RAAD VAN STATE EN DEEL 13
JONGENSKAMP
JONGENSKAMPEN
BANGKONG - GEDUNGJATI
Bronzen Miniatuurbeeld
Wie waren degenen die commentaar
mochten (moesten) geven op de
concepten van dr. L de Jong? Hoe
luidden hun commentaren? Dat waren
de twee belangrijkste vragen die het
Comité Geschiedkundig Eerherstel
Nederlands-lndië (G.E.N.I.) begin 1986
had gesteld aan de Ministervan Onder
wijs en Wetenschappen. G.E.N.I. vroeg
om deze informatie om in het proces
tegen de Staat over deel 11 A te kunnen
toetsen of dr. De Jong inderdaad -
zoals door de Staat werd gesteld - bij
het schrijven van zijn boeken alle
zorgvuldigheid heeft betracht, onder
meer door het vragen om en het
verwerken van kritische opmerkingen.
De Minister weigerde deze informatie
te geven.
Daarop begon G.E.N.I. voor de Raad
van State een zogeheten Arob-proce-
dure om op basis van de Wet Open
baarheid van Bestuur de Minister te
doen dwingen de gegevens toch te
verstrekken. De voorzitter van de
afdeling Rechtspraak van de Raad van
State stelde in een voorlopige behan
deling de Minister in het gelijk: door
openbaarmaking van de namen zou de
privacy van adviseurs en medelezers
geschonden worden. Verder zou de
vertrouwensrelatie tussen De Jong en
zijn critici verstoord worden en tot slot
zouden de commentaren niet van be
stuurlijke aard zijn maar een zuiver
wetenschappelijk karakter hebben.
In Moesson van 1 5 mei jl. werd bericht
over een monument in de vorm van
een bronzen beeld voor de jongens
kampen Bangkong en Gedungjati.
Jonge jongens uit de vrouwenkampen
Halmaheira, Gedangan, Lampersari en
Karangpanas werden vanaf september
1944 overgebracht naar een apart
jongenskamp, dat bekend zou worden
als het Bangkongkamp. De jongens
werden daar verplicht tot het verrichten
van zware lichamelijke arbeid. Later
werden er ook jongens ingezet om in
de jatibossen rond Gedungjati arbeid
te verrichten.
Omdat de geschiedenis van deze - en
andere jongenskampen - veelal onbe
kend is gebleven, heeft een comité
onder voorzitterschap van de heer H.
L. B. Mahieu zich beijverd voor een
gedenkteken, waarmee de slachtoffers
van deze kampen herdacht zouden
worden èn waarin de lotsverbonden
heid tussen alle geïnterneerde jongens
tot uitdrukking zou komen. Dit gedenk
teken is een bronzen beeld van een
kampjongen geworden, vervaardigd
door de beeldhouwer Anton Beysens.
Op 22 september jl. is dit beeld op het
Ereveld Kalibanteng te Semarang
onthuld.
Een kopie van dit beeld kreeg een
plaats op het terrein van Bronbeek te
Tegen deze beslissing ging G.E.N.I.
"in beroep". Aanvankelijk zou de
nieuwe behandeling eerst medio 1989
plaatsvinden, maar toen werd bepaald
dat de zitting op 17 november 1988
gehouden zou worden en dat was
dezelfde dag waarop dr. De Jong zijn
deel 1 3 (Bijlagen/Register) presenteer
de. In dat deel 13 noemt De Jong
de namen van zijn adviseurs en mede
lezers. G.E.N.I. weet nu dus toch wat
zij weten wilde, zij het niet via de
oorspronkelijke weg.
Toch had de zitting voor de Raad van
State zin, omdat volgens G.E.N.I. de
Minister geenenkeleredenhadomde
gevraagde informatie achter te houden.
De Raad van State doet op 5 januari
1 989 uitspraak.
Deel 13 uit de serie "Het Koninkrijk
der Nederlanden in de Tweede Wereld
oorlog" zal in een volgend nummer
van Moesson besproken worden.
Thans wordt volstaan met twee (van
de 74) daarin opgenomen correcties
van dr. De Jong op deel 11 A. De eerste
betreft zijn omschrijving van de Boro-
budur. In deel 11 A (blz. 173) schrijft
hij: de Boroboedoer, een van 's
werelds indrukwekkendste getuige
nissen van Hindoekunst." In deel 13
corrigeert De Jong: "De Boroboedoer
kan beter aangeduid worden als een
van 's werelds indrukwekkendste ge
tuigenissen van Boeddhistische kunst
Arnhem. Op 10 november jl. werd
deze kopie onthuld door Prins Bernhard.
Onder de aanwezigen was ook Chef
Defensiestaf Generaal G. L. J. Huyser,
die ook in een jongenskamp heeft
gezeten. In zijn toespraak zei hij onder
meer: "In het beeld dat U, Koninklijke
Hoogheid, straks gaat onthullen, heb
ben de achtergebleven kinderen nu
wel een betekenis gekregen".
(Foto: Theo Janssen)
in plaats van Hindoe-kunst".
Kan beter aangeduid worden. Hoeft
dus niet. Maar ja, iedereen kan in elke
encyclopedie naslaan dat de Borobu-
dur toch werkelijk uitsluitend Boed
dhistisch is. Kleinigheidje, maar toch
groot genoeg om weer eens bevestigd
te zien dat De Jong geen kennis heeft
van het Verre Oosten. Tijdens de pre
sentatie zei hij desgevraagd: Nou, laat
ik zeggen dat ik geen kennis heb van
het Boeddhisme of het Hindoeïsme.
Bij de correctie ben ik uitgegaan van
brieven die ik heb ontvangen".
De tweede correctie betreft het
"beruchte" onderschrift bij een foto op
blz. 80 van deel 11 A. "Door het KNIL
uitgemoorde kampong in de boven
landen van Atjeh, 1904"storrd daar te
lezen. In deel 13 corrigeert De Jong:
men leze "Het KNIL heeft in de
Bovenlanden van Atjeh een door de
Atjehers versterkt punt veroverd.Aan
De Jong gevraagd of hij hier "omge
gaan is". Zijn antwoord luidde ont
kennend: "Nee, nee. Ik heb nu alleen
maar geschreven wat die foto laat zien
en dat is een door de Atjehers versterkt
punt na de verovering. Mijn mening
over wat in Atjeh is gebeurd, blijft
ongewijzigd".
Hoe het zij, het staat er nu anders. Of
lezers nu en in de toekomst de moeite
zullen nemen om bij elke zin na te zien
of daarover in deel 1 3 een correctie is
gegeven, is de vraag.
R.B.
te verkrijgen door storting van
f 311inclusief verzendkosten
op Rabobank (giro bank: 269287)
te 's-Gravenpolder
t.g.v. rekeningno.: 32.83.15.346
t.n.v. Comité Monument
"Bangkong - Gedungjati"
onder vermelding van naam en
adres.
Levertijd ca. 6 a 8 weken.
23