Levensweg
Of ik mijn levensverhaal schrijf? Ja zeker, dit doe ik heel gedetailleerd en
geïllustreerd met bijpassende foto's, die ik nog heb kunnen redden tijdens de
Jappentijd, en die ik later heb kunnen aanvullen met kiekjes die ik van kennissen
terugkreeg. Ik doe dit op verzoek van de kinderen en kleinkinderen van mijn
zusters, en van mijn vriendin, die erg geïnteresseerd is in mijn Indische jaren.
Het wordt een verhaal van een zwerftocht door het leven.
Naast de verdrietige dingen die ik in de
vele, wel zeer verschillende kosthuizen
heb ondervonden, beschrijf ik ook de
bijzondere dingen die ik heb mogen
meemaken, zoals vakantie op een
koffieonderneming, waar toen de reis
nog per paard en tandoe heen ging,
en waar men zich kon amuseren met
picknicken in het bos, en met een
kanotocht in een zelfgemaakt boom
stambootje.
Verder vertel ik over de mooie tochten
die ik heb gemaakt naar een waterval,
diep tussen de met varens begroeide
rotsen, waar de zon regenboogkleuren
toverde op de opstijgende waterdamp.
Ook beschrijf ik een bergtocht naar de
Goenoeng-Welirang met zijn zwavel
bronnen, en het uitstapje naar het
prachtige kratermeer van de Kawa
Idjen, boven Banjoewangi, met zijn
blauwgroene water. De herinnering
aan een rijke Chinese bruiloft, waar ik
eens werd uitgenodigd, is eveneens in
mijn verhaal opgenomen.
Mijn zwerftocht begon in Soerabaja,
toen ik op zesjarige leeftijd wees
werd. Mijn vader, een in Indië geboren
Nederlander, zoon van een assistent
resident van Koetei (Borneo), was plan
ter te Koeningan (Cheribon). Hij stierf
(Vervolg: "De oude dag
ligt vaak in dromen verzonken")
WUV-uitkering afwezen. De in krijgs
gevangenschap opgelopen pijnlijke
enkel- en kniegewrichten, die met het
ouder worden pijnlijker aanvoelen,
zouden volgens de "heren" geen
causaal verband hebben met de ver
volging. Ja, hun grootje. Had ik maar
een geallieerde piloot in mijn goedang
(schuur) verstopt, in plaats van zes
van mijn mooiste levensjaren aan het
Vaderland gegeven. Je voelt je echt
stiefmoederlijk behandeld door dat
zelfde Vaderland. En dan zal ik maar
zwijgen over een weduwenpensioen
van een landverrader.
Doch ondanks al die tegenslagen, ben
ik op mijn oude dag tevreden. Vooral
toen vlak na mijn pensionering Suze
Domingo mijn levenspad kruiste: net
als ik een eenzame, steunzoekende
persoon, die door het verlies van de
levenspartner schijnbaar doelloos aan
het ronddolen raakte. We hebben ge
meenschappelijke hobby's, waarmee
alle eenzaamheidproblemen worden
opgelost. We maken van elke oude
dag een feestdag.
EDU SCHULTZ (75)
toen ik twee jaar was. Mijn moeder,
een Indisch-Chinese, liet toen zij vier
jaar later stierf vijf kinderen achter.
Een ongetrouwde zuster van mijn
moeder, werkzaam als boekhoudster
bij de gasmaatschappij, ontfermde
zich over ons. Mijn broers gingen in de
kost, mijn zusjes kwamen bij mijn tante
in huis. Omdat ik nog zo klein was, en
mijn gezondheid te wensen overliet,
werd ook voor mij een kosthuis ge
zocht, nadat andere familie het had
laten afweten. Ik heb toen ondervonden
wat het is, om als arm kind voor alles
wat voor je gedaan wordt, en voor alles
wat je krijgt, dankbaar te moeten
zijn!
Ook later verliep mijn leven langs
hobbelige wegen. Jarenlang heb ik in
het Roemer-Vissertehuis gewoond,
een tehuis voor werkende meisjes.
Na het behalen van de akten Nuttige-
en Fraaie Handwerken dacht ik, dat ik
nu wel mijn hoofd boven water zou
kunnen houden. Hoe anders was de
werkelijkheidDe malaise brak aan,
en na een paar jaar werkzaam te zijn
geweest verloor ik mijn mooie betrek
king aan de Gouvernementsscholen.
