MIJN TWEEDE REIS "Niet alleen, maar wel eenzaam" (III) door Dr. I. W. H. Leslie-Miller Na enkele weken rust en verpozing in de prachtige metropole New York was de tijd voor nieuwe acties aangevangen. Ik was net van plan om weer de stad in te gaan toen er een telefoontje van de receptie kwam. Dim was weer terug. Nu ook gekleed in het Canadese legeruniform met oranje Mapleleaf op de mouw. Wij werden verzocht om naar het Nederlandse consulaat te komen op Rockefellerplaza no. 10. Daar vernamen wij dat Dim en ik nog dezelfde dag per vliegtuig moesten afreizen naar Houston in Texas. In Galveston, de haven van Houston, lag ons nieuwe schip "De Jagersfontein" op ons te wachten. Na snel onze spulletjes gepakt te hebben reisden wij per taxi af naar het vliegveld van New York. Texas maakte op ons een kurkdroge indruk. Veel zand, hier en daar een boom en overwegend houten wonin gen. We werden voor één nacht onder gebracht in een hotel. De volgende ochtend vertrokken wij na het ontbijt met een taxi naar schip "De Jagers fontein". Dit was het begin van onze tweede reis. Het nieuwe schip "De Jagersfontein" had de eerste oorlogsjaren geluk ge had. Het was kort na het uitbreken van de oorlog vertrokken uit de West- Europese zeeën en verrichtte haar werk in de Grote Oceaan. Het voer tussen Amerika en Nederlands-lndië. Allerlei produkten uit dit deel van de wereld waren van vitaal belang voor de oorlogsvoering in West Europa. De pakhuizen in Indië lagen vol met dit materiaal. Na het uitbreken van de oorlog met Japan werden deze opslag ruimten ondermijnd. Dit werd gedaan door de mijnendienst van het leger in nauw overleg met de stafemployé's van de Scheepvaartmaatschappijen. Zelf ben ik hier weken mee bezig geweest. Wij stonden er toen niet bij stil, dat dit werk in de ogen van de Japanners strafbaar was. In Balikpapan en Tarakan is het vernietigen van de olie-installatie de oorzaak geweest van de dood van zeerveel Nederlanders (burgers en militairen) die ter plaatse werden geëxecuteerd. De Jagersfontein had in de december dagen van 1941 de catastrofe van Hawaii meegemaakt, maar kwam er wonder boven wonder ongehavend uit. Van Hawaii voer dit snelle schip naar Tjilatjap waar het deelnam aan de massale evacuatie van Nederlanders en buitenlanders uit deze havenstad. Van Tjilatjap via Australië werd de reis voortgezet naar het Panamakanaal. In Colon kreeg dit schip de opdacht om door te varen naar New Orleans. Deze tocht door de Caribische zee was in het voorjaar 1 942 bijzonder gevaar lijk, door het grote aantal zeer actieve Duitse onderzeeboten. Op het laatste moment werd de route naar New Or leans gewijzigd en moest worden gevaren naar Galveston. Tijdens het verblijf in deze haven werd het schip voorzien van een modern kanon van 10,5 cm en 10 stuks uitstekend afweergeschut. Op 18 juni verlieten wij Galveston en begaven ons op weg naar Engeland. Voor de bediening van het kanon en het luchtafweergeschut hadden wij de beschikking over elf Britse kanonniers en 2 Nederlandse. De Nederlandse kanonniers waren A. F. Scheuer en schrijver dezes. Wij waren een goed getrainde guncrew. Bovendien waren in Galveston op het laatste moment nog 86 Amerikaanse officieren aan boord gekomen. In geval van nood konden zij ook worden ingezet in de strijd tegen de onderzeeërs. Behalve de 86 officieren waren er ook nog 12 passagiers. Hierbij waren ook enkele vrouwen, die teruggingen naar Enge land. Met ons goed bewapende schip en haar grote snelheid van 1 8 knopen (33 km per uur) voelden wij ons buiten gewoon veilig. Met plezier deden wij onze schietoefeningen en met plezier stonden wij op wacht bij het kanon. In plaats van 6 uur op en 6 uur af hadden wij nu wacht van4uuropen8uurafen waren wij weer terug op de 8-urige werkdag. Het enige verschil was dat nu ook op zondag werd wachtgelopen. Voor de kanonniers was ruimte ge maakt in het voorschip. Dim en ik hadden daar samen 1 hut toegewezen gekregen. In deze hut had ik een klein tafeltje waar ik aan kon werken. Dat werken bestond uit twee dingen. Het bijhouden van mijn dagboek en het bestuderen van de Spaanse taal. Ter wijl ik de horizon af tuurde repeteerde ik voor mezelf woorden en zinnen. De overige kanonniers met uitzonde ring van Gibson waren ook in het vooronder ondergebracht. Of dit erg praktisch was, valt te betwijfelen. In geval van actie moesten de kanonniers van voor naar achter komen om het kanon te bedienen. Bij een torpedo treffer midscheeps was het gevaar groot dat de weg naar achteren ver sperd was en dan kon het kanon niet meer bediend worden. Gibson was de enige kanonnier die een kleine hut op het achterschip had. Als wij op wacht gingen of van wacht kwamen maakten wij meestal een kort bezoek aan Gibson. Bij hem werden wij altijd getracteerd op een kop thee. Lang heeft onze "plezier" tocht op dit zeer snelle en goed bewapende schip niet geduurd. Op 26 juni 1942 had ik de hondenwacht van 1 2 - 4 's nachts. Het was een rustige zee met een heldere hemel. Zonder problemen waren wij van Galveston naar Key West gekomen. Voor het laatst hadden wij de lichten van de vuurtoren van Key West gezien en stoomden wij met hoge snelheid richting Engeland. Ik zat rustig voor het kanon de zee met mijn kijker af te loeren. Maar er was niets te zien dan de sterren aan de he mel en een lichtelijk fosforescerende zee. Voor de rest was het aardedonker. Om Vï 4 vond een enorme ontploffing plaats en zag ik het licht van een enorme vuurzee, waarna ik voor korte tijd mijn bewustzijn verloor. Ik was kennelijk met mijn hoofd tegen het kanon geslagen. Enkele minuten later werd ik bijgebracht door Gibson die naar het kanon was gerend en mij had zien liggen naast dit wapen. Hij vertelde dat we waren getorpedeerd. Precies onder de plaats waar wij zaten. Het schip zonk langzaam maar bewoog zich nog voort op eigen kracht. Van Gibson kreeg ik een kop thee en korte tijd daarna stond de hele guncrew bij het geladen kanon. Met onze kijkers loerden wij de zee af in de hoop de vijand - wie dat ook wezen mocht - de volle lading te kunnen geven. Een doodsbenauwde officier van het Amerikaanse leger kwam naar ons toe en vroeg of het schip zinkende was. Rauw legden wij hem uit, dat hij dat zelf wel kon zien. We waren toen hij dat vroeg al enkele meters gezakt en het water van de zee kwam al op het dek. Toen na enige tijd de onderzeeër boven water kwam, losten wij (Dim en ik) het eerste schot. Het kwam er natuurlijk naast, maar had wel als gevolg, dat de onderzeeboot onmid dellijk onderwater ging. Hij - de commandant - liet naar de Jagersfon tein seinen, dat men onmiddellijk met schieten diende op te houden, omdat anders een tweede torpedo zou wor den afgevuurd. Even later kregen wij van de brug de opdracht het kanon te 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 16