blijkt uit hun titels, Goesti Moh. Noor is later ingenieur geworden en is een hele tijd minister geweest in de Indo nesische regering. Als hij er nog is, zal hij zeker zijn belangstelling tonen voor zijn mede-leerlingen. Goesti Moh. Satta is naar de NIAS overgegaan en is overleden vóór hij dokter werd. Eigenlijk hadden ze nog een jonger zusje, genaamd Poetri Noor (poetri betekent prinses). En waarom staat zij niet op de foto? Dit typeert de strenge zeden van die tijd. Het paste niet, om tussen zoveel jongens te zitten. Zij is later met een dokter getrouwd en ze zijn er niet meer. Bij de Javanen zijn ze niet zo streng, zodat op één van de foto's (met de hoge stoep) op de voorgrond een meisje in Javaanse kleding prijkt. Dat is Soekartini, die later onderwijzeres is geworden. Haar eerste plaatsing was Makasser (Udjung Pandang). Na de overdracht heeft ze jarenlang een hoge functie bekleed bij het ministerie van onderwijs. Het is wel waard om te vermelden dat zij een jongere zuster is van wijlen resident Soedirman, die aan de Van Sandickstraat woonde. De Van Sandickstraat is thans omgedoopt in Jalan Residen Sudirman. Thans gaan we over tot het bespreken van Soekarno. Is het wel nodig, vraag je? Immers in verschillende talen is hij beschreven door de beste schrijvers(sters) en voor aanstaande journalisten. Maar, ik geloof dat zijn tijdgenoten het met mij eens zijn dat Soekarno in zijn HBS-tijd een ander facet betekent, dat zelden aangesneden is. Ik geloof dat hij voor zijn tijd- en schoolgenoten een onopvallende jongen is geweest. Het was een blokbeest en eigenaardig, zijn hobby was voor deze aanstaande ingenieur het taaie vak geschiedenis. Des te minder opvallend was hij, door dat hij nooit meedeed met dansfuiven. Toch had hij voldoende contact op school om zijn jaargenoten nog na tientallen jaren te herkennen en zich allerlei voorvallen van die tijd te herin neren. Maar buiten de klas was hij een heel andere jongen. Hij had toen al de gave van de redenaar. Wij, jongens van de Mulo, MTS, BAS, NIAS en HBS, hingen aan zijn lippen als hij zo vlot en meeslepend een rede hield in de Nederlandse taal. Hij lokte heftige debatten uit, die gevoerd werden door minstens even briljante koppen als hij. Hiermee toetste hij waarschijnlijk zijn opvattingen. Opvattingen, waarvan hij min of meer bezeten was, niet meer of minder dan de UTOPIE van een vrij Indië, of Insulinde of Indonesië. Al gauw vond Soekarno de zondag vergaderingen in Panti Harsojo te open baar en vond dat hij daar niet vrij kon praten. Je kon nooit weten of er iemand van de P.I.D. tussen ons inge slopen was. Bovendien wilde hij veel meer en veel duidelijkerdingen zeggen in een kleinere kring eneen kring van zijn HBS-genoten. Hij richtte een Debating-club op onder de ongeveer 25 Indonesische jongens en onder de meest onschuldige titels werden ook onderwerpen besproken, die in die tijd niet zo direct oirbaar waren. Maar we waren veilig, want we kenden elkaar en vader Uyterelst zorgde dat er geen vreemde snoes hanen binnenslopen. En niemand durfde het risico te nemen een standje van een oud-militair te krijgen en dan nog wel in vlot Frans. Vader Uyterelst, onze amanuensis was namelijk een Belg en blijkbaar een Waal. Als hij onze rapportcijfers optelde, of als hij boos was dan sprak hij Frans. Wij konden hoogstens een paar Javaanse verwensingen mompelen, want de Franse juffrouw leerde ons nooit de ruziewoorden in het Frans. Een grove nalatigheid vinden jullie niet? Heeft hij er de lucht van gekregen? Of was het eerlijke belangstelling? Ik weet het niet en we zullen het ook nooit te weten komen. Maar, we werden verrast door het verzoek van onze directeur, de heer Both, om op de eerstvolgende vergadering ook aanwezig te mogen zijn. Waduh, lui, de dirk komt donderdag op de debating club! Als gewoonlijk raakten sommigen in paniek, maar Soekarno zei: "Laat mij deze keer de spreker zijn en jullie komen allemaal, hoor!" ledereen was aanwezig en daar kwam stipt op tijd de heer Both. Soekarno nam als onderwerp: "De