REISBUREAU NIPPON 9 Het moet midden 1 944 zijn geweest; dat de Birma Railroad zover gereed was, dat een vrij regelmatig treinverkeer mogelijk was. Verschillende junglekampen werden toen opgeheven en de bewoners werden overgebracht naar basis kampen om van daaruit opnieuw op transport te worden gesteld om elders weer te worden ingezet. EERSTE LUSTRUM "SERUKUN" Zondag 4 september zal in het Hoorn- wijk-Complex aan de Jan Thijssenlaan 2, Rijswijk, de Landelijke Indische Sociëteit Serukun haar 5-jarig jubileum vieren. Dat gebeurt op grootse wijze met een feestmaaltijd, veel muziek (The Old Time Serenaders - The Dedi cation Express), entertainment (o.a. Guus Becker en Hugo van Haastertjen als speciale gast Rob Nieuwenhuys. Er wordt van 11.00-1 9.30 uur gefeest in twee zalen, ledereen is welkom! Leden f 3,—, niet-leden f 10,-. Voor inlichtingen: Bob Stobbe, tel. 070 - 27 71 56 en W. Pruys-v.d. Hoeven 070 - 60 86 36. Tamayo, een junglekamp niet ver van de 3 Pagoden pas werd eveneens opgeheven. Op het avondappèl werd door de Japanse commandant bekend gemaakt dat wij de volgende dag bezoek zouden krijgen van een hoge Japanse officier uit Bangkok. De vol gende morgen werden wij al vroeg door de wacht uit de veren gehaald en in gelid op de appèlplaats gezet. Commando's klonken over en weer en de hele Japanse wacht stond stram in de houding - ja daar kwam de hoge officier uit Bangkok in een perfect gestreken uniform met rode epauletten en een veel te lang zwaard aan zijn zijde. Hij klom op een verhoginkje, dat echt wel nodig was om ons te kunnen overzien, en begon zijn toe spraak. "You aor men aar verry goet", enfin het kwam hier op neer dat hij ons kwam vertellen dat wij hard hadden gewerkt en nu rust hadden verdiend en naar een kamp gingen, waar wij niet meer zouden behoeven te werken en veel "michi michi" (eten) zouden krijgen. Binnen een paar uren moesten wij ons klaarmaken voor vertrek - waarheen dat wist je nooit met Reisbureau Nippon. Van de keuken kregen we nog elk een rijstebal. Het moest midden op de dag zijn geweest toen de karavaan klaar stond om af te marcheren naar het stationnetje. Daar aangekomen was het weer als gebruikelijk; gelaten wachten tot er een trein kwam. Er waren 2 mogelijkheden waar je naar toe kon gaan: verder de jungle in, richting Birma, 6f bergafwaarts de meer bewoonde wereld in. En ja hoor, daar kwam eindelijk een trein aan; uit de richting Birma. Een hoera-stemming ging dooronze groep heen, nu kon het niet meer mis gaan, we gaan de laag vlakte in. Richting Birma betekende weer werken in de jungle, meer lucht- verkenningen van de geallieerden en dus meer kans op bombardementen. Een rauwe gil van de Jap en als geoefende alpinisten klommen wij boven op de wagons, dat was nou eenmaal de plaats die voor ons be stemd was. In de wagons lagen Ja panse soldaten die kennelijk uit het Birma front waren teruggetroken, ve len waren ziek of gewond. Merkwaar dig genoeg waren deze frontsoldaten menselijker dan onze bewakers. Tij dens de reis kregen wij eten dat ze overhadden, rijst met taotjo of zelfs een stukje vis; altijd beter dan ons dagelijks rantsoen van rijst met loop passoep (soep met weinig groenten en veel water). Na ongeveer een etmaal te hebben gereisd en een paar keer lucht alarm te hebben gehad, waarbij je als een haas de trein af moest springen, en het oerwoud in moest rennen om dekking te zoeken, kwamen wij in kamp Chungkai aan. Hier bleven wij de nacht over om de volgende morgen in grote Thaise prauwen in te sche pen. Je kon het treffen door op een boot te zitten zonder Jap, er waren namelijk meer boten dan bewakers. Je had dan contact met de Thaise prauwvoerder die altijd wel wat te verhandelen had. We gingen verder de Kwai Noy rivier stroomafwaarts om uiteindelijk in het basiskamp Tamuan aan te komen. Hier verbleven wij een