En souvenir de mon père
EEN RUSTIGE OUDE DAG
Een halve eeuw
geleden
tt
Mijn vader Jean Baptiste Pi a nel I i was klein
maar toch vrij fors gebouwd. Corsicaan van
geboorte (en zoals al zijn landgenoten beweer
den, lid van de familie Bonaparte), helblauwe
ogen, kwiek en energiek. Hij kwam als planter
in Nederlandsch-lndië in 1905 (onderneming
"Pasir Bintang" dichtbij Tasikmalaja) maar moest
naar Frankrijk terug om in 1914 voor zijn
vaderland te strijden. Na 1918 keerde hij met
broer Charles terug naar Semarang. Charles
was de eerste Franse coiffeur die de haren van
de Susuhunan in Solo knipte en de eerste Franse costuums uit Parijs op Java
verkocht. Mijn vader vestigde zich in Soerabaja waar hij Franse stoffen en
kappersmateriaal verkocht. In 1925 trouwde hij met Albertine Boulard en in
1926 kregen zij een dochtertje. In 1928 werd hun zoontje René geboren.
1 941 -1 945: oorlog en Japanse bezet
ting. Fransen gingen niet in het kamp
behalve de vrouwen getrouwd met
mannen "afkomstig uit geallieerde
landen".
Aankomst van de Franse Consul-
Generaal Detrie uit Batavia: "Wilt u als
Consul fungeren in Soerabaja?" Wat
een vraag aan een patriot!?
De Nippen konden niet bewijzen of
Pianelli voor Vichy of voor De Gaulle
was. In zulk een spel moet men altijd
de troeven spelen. Open spel beteken
de geïnterneerd worden, en daar was
hij niet nuttig.
Toen begonnen de dagelijkse bezoe
ken van de Kempeitai: een Japanse
officier met een Indonesische tolk. De
eerste keek vooral onder de tafel om te
kijken naar de "voetstootjes" van de
heer Pianelli en zijn echtgenote, maar
dezen waren slimmer dan hij dacht.
De "goedang" stond vol met koffers
van geïnterneerden (Nederlanders,
Joden e.a.) die dank zij de "Immunité
diplomatique" nooit werden geopend.
Zo ging het jaren door en nooit be
greep ik waarom de Kempeitai hem
altijd uithoorde!
Toen, na de bevrijding, namen Engelse
officieren hem mee naar Tandjoeng
Perak, waar hij van Generaal Mansergh
over de radio bericht mocht sturen
naar Frankrijk. Overal werd er gescho
ten maar deze man deed zijn taak als
vertegenwoordiger van zijn land waar
hij zo trots op was: hij zat kaarsrecht in
de commandcar.
1 949. Terug naar Frankrijk waar hij tot
1960 heel rustig in Nice woonde met
zijn geliefde vrouw en zijn dochter. De
zoon zat in Parijs.
Op een avond, een paar maanden voor
zijn dood, vertelde hij mij: "Toen ik
honorair Consul was heb ik 325 valse
papieren uitgeschreven om mensen
uit het kamp te redden. Het is me
helaas niet altijd gelukt". Even een
stilte en ik zag de ogen van de kleine
Corsicaan vochtig worden.
"Monsieur Roux, de Franse Consul uit
Batavia, heeft me de "Legion d'Hon-
neur" (hoogste onderscheiding in
Frankrijk) aangeboden doch ik heb
hem geantwoord "Monsieur Ie Consul,
je n'ai fait que mon devoir" ("Mijnheer
de Consul, ik heb slechts mijn plicht
gedaan"). Het is hierbij gebleven en zo
verliet hij ons 28 jaren geleden in alle
stilte.
In zijn kast ligt nog de Nederlandse
vlag, die hij op zijn manier beschermd
had. Deze wapperde aan de vlagge-
stok, eerst alleen en toen naast de
Franse. De eerste is niet gaaf meer
maar de herinneringen die er aan
verbonden blijven geven hem nog
glorievolle kleuren.
Toen Jean-Baptiste door de Poort van
het Hiernamaals ging had hij wel zijn
onderscheiding verdiend.
