Stom Toeval J. G.Yssel de Schepper "INGET MATI" "AD PATRES" Fa. Johs. Ouwejan Zn. VERZEKERINGEN 9 Een maand of zo geleden, op een zaterdagavond vlak na de steeds min der overtuigende weersprognose van Erwin Kroll, wendde ik me tot mijn huisgenoten en vroeg, "Is jullie niets opgevallen aan het Journaaliets grappigsTwee glazige blikken, duidend op verhoogde activiteit in de daarachterliggende geheugenchips en toen, "Ja, verdomd! Jimmy Carter en de pinda's"Goh, ja" zei de ander meteen, "ook toevallig!" En het was natuurlijk ook op z'n minst verdomd toevallig. De redacteuren van het NOS Journaal zal het waarschijnlijk niet eens zijn opgevallen maar het eerste nieuws-item berichtte over ex- president Jimmy Carter's bezoek aan de een of andere landbouw-conventie in Brabant en het laatste betrof een baal pinda's die van een vrachtwagen op de Brienenoord-brug was gedonderd en voor een kolossale verkeersopstop ping had gezorgd doordat de plat- gereden apenootjes een spekglad en onberijdbaar wegdek veroorzaakten. Mocht de konnektie U ontgaan, Jimmy Carter was de president van de U.S.A. die om waarschijnlijk slecht twee redenen in de analen zal worden bij geschreven; één, omdat hij de grootste nul-komma-nul was die ooit in het Witte Huis bivakkeerde en twee, omdat hij van huis uit pindaboer was. Dat uitgerekend op de dag dat 's werelds bekendste pindaboer ons landje bezoekt er een baal vermorzelde pinda's het nieuws haalt is toch toe vallig, vindt U niet? Ik wel, maar niet meer dan dat. Sommige mensen beginnen meteen over het noodlot, predestinatie en de hand van God, maar wat mij betreft zou het pas echt ongelooflijk zijn als er in een wereld waar elke seconde miljar den dingen plaatsvinden er niet af en toe iets voorviel dat grappig of frappant was. Soms gebeuren er echter dingen die zo onwaarschijnlijk zijn, dat zelfs ik begin te twijfelen. In het kostelijke "The Book of Lists" deel twee, van Wallechinsky, Wallace en Wallace staan o.a. tien officieel geregistreerde gevallen van toeval, twee waarvan me altijd zijn bijgeble ven. - In de lente van 1975 krijgt Joseph Figlock wandelend over een trottoir in Detroit een baby op zijn hoofd, afkomstig uit een raam van de veer tiende verdieping. Een jaar later overkomt hem precies hetzelfde. Figlock en de beide babies overleven dit bizarre toeval. - In Bermuda wordt Erskine Lawrence Ebbin, rijdend op zijn brommer, ge schept door een taxi. Erskine over lijdt, de brommer blijft heel. Jammer- genoeg, want exact een jaar later wordt broer Neville op diezelfde brommer, in dezelfde straat dood gereden door dezelfde taxi met Begrafenis- en Crematie-Onderneming Opgericht 1 924 ROUWKAMERS en ONTVANGKAMERS AIRCONDITIONED Kantoren; Fred. Hendriklaan 7 - Den Haag Tel. 070 - 55 64 27 (3 lijnen) Alg. Assurantiebedrijf "Argo" ALLE Kantoor en woonhuis Corn, de Witt- laan 83, Den Haag, tel. 070 - 55 71 72. dezelfde chauffeur en achterin dezelfde passagier! Erskine en Neville worden beiden 17 jaar oud. Hierbij vergeleken is het geval Jimmy Carter natuurlijk peanuts MARK BOON N.B. Heeft u zelf ooit iets "toevalligs" mee gemaakt, stuur ons dan een briefje. (Vervolg: "Spoorherinneringen") ieder station zo streng inspecteerden. Je wist ook veel, want ieder kind pikte thuis wel iets van vaders specialiteit op. Je sprak over tractie en Weg en Werken, over Dienst Bruggen en Dienst Onderhoud. Je had Seinwezen en nog veel meer. Misschien voor de buiten staander allemaal wat onbegrijpelijk, maar voor ons was dat de Tale Kanaans. Het zette je apart van de rest van de wereld. Tenslotte was daar je gehoor. Bijzon der fijn ontwikkeld. Je luisterde mee met het ventje, die met een hamer op de wielkasten tikte. Tik, tik, tik, de hele trein langs. Je kon horen of ergens onderweg iets warmgelopen was. In het seinhuis (Streng Verboden Toe gang, maar je kwam er toch) hoorde je de korte, droge 'tinggg' als er een wissel omgezet werd. Bovenal en boven alles uit kende je de fluitsignalen van de loc. Je hoorde ook welk type loc. Een rangeerlocje of zo'n grote loebas, die dwars over Java ging. Eén lang, meteen gevolgd door één kort. "Alles goed, pas op, ik nader". Drie lang "ik sta stil voor Onveilig". De eerste stoot zwol altijd even aan, daarna was er voldoende stoomdruk. Vooral de grote locs waren net dieren, die hun eigen taal spraken. Ze konden droef huilen of opgewekt, ja soms triomfantelijk juichen. Vooral in de jaren, dat er nog al eens een aanslag op de trein werd gepleegd, kon je vaak horen of het moeilijk was geweest onderweg. Natuurlijk, de doorkomsttijden kende je uitje hoofd. Als je aan het voetballen was of zo maar op straat aan het spelen, werd je, als vanzelf, onrustig als je op een bepaalde tijd 's middags de fluit signalen nog niet had gehoord. Soms kwam er - vanuit de richting Meester Cornelis - ook niets en dan wist je dat het fout was. Hóe fout, hoorde je de volgende dag. Er waren combinaties van mogelijk heden. Beschoten en gederailleerd; gederailleerd en daarna beschoten of gederailleerd sadjah. "Alleen bescho ten" kwam meestal wel verder, zij het vaak te laat. Ze hadden bepaalde fluit signalen afgesproken, wanneer er iets fout zat, maar dat gebeurde meestal veel verder op de lijn. Dan kon een leger eenheid zich sneller naar de plaats des onheils spoeden om te proberen wat daders in de kraag te vatten. Als het heel erg mis was, werden de resten van de trein op platte wagons geborgen en zoiets leek net een begrafenis als het aan ons voorbij trok. Soms hadden we een echte begrafenis als er iemand van ons bij zo'n aanslag om het leven gekomen was. Gesneuveld, zeiden wij kinderen. De hele buurt rouwde even en er werd periodiek geld ingezameld voor iets extra's voor de nabestaanden. Wij leefden eigenlijk voordurend mee en bijna automatisch, wat je ook aan het doen was, registreerden je hersens de hoorbare passage van weer een trein die netjes op tijd naar de Kota trok. Hoe kun je nu nog, zoveel jaren en gebeurtenissen later, dat warme ge voel beschrijven, dat je doortrok wan neer je 's avonds de Bandoeng Expresse - een beetje schuin in de bocht han gend - voorbij zag denderen. Hoe kun je dat innig gevoel van tevredenheid te voorschijn roepen, wanneer je diezelf de Express, lang overtijd, bij Meester al kon horen gillen, dat hij het toch maar gehaald had? Bij zulke gelegenheden hief je even je arm, duim omhoog, naar de machinist en z'n maat en die lachten branieachtig breed terug naar je. Ja, we waren één grote familie. Ik zei toch, dat spoorwegkinderen anders waren! ERIC HERBERTSZ

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 9