Ik sluit mijn ogen
en zie alles voor me
Of ik het leven nu makkelijker vind dan vijftig jaar geleden? Beslist niet, wij
hadden er vroeger geen moeite mee. Je vond 't heel gewoon dat je doen moest
wat moest. Er werd niet gevraagd of je 't wel leuk vond. Je was gelukkig met
elkaar en tevreden met wat je had. Dat neemt niet weg dat je ook je
verdrietigheden en moeilijkheden wel eens had. Nu genieten we 't meest van 't
leven hier buiten. Och, waarom zou je je ergeren, al die rellen en demonstraties,
ze zijn inderdaad ergerlijk.
'k Heb meer respect voor de grote
groep Indische mensen, die rustig
doorleven, nooit met de vuist op tafel
slaan, maar ook nooit begrepen zullen
worden.
De mooie herinneringen zijn goud
waard, in 't kamp dacht ik vaak, alles
kunnen ze mij afnemen, maar dat
nooit.
"Wat ik nog vertellen wil" is eigenlijk
een sprookje dat je zou kunnen vertel
len aan je kleinkinderen, als ze 's
morgens vroeg nog even bij je in bed
kruipen. Dat deed mijn vader ook en
dan vertelde hij van dat heerlijke land
waar hij als schooljongen had gewoond.
Mijn verhaal begon een halve eeuw
(dat klinkt méér dan 50 jaar) geleden.
Twee jonge mensen, pas getrouwd,
gingen in Genua aan boord van de
Christiaan Huygens, achter op het dek
keken we hoe het schip zich langzaam
los maakte van de kade, die heen en
weer gegooide serpentines rekten
zich steeds verder uit totdat ze braken,
zo was het laatste contact met Europa
verbroken.
Tegen wat ons te wachten stond
zagen we niet op, je ging er toch heen
om een toekomst op te bouwen, 't land
was je niet vreemd, 't was toch een
deel van het moederland. Ons leek het
alleen maar heerlijk, zo konden we dan
eerst volop genieten van die heerlijke
reis, het geluid van de motoren in het
binnenste van het schip, het geluid
van de zee waar het schip door heen
kliefde, onverstoorbaar verder op weg
naar dat heerlijke land. Die weken aan
boord waren meer dan heerlijk. Dat
kopje koffie aan dek, 't zwemmen, de
maaltijden, later de dekspelen, je
hoefde je geen moment te vervelen.
Je eigen hutbediende die je op zo n
bescheiden manier van alles leerde
over de gewoontes in zijn land en je de
eerste Maleise zinnen bijbracht.
We gingen aan wal in Caïro, bezoch
ten Simon Artz. 's Nachts gleden we
door 't Suezkanaal, grote schijnwerpers
waren op de oevers gericht, af en toe
zag je kamelen met schimmen erop en
hoorde je muziek, 't was allemaal even
geheimzinnig. Maar verder gaat 't schip,
want 't heeft een doel, na Suez komt
Colombo, ook daar genoten we, ge
lukkig niet wetend dat wij daar 8 jaar
later in een kamp terecht zouden
komen.
In de haven van Sabang lag de Marnix
Slenteren door Semarang.
Die weken aan boord waren meer dan heerlijk.
van St. Aldegonde, die ging terug naar
Holland. Sabang, eerste Indische haven,
daar kochten we drie kleine ananasjes
voor een dubbeltje, 't sap liep over je
handen, een trosje pisang soesoeh
voor 3 cent. We zwommen in het
nymphenbad waar de aapjes door de
bomen sprongen. Het leek wel of we in
't paradijs terecht waren gekomen.
Maar verder gaat 't schip weer, want 't
einddoel is nog niet bereikt. Medan,
Batavia,daar moesten we een nacht
van boord en verbleven in Hotel der
Nederlanden. Oh, die zalige rijsttafel
die we daar kregen. We wandelden
over 't Koningsplein, zagen het paleis
van de G.G en gingen weer aan boord
voor het laatste traject want wij moes
ten naar Semarang. De Christiaan
Huygens bleef op de rede liggen, wij
namen afscheid van het schip dat drie
weken ons thuis was geweest. Bij
aankomst op de kade maakten wij al
direkt kennis met de grote gastvrijheid
van Indië. Een mevrouw stond ons op
te wachten, zij was een nichtje van
een kostschoolvriendin van mijn groot
moeder en zij stond klaar voor ons om
ons met alles te helpen. Zulke vriend
schappen tref je alleen in Indië, die
blijven voor 't leven en waar je later
ook gaat wonen, deze speciale band
blijft.
Semarang was een heerlijke plaats.
Bodjong gezellig om te winkelen, in 't
heuvelterrein was 't goed wonen. Na
14 dagen pension kregen we een
dienstwoning toegewezen, ons eerste
huis op Gegadji: Goendihweg 5. Er
woonde een verpleegster in, ze moest
met spoed naar Holland en wij namen
alles van haar over tot kebon en de
hond toe. Dat ging zo heel gewoon.
Later verhuisden we nog twee keer,
naar de Kedoengdjatiweg en de Bendo-
weg, ook dat ging zo gemakkelijk. De
djongos riep een paar mannen bij
elkaar met lange bamboestokken.
16