EEN MONUMENT
DAT SPREEKT
Tijdens de herdenking van het einde van de Tweede
Wereldoorlog, die dit jaar in het Haagse Congres
gebouw werd gehouden, heeft Mgr. R. Ph. Bar op
verzoek van de Stichting 15 augustus 1945 een
herdenkingstoespraak gehouden. De integrale tekst
daarvan is hier opgenomen. Mgr. Bar in 1929 in
Menado geboren, is bisschop van Rotterdam.
Watzou het interessantzijn om van ieder van u te weten op
welke wijze het einde van de oorlog, of het vertrek van de
bezetters in het algemeen, beleefd is. Op welk moment u
ineens wist wat er gebeurde. Want het was een gebeuren,
niet een feit waar wij kennis van hebben genomen, zoals
van feiten uit het nieuws.
Wat ons overkomen is had alles te maken met een proces
waarin wij betrokken werden, ondanks onszelf, met al onze
vezels, en al onze emoties en gedachten, ja met heel ons
leven. En dat op zeer ingrijpende wijze. De bezetting, het
kampleven, de transporten, het werken als gevangene, de
honger en de opstandigheid, de woede en de wanhoop,
de angst en de zorg om het bestaan en de toekomst: dat alles
heeft ons in de greep gehad. En ons veranderd in ieder
geval. De strijd om te overleven, persoonlijk, en de soms
heldhaftige tekenen van offervaardigheid voor mede
mensen in nog grotere nood, wie zou daar niet de invloed
van ondergaan? Natuurlijk is het leven daarna doorgegaan,
en hebben diegenen die zo gelukkig zijn geen syndroom te
hebben, alle kansen gehad om over de wonden heen te
groeien en de nieuwe kansen te benutten. Maar wij waren
beduidend anders geworden, sommigen zelfs onherken
baar als men elkaar weer ontmoette.
Datiswatin iedergeval een heel voelbaarlijden isgeweest
in al die jaren: het deel moeten nemen aan een proces
waarin zoveel kwaad op je afkwam, dat het als het ware een
uitputtingsslag werd. Gevraagd met als inzet je eigen
weerstand, je eigen innerlijke kracht, je eigen geloof in het
goede, althans de mogelijkheid daarvan. Erwasom je heen
een samenballing van alles waar je het liefst nooit mee te
maken zou hebben, en dat is uiterst uitputtend om in te
leven zonder ten onder te gaan.
Daarom was het einde van die oorlog ook niet een "iets",
maar een langzaam tot je doordringende toestand. Velen
heb ik daarover horen spreken, en voor ieder was er
eigenlijk een ander moment waarop de werkelijkheid
ineens volledig doordrong. Ik denk dat daarin meespeelt
wat voor eenieder het meest wezenlijke was in de nood
van de onvrijheid. We hebben daar immers zeker niet op
dezelfde manier onder geleden.
Voor mij was het ondragelijk dat ik in die periode, tussen 14
en 18 jaar, niet bouwen kon aan het leven, waar ik veel,
zeer veel van verwachtte. Gek genoeg twijfelde ik er niet
echt aan dat de mogelijkheid daartoe weer terug zou
komen, maar ik werd steeds wanhopiger naarmate de tijd
verstreeken de mogelijkheden, ookgezien de lichamelijke
aftakeling, hoe langer hoe minder reëel leken te worden.
En toen, nadat de onoverzichtelijke tijd was gekomen na
het opengaan van de poorten, was daar op zekere dag
ineensde vlag, onze eigen Nederlandse vlag. Prachtig,
strak uitwaaiend in de zon, in het vertrouwde Indische
land. Waar het precies was weet ik niet meer, ook niet of
het echt de eerste keer was dat ik onze vlag weer had zien
wapperen. Maar toen bemerkte ik het, en wist: nu is de
kwelling voorbij, en kunnen wij God zij dank eindelijk
vooruit, verder gaan, het leven tegemoet, in vrijheid.
Dat was toen. Het is ook verder gegaan. De vrijheid is
werkelijkheid gebleven tot op de dag van vandaag. Met
grote dankbaarheid constateren wij dat, en daarom heb
ben wij op deze dag van herdenken bovenal vreugde in
ons hart. De vreugde ook van toen, maar verdiept en ook
gelouterd.
