■■I Herdenking Enschedé Door alle aandacht voor het Indisch monument in Den Haag zou bijna vergeten worden dat er ook in Enschedé, en wel in het Blijdensteinpark aldaar, een Indië-monument staat en dat ieder jaar op 1 5 augustus bij dat monument een heuse herdenking plaatsvindt. Dit monument werd ontworpen door de beeldhouwer H. Petrie en op 14 januari 1960 onthuld door mw. M. Spoor-Dijkema. Het initiatief voor het monument werd in 1 956 genomen door de heer H. J. Ledeboer. "Aan onze burgers en militairen, omgekomen in Nederlands Oost-lndië 1 941 -1 949" is de tekst op dit monument. De herdenkingen bij dit monument werden tot vorig jaar georganiseerd door een comité, waarin onder meer vertegenwoordigers van Madjoe en de Bond van Minahassers. Vorig jaar werd de Stichting Herdenking Gevallenen Zuid-Oost Azië 1 941 - 1 949 opgericht om het werk van het comité over te nemen. Bij de afgelopen 15 augustus-herdenking te Enschedé waren er circa 320 belangstellenden, waaronder provinciale en plaatselijke autoriteiten en vertegenwoordigers van Madjoe, Molukse organisaties en de Bond van Minahassers. REDACTIE op een afstand voor die deur blijft staan. Bij het gebruiken van een ijsje, krijg je er altijd een lang rietje bij. De meeste tafels zijn hoog en de stoelen laag. Normaal steekt het rietje boven je hoofd uit. Het is zo vervelend om altijd weer op te staan om een zuigje te nemen. Wat daar ook zo rot is, is dat er geen becaks rijden en dat de stads bussen niet overal willen stoppen. Hier rijden ze je tot voor de deur. Met de bus moet je precies weten, waar je uit moet stappen anders moetje een eind verder of een eind terug gaan tippelen. Ik reed in een stadsbus van Eindhoven vaar Veldhoven en ik zei: "Laat u mij af, één halte voor de Torro". Er werd door de chauffeur geroepen: "Eén halte voor de Torro!" Ik bleef rustig zitten en weer werd er geroepen: "Eén halte voor de Torro meneer!!!" Ik stapte toen uit, o God ik was verkeerd hoor. Wat nu? Ik was in Veldhoven ingestapt bij een kleine driesprong en wel één halte vóór de Torro. Nu ben ik uitgestapt en er was geen driesprong. Het zou gaan regenen, het was koud en er was niemand op straat. Ik zou toen terug gaan lopen. Links aan de overkant zag ik in de verte twee dames lopen onder een paraplu. Ik stak de weg over en ja, het waren mijn vrouw en mijn schoon zuster. Omdat het zou gaan regenen hebben ze mij met een paraplu gehaald. De halte naar Eindhoven is vóór de driesprong en de bus van Eindhoven stopt op een andere plaats, daar vlak in de buurt. Vandaar dat alles voor mij vreemd was. In Apeldoorn gingen wij naar de pasar malam. Wij kochten twee kaartjes en zouden naar binnen gaan. Bij de in gang stond op een bord geschreven: "Oppassen! Voor ingangskaarten met eindnummer 6 en 8 hebben wij h er een speciale aanbieding." Mijn vrouw hadalseindnummer8enik6. Wij toen naar dat standje gestapt en lieten onze ingangskaarten zien. "Zoekt u maar uit," zei de baas. Mijn vrouw zocht een hangertje uit. "Goed," zei de baas, "dat hangertje kost maar 43 gulden." Wij hadden met ons beiden maar 200 gulden, dus lieten wij dat hangertje weer vallen. Een grote Hollanderstond naast ons en zei tegen de baas: "heb ben jullie geen betere moppen?" Tegen ons zei hij: "Voor zulke schofjes mag je wel oppassen." Wij gingen de pasar malam in. Mijn vrouw bleef bij een souvenierwinkeltje staan om naar de prijzen te kijken. Ik stond een eind achter haar. Rechts verder op zag ik mooie dansende meisjes. Ik ging iets naar ze toe om ze beterte kunnen zien. Later had mijn vrouw die meisjes ook in de gaten en wij zouden er samen naar toe gaan. Alsmaar naar die dan sende meisjes kijkend zei ze: "Kijk daar schat, laten wij er naar toe gaan." Zij stak haar hand in een arm, maar er werd weerstand geboden. Zij keek op. O God, zij had niet mij, maar een gebaarde Hollander te pakken. Die man had zijn vrouw onder de arm. Mijn vrouw zei alleen: "pardon meneer. pardon!" De man lachte breed uit. Zijn vrouw keek sip en zocht er wat anders achter. Mijn vrouw zag mij toen daar staan en zei boos: "Jij ook, waarom ben je weggelopen!" De omstanders hadden er zich ziek om gelachen. Ik wat blij, dat wij gearmd verder konden lopen. Wij zouden een ijsje gaan nemen. De kleine Honda stopte naast het trottoir. Ik was de laatste die moest uitstappen. Omdat de deur te laag was en het trottoir te hoog, moest ik op mijn rug uit de wagen kruipen. Toen wij verder zouden gaan zei mijn neef: "Oom, gaat u er eerst in." Ik naar de wagen, maar ik kon de deur niet openen. Mijn vrouw zei: "Wat doe je toch gek! Wat doe je daar?" Ik zei haar: "Ik kan de deur niet open krijgen!" "De deur is open! Jij zit aan de benzinedop te peuteren!" De auto had maar twee voordeuren. Omdat ik achter moest zitten, zocht ik naar de knop van de achterdeur. In een restaurant vroeg een dame mij of ik in de deuropening van de lift wou staan. Zij wou haar man, die in een rolstoel zat in de lift krijgen. Ik keek haar boos aan en zei nog even hoor baar: "Dat ik nog niet gek ben." Een oude dame had mijn gemompel ge hoord en legde mij uit dat de deur van de lift niet kan sluiten als er iemand voor dat rode glas staat en zij wees meteen naar dat rode glas in de deur opening. Ik ben daar gauw van weg gelopen, want men kan mij nog meer van die verhaaltjes gaan vertellen. In Duitsland was ik in de bossen verdwaald. Eigenlijk erg simpel. Mijn neef Ron zei mij om door te lopen. De rest van de groep komt wel. De rest van de groep kwam niet, omdat er één ziek was geworden. Toen ik enkele kilometers gelopen had, liep ik terug. Het bos had vele paden en dat was de reden dat ik de weg niet meer terug kon vinden. Na uren zoeken had men mij terug gevonden. Een ieder was dolblij dat het verloren schaap weer terug was. In die drie maanden in Holland zijn wij nooit ziek geweest, wel heb ik last gehad van betraande ogen. Zo zat ik echter op Schiphol in het vliegtuig om naar Indonesia te gaan, of mijn ogen waren weer normaal. J.V. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 7