De oude dag Oom Donald Kromme Elleboog Wat ik nu vertel, gaat over mijn oud oom Donald. Hij is tijdens de Japanse bezetting overleden en zou, als hij nog in leven was, diep in de negentig zijn. Wij waren met ons vijven in de kost bij hem en tante Lies. Ik spreek over 1 934 in Malang. Ik herinner me hem, zoals hij in de voorgalerij zat, duimen draaiend op zijn dikke buik, mopperend over de zedeloosheid van het kinderen krijgen zonder getrouwd te zijn. "Dat komt van 't dansen", was zijn oordeel. We werden goed verzorgd, wat betreft de lichamelijke zorg. We hadden niets te kort. Zo af en toe droeg oom z'n steentje bij, als er gestraft moest wor den. Óp een dag, genoeg van het stilzitten, droeg hij ons op ons aan te kleden; hij zou met ons naar de bios gaan. 't Was de goedkoopste bios (op alle rangen een kwartje), en er draaide "Faust". Waarom die film, begreep ik toen nog niet. Ik was als oudste dertien jaar en de jongste zes jaar. Met grote ogen keken we naar de capriolen van Faust. Oom zat er rood-gloeiend en niet op z'n gemak bij. Hij had niet gedacht, dat 't zo realistisch weerge geven zou worden. Véél herinner ik me er niet van, alleen 't slot vond ik prachtig, zoals de engel zegevierde over Satan en erboven schitterde "Lief de overwint alles". Later begreep ik, dat oom ons de "klassiek" wou bijbrengen; alleen op een gemakkelijke manier. Dit was tege lijk het einde van zijn pedagogie. L. GERRISSEN-HOFMEISTER (Vervolg: "Schooltijd in Cheribon") genummerd naar de sterksten. Wie naar een hogere rang wilde promo veren, moest dat proberen door te vechten met jongens die een hogere rang bekleedden. Dat gebeurde na de schooluren in het open veld. Zo'n vechtpartij kon ook ontstaan door knikkeren, boefjespel en alle andere dingen. Na zo'n vechtpartij, die meest al werd ontdekt door een van de leraren vanwege het enorme gejuich en kabaal, moesten we dan in het bureau van de Hoofd der School som men of zinnetjes maken tijdens de grote pauze, terwijl alle anderen gilden van pret. Tijdens de grote vakantie van 1941 gingen een paar padvinders met meneer Mouth als Hopman een fiets tocht maken naar Sindanglaut. Dat was voor mij een laatste ontmoeting met mijn dierbare vrienden, want zon der dat wij het wisten werd mijn vader tijdens deze overgangsvakantie van Cheribon overgeplaatst en kreeg ik geen gelegenheid mijn klas vaarwel te zeggen. In december 1941 brak de oorlog met Japan uit. H. WOLTER (Jakarta) Mijn vader plachtte zeggen: "Oud, wie is oud, de duvel is oud". Dat heb ik overgenomen en onthouden. Wat is oud, wie is oud. Misschien is oud als je voelt dat je de 60 gepasseerd bent. Dat je dan moet verwijlen tussen men sen met grijze haren, grauwe ziekten, dorre praatjes. Dat je aanwezigheid tussen jonge mensen niet gewenst is of niet gepast. Ik ben er vast van overtuigd, dat je zo oud bent als je je voelt en dat je als mens van 60 of ouder er best jeugdige gedachten of manieren op na kan houden. Ik betrap mezelf er dikwijls op, dat ik zeg: "Wat moeten die oudjes op de bowling alley", waarop vrienden de nuchtere opmerking maakten: "En jij zelf dan, behoor jij niet tot de ouderen?" Gezien mijn grijze haren en mijn leeftijd (ik ben net 81 jaar geworden) behoor ik tot de oudjes, maar zie en voel 't leven anders aan. Ik hou me niet bezig met ouder worden of vrees voor ziektes wat meestal gepaard gaat met de oude dag. Het gekke is, dat ik meer verwijl tussen jonge mensen, vrienden van mijn kinderen en dat die jonge mensen mijn gezelschap zoeken en me niet uitstoten, maar me betrekken in hun vreugde en