RENÉ PIANELLI
Vijftig jaar geleden waren we met
verlof in Holland en bezochten twee
lieve oude tantes van mijn vader, die in
een groot verdiepingshuis in Amster
dam woonden. Daar hadden ze zorg
vuldig alles zo gelaten als hun moeder
het veertig jaar daarvoor had ingericht.
Geen telefoon dus, stel je voor, iedere
wildvreemde kon je zo maar opbellen.
Geen vaste wastafels, zo lelijk, net een
gootsteen in je kamer!
Toén heb ik hard gelachen. Maar nu
met al die computers, telefoonbeant-
woorders, magnetronovens enz. vraag
ik me wel eens af.... Het is natuurlijk
wel gemakkelijk, niets meer zelf te
doen, maar toch....
Misschien lacht de volgende generatie
net zo goed om mij als ik toen. Toch
vind ik een verloedering van wereld en
maatschappij zichtbaar. Misschien is
het meer angst dan ergernis. Of was 't
vroeger ook al zo en zag je 't toen niet
door jeugdige naïeviteit? Dit gedicht
van T.S. Elliot kwam ik tegen:
De wereld draait en de wereld verandert
Maar één ding verandert niet.
Hoe lang ik ook leef, één ding verandert niet
Hoe je het ook vermomt, dit ene verandert niet
De eeuwige strijd tussen goed en kwaad.
LOEKE 't HOOFT
Even zeggen wie ik ben: Tilly Burer,
oud 91 jaar, geboren in Semarang en
van m'n 7e jaar af heb ik in Buitenzorg,
nu Bogor, gewoond, m'n ouders zijn in
oktober 1904 uit Semarang naar Bui
tenzorg verhuisd. Men zegt nu, dat ik
nog vitaal ben, ja, veel kan ik of
probeer ik dan zelf te doen, zoals
stofzuigen iedere dag, heb nl. een
poes met kattebak, m'n plantjes water
geven en sproeien, m'n eigen potje
koken (heel eenvoudig hoor, want dat
lekkere, hete Indische eten verdraagt
m'n keel niet meer). Oud worden is
fijn, maar oud zijn doet pijn (vind ik).
M'n schoonzus, 83 jaar, weduwe,
woont bij me in. Die kookt nog iedere
dag rijst met al die pedisse gerechten,
voor mij een penitentie omdat ik er
niet van mee kan eten.
Deze tijd vind ik soms warrig, je moet
je er uit weten te puzzelen en dan valt
't best mee, hoewel voor mij 't leven 50
jaar geleden veel gemakkelijker was,
dat was voor de 2e wereldoorlog in
Indië.
Nu geniet ik hier 't meest van een
rustige dag als je doen en laten kan
zoals je zelf wilt, ik krijg nogal veel
aanloop, omdat ik zelf de deur niet
meer uitga. Thuis is genoeg te beleven.
Ik zoek mijn vertier in boeken, lees
veel en graag, met een loep gewapend,
heb nl. rijpe staar aan beide ogen,
wil niet geopereerd worden. Daarom is
mijn liefste wens (erg zelfzuchtig) een
paar gezonde ogen zonder kunst-
ingreep. En weet je, wat me 't meeste
ergert, als mensen je woorden opzet
telijk verkeerd overbrengen, soms
ontstaat er zoveel onenigheid van.
Waarvoor toch?
Van m'n A.O.W. en f 1 36,—rijksgroep-
regeling bijstand leef ik tevreden, al
zou ik soms toch veel geld willen
hebben van m'n 5e staatsloterijlot,
alleen om veel weg te kunnen geven
(ik geef niks om geld en 't geld houdt
daarom ook niet van mij).
Mevrouw Lilian, ik hoop dat ik u niet al
te erg verveeld heb met mijn bizarre
uitlatingen.
Veel succes met Moesson en toko
Moesson. Ik heb 't boek van Ralph
Boekholt gelezen, "Schoon ver van U"
vind 't een sympathieke titel, mijn
vader zong 't zo vaak.
TILLY BURER (91)
4