invloed van de westerse beschaving op de inlandse jeugd". Duidelijk en systematisch hield Soe karno zijn betoog en ontvouwde zijn standpunt over dit onderwerp. Ik kan me niet herinneren wie de vergadering presideerde, want we kregen allemaal een beurt. Maar alles verliep vlot, ook de debatten en de meningen van de vergadering, natuurlijk echte jongens opinies, een gedeelte pro en een ander gedeelte anti. maar alles zo extreem mogelijk natuurlijk. Toen de voorzitter dacht dat hij wel kon sluiten deed hij de gebruikelijke rondvraag. Waarachtig, heer Both stak zijn hand op en vroeg het woord en tot onze verbazing zei hij u tegen de voorzitter en mijnheer tegen Soekarno. Kort en duidelijk gaf hij een overzicht van het gesprokene, ook van het voor en tegen. "Maar", zei hij, "als we spreken over de westerse beschaving, dan moet u duidelijk onderscheid ma ken tussen de ware beschaving en de schijnbeschaving en niet zeggen: Die Hollanders doen het zo, dus het zal wel goed zijn, ik doe het ook". Hij staafde zijn bewering met allerlei voorbeelden, die voor velen van ons nog jaren een leidraad waren. Het was voor ons een openbaring, dat onze directeur niet alles goed vond wat een Belanda deed. Hij is sindsdien in onze achting gestegen, vooral om het feit dat hij op de vergadering u tegen ons gezegd heeft. Ajo, wie van jullie is tijdens zijn schooltijd wel eens met u aangesproken? Na deze ene keer heeft vader Both nooit meer gevraagd onze debating- bijeenkomst te mogen bijwonen. Mis schien was hij na die ene keer ervan overtuigd, dat wij geen kwaad deden. Ofdeze man had als geschiedenis leraar zoveel kijk op het verleden, dat hij daardoor ook een blik in de toe komst kon werpen. Wist hij misschien daardoor, dat sommige dingen onaf wendbaar zijn? Nu nog een anekdote van Soekarno in een latere periode. Ik geloof, dat velen zich de naam Mien Hessels zullen herinneren (Mien Hessels is inmiddels overleden. Red. M.). Zij zat samen met Soekarno (1921?). Ongeveer in het jaar 1956 heeft zij met andere dames van Surabaya een ziekenhuis of tehuis voor invalide kinderen opgericht. Vóór haar vertrek naar Nederland heeft zij zelfs een huis geschonken aan die vereniging J.P.A.T. (Jajasan Pertolon- gan kepada Anak Tjatjad). Het was het gebouw van motorhandel Gall. Op een dag zou president Soekarno een rondgang maken door de stad Surabaya, waarbij hij misschien de HBS-Ketabang en het hoofdpostkan toor zou bezoeken. Mien en de andere dames van de J.P.A.T. zochten het protocol op, om te vragen of ze het tehuis op het program wilden zetten. Dat kon niet, zeiden ze. Maar ze konden wel zorgen, dat het hoge gezel schap langs die weg zou gaan, als Mien dan maar voor de rest zorgde. En waarachtig, toen dat ogenblik kwam, stond Mien kordaat midden op de weg met uitgespreide armen. Mien een zesvoeteren honderdzestigponder en de andere dametjes van het bestuur links en rechts van haar opgesteld. De voorrijders verschoten van kleur en zetten hun wapens in de aanslag. Maar president Soekarno had Mien al lang herkend na ruim dertig jaren. Hij liet stoppen, stapte uit en sloot Mien in zijn armen, buiten het protocol. Hij heeft het tehuis toch lekker bezocht, vertelde Mien later en door dit bezoek is de J.P.A.T. een koelkast rijk gewor den. Van die gelegenheid heeft hij gebruik gemaakt om Mien naar alle klas- en schoolgenoten te vragen, die hij stuk voor stuk opnoemde. Misschien wek ik de indruk, alsof ik alleen maar aandacht heb voor ex- HBS'ers die professoren, doktoren, presidenten, ministers, generaals, GG's en andere hoge pieten werden. Dat is het hem juist! We zijn het meest benieuwd naar de onopvallende schoolgenoten, die zeker verborgen talenten hebben enelkekeerals we zo één ontmoeten, dan zal het zeker ook elke keer een geweldige verrassing zijn. God geve, dat het ons steeds vergund moge zijn, elkaar de hand te reiken over de hoofden van politici en leger aanvoerders heen. Surabaya, september 1975 Mas Soetjahjo (1919 - 1925) 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 10