MAKASSAR en Omgeving
door HEDWIG TROUERBACH
(Slot)
Reeds op kleine afstanden van Makassar kon men leuke uitstapjes maken,
Barombong, een badplaats met breed, vlak strand, ca. in een half uur met de auto
te bereiken via Soengoeminasa, over de brug van de Beerang rivier. In die tijd
waren er eenvoudige bamboe-kleedkamertjes, zitjes met strandparasols en op
zon- en feestdagen buffet. Onderweg kon men het z.g. "heilige kanon"
bezichtigen. Voorbij een scherpe wegkromming, vlak bij de visvijvers, stond het
onder een enorme waringin. Het stamde uit de Goa-oorlog, en het leek of het in
de loop der tijden gedeeltelijk in de boom gedrongen was. Door de groeikracht
van de boom was het kanon helemaal krom getrokken.
Tonassa lag op ca. 60 km aan een
zijweg van de weg na Pangkadjéné,
een mooi zwembad in de kalkrotsen
Zeer bezienswaardig is de waterval
Bantimoeroeng op ca. 42 km, met de
auto in drie kwartier te bereiken. Men
reed over Maros, voorbij een irrigatie-
werk en een waterstuw voor de be
vloeiing van Maros. Hier begon het
typische kalksteenlandschap, de merk
waardige kalkrotsgebergten van Zuid-
Celebes. Bij km 35 passeerde men een
eenzame rots, "Boeloe Sipong" ge
heten. De rots was makkelijk te be
klimmen en van bovenaf had men een
interessant vergezicht. In de rots trof
men een gewelf aan met grillig ge
vormde druipsteengrotten. Het Ma-
kassaarse woord bantimoeroeng be
tekent waterval, maar deze waterval
was zo indrukwekkend, dat men de
hele plaats waar zij ligt, Bantimoeroeng
heeft genoemd. Het werd tot natuur
monument verklaard en het is te hopen
dat deze maatregel nu nog geldt.
Inderdaad heeft de natuur daar iets
heel schoons gewrocht. De merkwaar
dige kalkrotsen stijgen er steil uit de
laagvlakte op. Enige uitlopers vormen
een kom, waarin een nauwe bergkloof
uitkomt. Het rivierwater dat door deze
kloof wordt voortgestuwd stort in een
majestueuze waterval naar beneden.
Meer dan 100 meter hoge kalkrotsen
zien op dit schouwspel neer; een
ontoegankelijk gebied, waar vroeger
de Marosse roofridders hun schuil
plaats hadden. Diepe grotten, waar
door het water zich eens een weg
baande, vormen gangen die het gehele
gebergte doorkruisen. Naast de water
val voerde een trap naar boven, van
waar men een nog imposanter aanblik
van het geheel kreeg. Langs de berg
rivier kon men verder naar boven
klimmen tot aan een klein meer bij een
waterval, waar men kon zwemmen.
Daar vlakbij was een druipsteengrot
die men betreden kon via een smalle
spleet in de rotswand. Deze grot was
ca. 100 meter lang en vertoonde fraaie,
ruime zalen. Boven de kleine waterval
bereikte men een romantisch meertje,
waar het echter zeer gevaarlijk zwem
men was vanwege onzichtbare onder
stromen. Reeds meerdere zwemmers
vonden hier de dood.
In een als galerij boven dit meertje
gelegen hol bevonden zich twee stenen
zuilen, waar door de bevolking tot van
ver in de omtrek regelmatig offers
werden gebracht. Terug beneden in de
kom bevond zich aan de voet van een
loodrechte rotswand een zwembad
met stromend, koel bergwater, waar
het op een hete dag heerlijk zwemmen
was. De omgeving van Bantimoeroeng
was wereldberoemd om de grote ver
scheidenheid van zeldzaam mooie
vlinders, die zich (toen) in grote getale
in de zon bij het water en in de bomen
ophielden. En dit alles voor slechts
(toen) 25 cent per persoon entrée!
Een geliefd vakantieoord in de bergen
was Malino, gelegen op de helling van
het voorgebergte van de tweelingtop
Bawa-KaraEng en Lompo-Batang,
11 00 m hoog en op een afstand van 75
km overeen zeergoede weg makkelijk
te bereiken. Het was eerst een primitief
plaatsje op een plateau bij de Malino-
rivier, die steeds bandjirde. In een
recordtijd werd de weg erheen en de
kota verbeterd, in 1 931 vond de fees
telijke opening plaats en sindsdien
groeide Malino snel uit tot een prachtig
villadorp.