tijdje en kregen inderdaad meer eten en minder zwaar werk. Nadat wij wat op verhaal waren gekomen werden wij op een kwade dag weer op transport gesteld. Weer eens met de trein maar niet meer boven op de wagons maar in de wagons. Geruchten deden al de ronde dat de vrede niet ver meer was. Deze geruch ten deden ons uitermate goed, wij werden weer optimistisch en werden minder ziek. Dit keer ging de reis via Nonpladuk, een kamp dat kort te voren was ge bombardeerd in de richting van Ma- lakka. Onderweg was het menu rijst met zoute vis. Er werd veel gestopt voor lucht-alarm, maar wij hadden het geluk niet te worden gebombardeerd, 's Avonds werd niet gereden en de trein werd afgekoppeld en de wagons over het emplacement verspreid. De locomotief werd in een speciale loc-bergplaats gezet, helemaal afge schermd met hoge aarden wallen. Als je een goede Jap had, die waren er niet veel, mocht je een bad nemen onder de grote waterkraan waar de locomotieven van water werden voor zien. Misschien mocht je nog een vuurtje naast het talud stoken, je kon dan de rauwe visjes gaan roosteren. 0 wat was dat lekker, rijst met geroos terde vis en slappe thee. De derde dag, laat in de middag, kwamen wij in Chumpong aan. Het eerste gezicht op dit emplacement zal ik mijn leven lang niet vergeten. Een dag te voren was dit emplacement onderhanden genomen. Het hele em placement was bezaaid met bom- kraters. Rails die als gebroken lucifer houtjes uit de grond staken en een smeulende massa wat eens een sta tionsgebouw was. Uiteengereten wa gons en paarden-kadavers lagen in het rond. In de zwart geblakerde bomen zaten gieren rustig te wachten totdat ze de kans kregen aan de kadavers te beginnen. Een afgrijselijk gezicht. ledereen was er stil van, ook de Jap. De volgende morgen waren wij blij toen wij Chumpong weer verlieten. Eindelijk na vijf dagen reizen kwamen wij in Sungai Patani aan. Ons kamp lag midden in een verwilderde rubber plantage. Ons werk was houthakken voor de locomotieven, de dagtaak was één m3 per 5 man. Een behoorlijke dagtaak die goed uitvoerbaar was. Het moest begin 1945 zijn; geruchten als zou de vrede gauw komen, werden steeds sterker. Het kon niet lang geweest zijn dat wij in Sungai Patani verbleven, toen we weer op transport werden gezet. - U moet niet vergeten dat wij in die tijd leefden zonder te weten wat voor een dag of maand het was. We gingen toen weer noordwaarts en belandden in Hadjahé. Het was een splinternieuw kamp, helemaal gebouwd van pinang stammen en met een dak van pinang bladeren. Het dak was stijl en hoog, zodat de barakken luchtig waren. Kennelijk door Thais gebouwd. Hier in Hadjahé moesten wij schuil plaatsen in de rotsen hakken om locomotieven tegen luchtaanvallen te kunnen beschermen. Ook hier bleven wij niet lang, toen het werk klaar was vertrokken wij wederom Noordwaarts. Toen was onze bestemming Seratu- thani. De grote spoorbrug over de rivier was gebombardeerd en met pontons moesten wij goederen van de zuid- naar de noordwal overbrengen en omgekeerd. Het werd geen rustige tijd voor ons, wij haatten toen de geallieerden meer dan de Jap. Elke dag vlogen zwermen Liberators voor bij en om de andere dag was er luchtalarm gevolgd door een bombar dement of mitraillement. Op 15 augustus maakte de Japanse kampcommandant bekend dat de oor log voorbij was en wij vrij waren. De Japanse vlag werd gestreken en tot ons aller verbazing ging onze drie kleur in top. Op 18 augustus maakten wij voor het laatst gebruik van Reisbureau Nippon, weliswaar nog altijd in goederen wagons maar nu met goede service, op grote stations kregen wij uitgebreid eten met veel vlees en fruit. Onze eindbestemming was Rad Bury, een stad in het hartje van Thailand, waarde werkelijke bevrijding voor ons beqon. 0. E. ROGIER

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 9