POIRRIÉ'S PERIKELEN ASIAN BOOGIE-WOOGIE STEEL-GUITAAR Wie denkt, dat de Boogie-Woogie een door de Amerikanen gepikte Afrikaanse aangelegenheid is, zit er helemaal naast. De Boogie-Woogie is van oorsprong puur Aziatisch. Tenminste, volgens Nis, die er direkt na de bevrijding uitzag als een geplukte tekoekoer, maar desondanks nog steeds iedere papegaai van zijn stok kon kletsen. Vanzelfsprekend werd hij daarmee voor de gek gehouden en ik weet niet meer wie probeerde dat ook te doen toen wij met z'n allen voor het eerst weer met netjes gekamde haren en ontluisde kleren naar zo'n nieuwe Boogie-plaat zaten te luisteren. Tussen het luisteren door werd driftig gediscussieerd over de mogelijke oorsprong en achtergronden van die opwindende muziek. De meest fantastische veronderstellingen werden op tafel gegooid, totdat de bewuste pestkop de tijd rijp achtte om Nis ertussen te nemen. Al dat gemekker van ons was klinkklare nonsens. De Boogie-Woogie was niks anders dan een typisch Amerikaanse persiflage van de door de Zoeloe's al eeuwenlang voor hun beroemde krijgsdansen gebruikte tune of sound. Punt uit, niet meer over zaniken. Nis keek hem even meewarig aan, liep toen hoofdschuddend naar de gram mofoon en begon tot onze verbijstering als een djangkrik om dat ding heen te springen. Wij dachten eerst, dat er een klabang in zijn onderbroek terecht gekomen was, maar dat bleek niet zo te zijn. Halverwege de plaat brak hij zijn gespring af, trok zijn kleren weer recht en gaf ons zijn verklaring. Niks Zoeloe-krijgsdans, allemaal flauwe kul, we snapten er niks van en hij vond het ongelooflijk, dat wij niet meteen bij de eerste tonen en bokkesprongen al die bekende elementen van het tandakken en de Tjakalele hadden herkend. Ons ongeloof bespeurend, voegde hij er aan toe, dat zelfs zijn Molukse grootmoeder - een echte ouwe taaie die nog opmerkelijk goed met de voetjes van de vloer wist te komen - ons dat had kunnen vertellen. In haar dorp werd namelijk nog immer de van vele voorgeslachten overgenomen traditie gehandhaafd, dat tijdens de feestjes niemand Europees schuifelend over de dansvloer ging. Dit had minder te maken met het afwijzen van de vreemde gewoonten van de op spe cerijen beluste Europeanen dan met de bezorgdheid over de kunstig ge vlochten Paloepoe-vloermatten. Bij het schuifelen zou men immers met de blote tenen achter die kunstwerken kunnen blijven haken en ze onherstel baar beschadigen. Als dat bij zijn grootmoeder was gebeurd, zou dat vrijwel gelijk hebben gestaan aan zelfmoord, want die was nogal heet gebakerd er erg rap met de handjes. Daarvandaan die bokkesprongen. Ken nelijk zelf nog niet helemaal tevreden met zijn demonstratie en uiteenzet ting, begaf Nis zich weer naar de grammofoon, bracht hem tot leven en bleef aandachtig luisteren. Plotseling stak hij triomfantelijk zijn wijsvinger in de lucht. "Hoor maar, deze". Luidschalde het door de kamer: "Hey Babereeba!", nog zoiets als "Hey Babalooba!" en wat wij verstonden als "Baboe berapa?" Van het laatste waren we niet echt zeker, maar dat was het enige dat wij er van konden maken. Met over elkaar gekruiste armen keek Nis ons een voor een aan en rondde toen, omdat wij nog steeds geen zin nig woord konden zeggen, zijn betoog af. Kalm en met het geduld van een onderwijzer die een stel tolols voor de zevende keer het systeem der tien delige breuken uitlegt, leerde hij ons, dat het zonet gehoorde "Hey Baba looba!" een armzalige verbastering was van het originele "Hey Papa loepa"! of, om nog volledigerte zijn: Hey Papa loepa Paloepoe!" hetgeen niets meer of minder inhield dan een gezongen constatering, dat een mogelijk te diep in de Sagowèr-bamboekoker gekeken hebbende Papa in zijn benevelde toe stand alle traditionele poespas en de Paloepoe-vloermatten vergeten was en tot het als taboe geldende schuifelen was vervallen. Met alle gevolgen van dien. Het Hey Babereeba!" kon hij niet thuis brengen, maar "Baboe berapa?" kwam heel zeker in geen enkele originele tekst voor. Zo waren ze daar niet. Het lag dus voor de hand, dat deze inter- Hawaiian-muziek. Een begrip voor Indische mensen. Het gaat niet goed met die muziek. Tenminste, dat zou den we kunnen opmaken uit een brief van Ed Mayer uit Honolulu. Hieronder laten we een passage daaruit volgen en we hopen maar dat later zal blijken dat Ed te pessimistisch was. Redactie "Met de steel guitaristen situatie is het nog altijd zeer treurig gesteld. Er komt geen nieuw talent naar voren. Eén van de hoofdredenen is natuurlijk dat wij hier geen officiële en zelfs niet een on officiële muziekschool hebben, die het vak "steel-guitar" kan onderwijzen. Er is hier zelfs niet eens een conserva torium, alhoewel onze University of Hawaii overigens wel een goede reputatie heeft. Voor muziek in het algemeen moet men nog steeds en helaas naar "mainland", zoals we hier ons vasteland noemen. De enige per soon die hier voor broodwinning wat steel-guitaar les geeft is Jerry Byrd en die is vanwege het gebrek aan vol doende studenten er inmiddels ook mee opgehouden. Hij speelt zelf momenteel nergens meer en de meeste "snabbeltjes" zijn voor hem in het verre Japan, waar momenteel Hawaiian muziek met steel-gitaar ontzettend populair is - zo ongeveer als in Indië vlak na de oorlog. Enorm goede steel-guitaristen ook - één van de beste is momenteel Tony Othsuka die twee nightclubs heeft onder de naam "The Palms" en "Tro picals Palms", respectievelijk in Tokyo en Osaka. Tony Othsuka heeft ver scheidene LP's bij ons, Indo Recording, ge-mastered. Dus voor beroeps steel guitaristen is er hier beslist geen werk meer en valt er totaal niets te beleven. Een andere reden is dat de tegen woordige toeristen de steel gitaar niet eens missen en vaak het bestaan ervan niet eens weten." ED MAYER pretatie en vertaling op rekening kwam van een aan heel iets anders dan dansen denkende schooier. Schan dalig! De discussie werd natuurlijk gestaakt. De concentratie was er uit, de lol er af. Behalve bij Nis, want die zat geconcentreerd aan zijn shagje te lurken en bevredigd voor zich uit te grijnzen. Goed beschouwd wist je bij hem nooit wie door wie voor de gek gehouden werd. Daar kwamen we dus te laat achter. Veel te laat. 24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 24