Grootvader
Dit is het portret van de man, die ik nooit gezien heb. En toch ken ik hem. Ik draag
een duidelijk beeld van hem in mij. Uit verhalen van mijn moeder, van mijn ooms
en tantes, van anderen, die ik wel gezien heb en een vergelijkbaar leven geleid
hebben. Ik zie hem in een schilderij van Isaac Israëls: 1 883 - een detachement
kolonialen, komende van Harderwijk trekt "geëscorteerd door mariniers over de
Koningsbrug te Rotterdam om zich in te schepen". De keien zien er nat en
droevig uit. Voorop marcheren een pijper en een tamboer. Daarachter een wat
haveloze, geüniformeerde troep. Vrijwilligers, die om duizend en een redenen
voor het koloniale Nederlands Indische Leger tekenden. Veel uitschot, veel
drank, vaak het schuim van de Europese samenleving.
Ik ken hem uit een lied van de ooit zo
beroemde Koos Speenhoff, die a la
Aristide Bruant de rauwe onderkant
van de samenleving bezong: "Adieu
Marie, ik ga je nu verlaten. Ik heb
getekend voor de zeesoldatenIn
die laatste woorden klinkt het defini
tieve van de scheiding door.
Ik zie hem in het stille valleidorpje in
Luxemburg, waar hij vandaan kwam.
Was het groothertogdom nog lid van
de Duitse Bond, toen hij geboren
werd? In ieder gaval sprak grootvader
Duits en dacht als een Pruis, zeiden
zijn kinderen later.
Als jongeman trouwde hij in zijn dorp,
maar verloor vrouw en kind bij de
geboorte van wat zijn eersteling had
moeten zijn. Tuberculose? Als je in dat
eng ingeklemde dorpje met veel damp
en vocht je geest liet terugdwalen, zou
dat best kunnen. Kraamvrouwenkoorts?
De hygiëne onder de kleine luiden in
de tweede helft van de 1 9e eeuw liet
veel, heel veel te wensen over.
De dorpsanalen spreken nog tot diep
in die eeuw van sterfte door cholera
bijvoorbeeld. Mijn grootvader moet
gevoel gehad hebben, want hij nam
het verlies van vrouw en kind zwaar en
hij wilde weg, ver weg van de plaats
waar alles hem aan zijn geliefden
herinnerde. Hij heeft de trein genomen
en ergens in Nederland (Maastricht?)
op een garnizoenskantoor getekend
voor de koloniale troepen. Er is hem
handgeld verstrekt en een gratis 3e
klasse reisbiljet per trein naar Harder
wijk.
Daar heerste een harde discipline. Dat
was in het Koloniale Depot ook nodig.
Menig dronkaard - en drank was het
ontsnappingsmiddel bij uitstek voor
de dagelijkse ellende van de lagere
klassen - zoop zich ter plaatse halflam,
voordat hij zich aan de poort meldde.
De kolonialen werden door de plaatse
lijke bevolking gemeden. Reeds daar
ervoeren zij de uitstoting uit de burger
gemeenschap. Ook in het verre Indië
werden de Jannen door hun mede
blanken als paria's behandeld.
Ik zie hem in een oude foto van een
troepje pafferige bleke jongemannen
in donkerblauw lakens uniform met
kepi. Zij staan op het achterdek van
een klein zeilstoomschip. Naast hen
de begeleidende officier. Een jonge
tweede luitenant met krijgshaftig
omhooggedraaide snorrepunten.
Ik zie hem als een kleine grijze vlek
met zwarte tropenhelm in een grote
groep dito vlekken. "Infanterie in de
tijd van de Geconcentreerde Linie. Het
kampement Kedah te Koeta Radja
(Atjeh)". Atjeh! Daar werden zij voor
geworven. En voor de expedities naar
Bali, naar Lombok en Halmaheira. "Om
den inlander te onderwerpen aan Ons
Gezag en den Christelijken Beschaving".