Reeds de weg erheen was de moeite
waard. Het sterk variërende bergland
schap was vooral adembenemend op
de bergkam bij km 63, waar men aan
de ene kant uitzag op het Malinodal en
aan de andere kant op het dal van de
Bérangrivier. In het Malinodal zag men
diverse watervallen, w.o. de Djéné
Boelan (Maanwater), bekend om de
zilveren glans van het water. Een mooi
punt is daar waar de Malino en de
Bérang samenvloeien.
Vlak voor men de kota binnenreed
passeerde men het gebouw van de
Kinder Vakantie Kolonie, een bekende
instelling die belangeloos werkte. De
KVK stuurde kinderen die het nodig
hadden naar de bergen om aan te
sterken. Nog een korte klim en men
zag het Klooster van de Zusters op
rijzen, gebouwd in een uitgebreide
tuin op een rots. Dan zag men de fraaie
villa's en bungalows in ruime kleurige
tuinen aan keurig aangelegde wegen
en lanen. Zes bungalows werden
verhuurd en in de pasangrahan was
plaats voor 20 gasten, waar de kamer
huur voor één persoonf 1,50, en
voor twee personen f 2,50 per dag
bedroeg. De huur van de 5-kamer
bungalow bedroeg f 3,—voor één gezin
en f 4,50 voor twee gezinnen per dag.
Voor de maaltijden moest zelf gezorgd
worden. Er was een gezellige, druk
bezochte pasar, waar volop verse
groenten en fruit te koop was, w.o. de
tèrong belanda, wilde moerbeien en
frambozen die daar groeiden. Met
vrachtauto's werd uit Makassar van
alles aangevoerd ook vleesprodukten
en natuurlijk verse vis.
Water, afkomstig uit de bronnen vlak
bij Malino, was er meer dan genoeg.
Het teveel liet men wegvloeien voor
het doorspoelen van de goten. Het
water werd regelmatig gecontroleerd
en was van zo goede kwaliteit dat men
het rustig ongekookt kon drinken (net
als in Zwitserland hoog in de bergen).
Elektrisch licht was in Malino goed
koop, het dorp had zijn eigen elek
trische centrale, opgewekt door lokale
waterkracht. De verzamelbak voor dit
water was tevens zwembad en was
één van de meest idyllische plekjes
van Malino, met veel beeldschone
bloemen, schaduwbomen en kristal
helder (koud!) water. Behalve wandel
sport kon men bergbeklimmen, ten
nissen en paardrijden op bergpaardjes.
Elk jaar in juli trokken de paarden
rennen veel belangstelling. Er waren
fantastische wandelroutes door dichte
bossen, langs ravijnen en bergkloven
met een machtig gezicht in de diepte.
De vochtige dennebossen hadden de
typische Malinogeur die ik nooit zal
vergeten.
Na de oorlog werd Malino een over
wegend militair vakantieoord, zowel
voor de landmacht als voor de marine.
Het kreeg ook nog politieke bekendheid
door de "Malino-Conferentie" die daar
van 1 5 tot 24 juli 1 946 werd gehouden
over de federatieve opbouw van de
Indonesische staat en de noodzake
lijkheid van een overgangsperiode
onder Nederlandse souvereiniteit.
Reed men vanuit Malino langs de
nieuwe weg richting Sindjai, dan
kwam men voorbij een landschap van
unieke schoonheid. Op circa km 117
bereikte men het hoogste punt, 1.330
m. Hier had men een onvergetelijk
vergezicht op de Golf van Boné. Vanuit
Malino zag men de Straat van Makas
sar, maar het gezicht op de Golf van
Boné is veel imposanter.
Tombolo had een bijzondere waterval
de "Bantimoeroeng Nagallang"
(Koperen Waterval) in de Tanggar-
rivier, de bovenloop van de Tangka-
rivier die bij Sindjai in de Golf van
Boné uitstroomt. Volgens de over
levering stamt deze naam uit de Goa-
oorlog, toen vele gevluchte Goanezen
hun sieraden en koperwerk in de poel
onder de waterval wierpen, opdat het
daar zou blijven liggen, en waarvan de
koperen kleurvan het water het gevolg
zou zijn. Inderdaad had het water de
kleur van het Inlandse ongepolijste
16