden. Met een aantal
prauwen trokken ze naar boven. Mijn
voorganger ontmoette hen op een
tournee benedenstrooms. "Wat komen
jullie doen?" "Een opstand bij je dem
pen". Maar van een opstand was geen
sprake er waren alleen grote spannin
gen. Vlak daarna werd ik er op af
gestuurd om waar te nemen. Als vrij
gezel was ik al meer ergens ingevallen,
zodat ik eens, logerend in een pasang-
grahan, als beroep invulde: "reiziger in
bestuurszorg".
In Koeala Koeroen vroeg natuurlijk in
de eerste plaats de kwestie Goenoeng
Mas mijn aandacht. Nu, die zaak bleek
heel eenvoudig. De Dayaks hadden
geen bezwaar dat de maatschappij
hun rijkdommen weghaalde, maar ze
zeiden dat de maatschappij werkte
buiten de grenzen van haar concessie.
Dat was niet direkt te verifiëren, maar
ik beloofde dat de grens zo spoedig
RETOUR BANGKOK vaf 1.295,- J j j
RETOUR JAKARTA v a1.695,-
31 -daagse verzorgde reis JAVA en Bali v.a. f 3.670,- gabRe^geld°enDS
Singel 486 - 1017 AW AMSTERDAM
Tel. 020 - 23 74 84
Laan van Meerdervoort 291
Tel. 070 - 63 83 67
DEN HAAG
Rokin 52 - AMSTERDAM - Tel. 020 - 24 25 38
mogelijk zou worden opgemeten en
sprak voorlopig af dat er een grens
strook zou komen, waar geen van
beide partijen zou werken. De resident
voerde een vergunningsstelsel in voor
z.g. "inlandse ontginningen". Wie een
tunnel wilde graven moest een ver
gunning hebben van de controleur. Ik
weet niet of die residentiële ukaze een
wettelijke basis had, maar ze werkte.
Diep in het binnenland van Borneo
werd het gezag van het bestuur als
vanzelfsprekend aanvaard. Daarbij was
het een geluk, dat de Dayakse ontgin-
ners, al waren ze niet georganiseerd,
toch een woordvoerder hadden, die ze
volgden. Die woordvoerder Gottlieb
Mohamad (waarschijnlijk Christelijk
gedoopt en later Moslim geworden),
was een man naar mijn hart. Toen er
later landmeters kwamen om de gren
zen van de concessie op te meten,
bleek, dat de Dayaks gelijk hadden:
de maatschappij werkte gedeeltelijk
buiten haar grenzen. Daarmee waren
alle moeilijkheden verdwenen.
Gottlieb Mohamad, die niet zo jong
meer was, had vroeger als mandoer
gewerkt bij de maatschappij Kahayan
en daar het vak geleerd. De maat
schappij Goenoeng Mas werkte nog
een poosje voort en gaf toen de geest,
als haar voorgangster 30 jaar eerder.
Zout was in de Dayakstreken een
eerste levensbehoefte maar het was
vaak niet te krijgen of alleen tegen
fantasieprijzen van Maleise handela
ren. Voedsel was er in de normale
tijden genoeg: rijst van de ladangs,
groente, cassave, vlees van varkens en
kippen die men hield, en van de jacht,
vis uit de rivieren enz. Zelfs drank was
er in overvloed bereid uit gegiste rijst
en zelfs door destilleren. Van de buiten
wereld had men zout nodig, tabak en
petroleum (voor de lampjes), maar
vooral zout. In Indië had men de
Opium- en zoutregie, beide waren een
regeringsmonopolie. Zoutpakhuizen
waren er in alle grotere plaatsen aan
de kust, maar niet in het binnenland.
Dit wetende, liet ik in Koeala Kapoeas
waar een zoutpakhuis was, de huisboot
waarmee ik naar Koeala Koeroen reisde,
volstouwen met zout. Toen het op de
plaats van bestemming werd uitgela
den, werd het met gejuich ontvangen.
Er was inderdaad "belau uyah", d.w.z.
"honger" naar zout. Het werd in het
kantoor van het districtshoofd in Koeala
Koeroen en aan de boven Kapoeas (de
bovenloop van de Kapoeasrivier hoorde
bij de onderafdeling Boven Dayak)
verkocht voor dezelfde prijs als aan de
kust. Maar bij deze eenmalige hulp
bleef het niet. Ik schreef via de resident
een brief: "Als U het zout monopoli
seert moet U ook zorgen dat het overal
verkrijgbaar is." De resident was zeer
ingenomen met de brief en zowaar het
hoofd van de regie zag de redelijkheid
ervan in. Een jaar later meldde de
"Suara Kalimantan", dat in Koeala
Koeroen een zoutpakhuis was ge
opend.
Een dokter had je in die tijd in Koeala
Koeroen niet. De zendingsarts van
Koeala Kapoeas kwam als fungerend
gouvernementsarts twee maal per jaar
naar "boven", maar dat was natuurlijk
ten enenmale onvoldoende. Bij afwezig
heid van een dokter kon je voor
medische hulp terecht op drie plaat
sen: de sergeant, de controleur en de
zendeling. Deze drie, maar de meeste
van deze was de sergeant. Ze waren
allemaal even ondeskundig en ze gaven
allemaal dezelfde geneesmiddelen,
maar in het magisch denken van de
Dayaks hadden die van de militairen
de meeste kracht. Dan kwamen die
van het bestuur en op de laatste plaats
die van de zendeling, hoewel die er
waarschijnlijk nog het meeste van
wist. De controleur beschikte over een
groot aantal flessen met poeders,
natuurlijk geen dure patentmedicijnen,
alsmede over een boekje van 58 blad
zijden waarin een groot aantal ziekten
in alfabetische volgorde werd beschre
ven. Als leek had je het gevoel dat je
aan de hand van dit boekje met je
(lees verder volgende pagina)
23