Want in die jaren van vrijheid hebben wij heel veel beleefd
wat tot nadenken stemde, en veel ook zelf geconstateerd
wat wellicht de moeite van het doorgeven waard is.
Allereerst is daar het gevoel van bevestiging, dat alle
ellende verdragen is. Dat wij hethebben kunnen uithouden
zonder het op te geven. Dat wij de verwachting, de hoop,
de zekerheid van de overwinning hebben gehouden in
de donkere jaren.
Dat wij op het licht hebben durven wachten in die
duisternis, dat wij niet bezweken zijn onder het geweld van
het kwaad. Wij die hier zijn, en allen die er nog zijn,
kunnen hiervan getuigen. Maar ook allen die er niet meer
zijn, die hun leven hebben moeten geven, ook zij roepen
het de wereld van vandaag toe: wij zijn gestorven voor de
hoop en verwachting als protest tegen het kwaad en de
verdrukking, tegen de uitzichtloosheid en de onvrijheid.
Een dag als die van vandaag doet ons dat beseffen. Niet
omdat het onze eigen verdienste is geweest, maar wel
omdatwij dankbaar zijn ditte hebben mogen doen. Zo zijn
wij als een levend monument, dat de wereld toeroept dat
trouw nodig is, die kracht geeft. Dat verbondenheid ten
diepste met de werkelijkheid van onskoninkrijkonmisbaar
is om stand te houden in de strijd. Straks wordt een
monument onthuld dat niet uit levende materie bestaat.
Maar het staat er namens ons, om uit te zeggen dat het er
op aan komt om trouw te zijn tot het uiterste toe, voor al
wat heilig en goed is. Het zegt ook uit, dat wij onze plicht
deden, wij allen, levenden en doden, en dat wij stand
hebben gehouden door alles heen. Daarvoor is ook
inspanning van onszelf nodig geweest, die gesterkt is door
de kracht van Boven. Van beide willen wij getuigen, met
heel ons hart, vanuit de ervaring in de jaren van de Japanse
bezetting opgedaan. Zelf moet men het ook aandurven
om pal te staan, zelf moet men willen strijden om niet ten
onder te gaan in de storm. Wij roepen dan ook de mensen
van vandaag toe: span u in om vastberaden te kiezen voor
wat goed en recht is.
De keuze is belangrijk om te kunnen blijven volhouden als
u er om wordt aangevallen. Die keuze zal u in leven
houden als u honger hebt of nog erger. Die keuze zal u
helpen u weer op te richten als u bent neergeslagen,
ietterlijk of figuurlijk.
En als de eigen keuze is gemaakt, en de strijd wordt
gestreden om er trouw aan te zijn, dan helpt de Heer en
vult met Zijn kracht aan wat aan onze zwakheid ontbreekt.
Dat hebben velen zo ervaren. Het zal een vreugde zijn om
voor dat alles een monument te hebben. Een zichtbaar
teken van de trouw en de vastberadenheid en van het
uithoudingsvermogen van zovelen. Juist in deze tijd, waar
in vragen lijken te worden gesteld bij al datgene waar wij
voor hebben gestaan, en evenzeer geleden en gestreden.
Dat doet pijn, daarom heeft het weerstand opgeroepen en
soms ook felle discussies. Het is natuurlijk belangrijk en
noodzakelijk dat de waarheid gezocht en verkondigd
wordt. Maar de waarheid kan alleen worden gevonden via
de inbreng van allen, opdat eenzijdigheden worden ver
meden evenals ergernissen. Het leven zelf en de dingen
die mensen doen zijn zeer gecompliceerd, en nooitin een
eenduidig en enkelvoudig oordeel te vangen.
Het is juist vanuit die ervaring dat wij allen het aandurven
om een boodschap te hebben voor hen die na ons komen.
Een boodschap die eigenlijk een les is die wij hebben
geleerd. En met heel strenge leerkrachten die ons niet veel
kwijt hebben gescholden, want wij moesten door alles
heen. Maar daarom hebben wij de les ook goed geleerd.
Allereerst hebben wij ervaren, dat men niet al te achteloos
moet omgaan metwatwerkelijkwezenlijken waardevol is.
12