Ik moest nu op een andere wijze aan
de kost zien te komen. Ik nam naai
werk aan, gaf les aan Chinese dames,
en aan jongens en meisjes van een
Engels-Chinese school in de vakken
handenarbeid en handwerken. Op de
pasar-malam demonstreerde ik de
eerste General Electric naaimachine,
en ik was hulp in het gezin van de
burgemeester. Het was een moeizaam
leven, vooral omdat mijn gezondheid
nog steeds te wensen overliet.
Het leek een uitkomst toen mijn tante,
die ondertussen met pensioen naar
Nederland was vertrokken, mij aanbood
om in Den Haag gedurende twee jaar
een opleiding te volgen voor dames-
kleermaken aan de Haagse Vakschool.
Mantels met bontafwerking en tailleurs
stonden ook op het lesprogramma.
Het was hard werken in een voor mij
ongewone omgeving en onder on
gewone omstandigheden.
Na het behalen van dit diploma dacht
ik wederom dat ik nu "op het zadel"
zat, en dit dacht mijn tante ook. Groot
was dan ook mijn teleurstelling toen ik
later in Soerabaja teruggekeerd, merk
te, dat ik niet kon concurreren met de
Klingalezen in Passar-gelap, die voor
f 3,50 de leukste jurken verkochten.
En mantels met bontkragen hadden de
mensen in Indië natuurlijk helemaal
niet nodig!
Ik kreeg wel wat opdrachten voor
avondjaponnen, maar dit was maar
nauwelijks genoeg om het hoofd boven
water te houden. Toen de nood het
hoogst was kwam, als een geschenk
uit de hemel, het aanbod dat ik direc
trice kon worden van de Nisvo-huis-
houdschool, tevens internaat te
Djember. De handwerklessen nam ik
voor mijn rekening, voor de andere
vakken werd een lerares uit Nederland
aangesteld.
Hier heb ik drie gelukige jaren door
gebracht. Ik had me een mooi doel
gesteld: de meisjes een prettig tehuis
te geven, in een sfeervolle omgeving.
Dat dit door de leerlingen werd ge
waardeerd bleek, toen verleden jaar
(1987) onverwachts een oudleerling
uit die tijd voor mijn deur stond. Het
weerzien was ontroerend. Ze had mijn
adres van Moesson gekregen, toen ze
mijn ingezonden stukje (Een rijk bezit)
had gelezen (wel bedankt Moesson!).
Helaas, de prettige tijd in Djember
mocht voor mij niet lang duren. De
Japanse oorlog begon, en voor mij de
kamptijd. Ik heb er als hulpverpleegster
veel nare dingen meegemaakt, maar
daarnaast ook de voldoening gehad,
dat ik iets voor de patiënten en voor
mijn mede-kampbewoners kon doen.
Ik ben nu 79 jaar. Mijn gezondheid is,
na een paar zware operaties, nog
steeds labiel. Ik ga heel weinig uit.
Toch ben ik heel gelukkig. Sinds 1 947
heb ik een lieve Nederlandse vriendin,
waar ik lief en leed mee heb gedeeld,
en nog deel; ze woont nl. in een flat
onder die van mij. Met mijn naaste
familie en met oude kennissen, die
halaas niet in mijn stad wonen, heb ik
goede contacten.
Wat ik van deze tijd vind?
In vele opzichten beter dan die van
vroeger, o.a. meer aandacht voor het
ouderloze kind; ook zijn de sociale
voorzieningen voor iedereen beter.
Vergelijkingen maken met vroeger
doe ik zeker. Ik had het in mijn jonge
jaren zeker niet gemakkelijk, en geniet
daarom des te meer van mijn laatste
levensjaren. In mijn naoorlogse jaren
heb ik in Nederland gelukkig nog enig
pensioen kunnen opbouwen, waarvan
ik thans geniet, heerlijk rustig in mijn
gezellige flat, tussen de mooie Indische
dingen die ik in de loop der jaren hier
heb kunnen aanschaffen, en de vele,
meest tropische planten, die ik heb
opgekweekt. Wat dankbaar kan een
mens voor dit alles zijn!
Ergernis en verdriet heb ik over de
zedeloosheid en het drugsgebruik
waarover men tegenwoordig vaak
hoort en leest. Ook de toenemende
criminaliteit en de onveiligheid op
straat vind ik heel erg.
Een wens voor mijzelf is: dat ik nog
vele jaren, zonder al te veel ongemak
ken, mag genieten van herinneringen
aan mooie momenten in mijn leven,
temidden van alles wat ik heb kunnen
opbouwen.
Voor mijn geboorteland wens ik: dat
de mooie natuur daar behouden mag
blijven, en dat de bevolking zich mag
ontwikkelen tot een gelukkige natie!
Mw. M. L. NIEUWENHUIJZEN (79)
7