Daarom sjokte grootvader dagen - en
dagenlang met een Beaumont karabijn
in de ene en een klewang in de andere
hand door de modder. Met zijn mede
kolonialen stak hij, de armen in elkaar
gehaakt, de kali over. Zwoegde over
nauwe bergpaadjes door oerwoud,
waar alles wat je aan je lichaam droeg
vermolmde, beschimmelde en weg
rotte. Hoe grootvader over "den vijand"
dacht weet ik niet, maar ik denk dat
zijn gedachten niet afweken van wat
anderen in die tijd erover dachten.
Ik moet me voortdurend voorhouden,
dat er in die dagen geen ijsmachine,
geen electrische fans, geen ijskast en
geen airconditioning was. Binnen en
buiten was het vaak gloeiend heet. Ik
denk aan alle zweet, ik denk aan alle
vervelende huidirritaties, die dat ver
oorzaakt.
In dat milieu leefde mijn grootvader in
de kazerne op de chambrée. Met men
sen die door de uitzichtloosheid, door
de hitte, door de wanhoop bevangen
raakten en de tropenkolder kregen.
Soms gewelddadig, zodat de middag
stilte ineens verbroken werd door een
gillende en klewangzwaaiende vent.
Grootvader maakte het allemaal mee
enontworstelde zich eraan. Uitzijn
conduitestaat komt hij naar voren als
een man met ambitie. Hij werd bevor
derd. Van soldaat tot korporaal, van
korporaal tot sergeant, dan sergeant
majoor en uiteindelijk tot onderluite
nant. Het hoogstbereikbare. Feitelijk
had hij een afstand afgelegd, die alleen
maar in lichtjaren te meten was.
Jaarlijks kon je wat premies erbij ver
dienen door verscheidene stadia van
scherpschutter te doorlopen. Ze staan
op de conduitestaat. Omgang met de
blanke burgerij was onmogelijk. Je
was er wel, maar voor hen bestond je
niet. Menigeen nam een inlandse
vrouw tot bijzit. Zo niet grootvader, die
een keurig Indisch meisje uit onder
officierskringen trouwde.
Uit de conduitestaat valt zijn loopbaan
te reconstrueren. Als onderofficier
weer naar Atjeh, waar de toestand nog
steeds niet helemaal zuiver was.
De twee oudste dochtertjes bleven op
Java achter bij een Hollandse collega
in huis. Zij moesten naar een strenge
nonnenschool, waar gepresteerd
moest worden.
Later zie je hem zoveel mogelijk het
rustiger garnizoensleven zoeken. Een
medaille voor zoveel jaren trouwe
dienst en een instructeurschap aan de
Pupillenschool te Gombang. Op de
staat is ook nog het woord Tjimahi te
ontcijferen.
Er worden achter elkaar drie jongens
geboren. Zij worden met een stevige
hand opgevoed. Gelukkig maar. Later
helpt die harde opvoeding ze door de
Japanse bezettingstijd.
Grootvader is nog een keer met Euro
pees verlof geweest. Alleen. Hij is ook
nog in zijn geboorteland geweest. Na
een half jaar was hij toch weer terug,
want Luxemburg was hem vreemd
geworden. Aan het einde van zijn
loopbaan gaat hij met militair pensioen
en woonde in Buitenzorg. Niet te
koud, niet te warm. Het begin van de
Japanse bezetting maakt hij nog mee,
maar kort daarop overlijdt hij. Gewoon
versleten, denk ik.
Nogmaals, ik heb mijn grootvader nooit
gekend. Als baby, vèr voor de oorlog,
heeft mijn moeder mij eens bij haar
thuis gepresenteerd, maar er zijn geen
foto's van gemaakt en er leeft niemand
meer, die zich dat bezoek herinnert.
Ik breng hem nu mijn saluut. Wat hij
deed heeft hij niet voor zijn lol gedaan.
Voor hem geen tantièmes van drie
maal het jaarsalaris, maar een beschei
den schutterspremie. Geen wilde fees
ten in de soos, waarbij de piano over
de voorgalerij gesmeten werd, maar
een zondagse wandeling om de aloon-
aloon, terwijl de stafmuziek wat operet
tewijsjes blies.
Voor hem geen pluimen op z'n hoed
van het hoofdkantoor in Holland voor
weer een winstgevend jaar, maar een
paar hardverdiende gouden chevrons
op de mouw. Het is waar, hij hielp mee
dat allemaal mogelijk te makendag
grootvader! F
4