verdriet, hun denken en doen. En waarom? Omdat ik belang in hen stel en mee kan voelen, leven en Over twee maanden ben ik90 jaaroud. Ik woon nu in Amerika, maar ik ben geboren in Soerabaja in het laatste jaar van de vorige eeuw en ben een echte Indische jongen van "de Oude Garde". Ik herinner me nog van tempo doeloe dat wij aan de Kromme Elleboogstraat woonden. Hoe kwam die straat aan zijn naam? Waarschijnlijk omdat 't op een kromme arm leek, de Kromme Elleboog stond dwars op de Grisesche Weg. Mijn vader werkte aan 't Haven kantoor als boekhouder, ook moest hij prauwen opmeten (had geloof ik met belasting of zo te maken). Hij werd dan wel eens uitbetaald in gobangs (kope ren 2/2 cent stukken) die hij dan mee naar huis nam in een grote zak die onder de kolong van het bed van Pa en Ma werd gedeponeerd. Natuurlijk wist ik dat, en als ik mijn middagdutje moest doen als kind, en Ma deed haar dutje, dan kroop ik onder het bed en stal een paar gobangs(denkende aan een boom zo volgeladenDaar werd dan een klos garen van gekocht en lijm, de benodigdheden voor vliegertouw, en werd er glastouw van gemaakt om vliegers te laten vechten. Natuurlijk werd ik ontdekt en kreeg op mijn duvel. Ook herinner ik me dat de ouwe dames van de buurt bij elkaar op bezoek kwamen om te "tjekiëen", een kaart spel is dat. Het was gewoon dobbelen, denken met de activiteiten in hun leven. Ik heb geen belangstelling voor de oude dag, waarin de mensen alleen over hun eigen ziekten en verdriet praten en geen wijsheid of kracht tonen die overwint door in God te geloven en zich over te geven aan Zijn helende kracht. Ze vinden 't heerlijk om in het middel punt van de belangstelling te staan en vergeten, dat de jongeren om hen heen meer hun wijsheid en leiding nodig hebben. Ze willen niet "involved" raken met de jeugd, die volgens hen toch niets meerwaard is, en alleen rijp voor drugs en misdaad. Ze hebben werkelijk geen stukje belangstelling voor jongere mensen, die de macht hebben hen te inspireren tot frisse, jonge gedachten. Mijn haren zijn grijs, mijn tanden half rontok, maar niemand gelooft dat ik 81 jaar oud ben. Wat is dan de Oude dag? Die bestaat niet, als je werkelijk be langstelling en interesse hebt in de goede dingen des Levens. Zie de onzuivere en criminele aspecten, als iets, dat overwonnen kan worden met de spirituele zorg, jonge kracht,je door de Allerhoogste voor niets gegeven. De oude dag is een jeugdfestival. RITA SCHENKHUIZEN (81) (U.S.A.) maar dat vonden ze gezellig (nog geen TV toen). De Omaatjes gingen soms laat naar huis en moest ik ze begelei den, want ze konden niet meer zo goed zien, vooral niet zo tussen licht en donker. Ik liet ze dan een grote stap nemen (over een z.g. plas) en hoe meer obstakels er waren hoe meer het Omaatje me gaf, soms wel een dubbel tje, zilvergeld, dus ik maakte deze tripjes nooit te gemakkelijk. Toch wel kassian als ik er nu aan denk. Met mijn vrienden zwom ik veel in de visvijver aan de Grisesche weg, de Rode Bol werd dat genoemd, ik weet niet waarom. Ik wist ook niet waarom mijn Ma altijd wist dat ik in die vieze vijver had gezwommen. Makkelijk te ontdekken natuurlijk, want mijn haar rook amies, naar vis. En dan kreeg ik weer op mijn duvel. Natuurlijk is alles nu veranderd, maar in mijn herinnering kan ik Soerabaja nog altijd zien zoals het was in het begin van deze eeuw en misschien zien mijn Amerikaanse kleinkinderen nog wel eens waar ik ben opgegroeid en waar toen de Kromme Elleboog straat was. HENRI N. MOSTERT (90) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 13