*t IS EEN LANGE RIT GEWORDEN Herinnering Een oud-Hollands gezegde luidt" op een ouwe fiets mot je 't leren" en dat geldt natuurlijk ook voor een ouwe motorfiets zoals ik heb ondervonden. Ik kocht in 1 938 van onze goede oude sergeant "Moos" Harris een motorfiets van het merk New Imperial. Het karretje had vele betere dagen gekend, maar, omdat het erg goedkoop was, zestig pop, kon ik me het veroorloven. Van de commandant van onze compagnie. Kapitein Nico Gerharz, kreeg ik ver gunning om het ding binnen het kam pement te houden, en met mijn vriend Kemp Faber, ging ik aan de slag om de motor rijklaarte maken, want eerst kon hij alleen maar geduwd worden. Na een poosje gaf hij weer geluid en toen konden we samen kleine toertjes ma ken. Dat was dan gewoonlijk de be kende driehoek, van Tjimahi, naar Leu- wigadjah en vandaar naar Tjimindi en weer terug. Verder waagden we ons voorlopig niet, want we moesten toch nog van tijd tot tijd te voet naar de tangsi terugkeren. Door allerlei gebre ken, zoals een accu die niet meer wilde laden, de klepstoters die telkens lostrilden en de koppakking die bleef lekken, zodat we geen "kracht' hadden, hadden we een uitmuntende leerschool in de motortechniek. Maartoch hadden we op den duur de monteur Amat nodig, die een werkplaatsje aan de Grote Postweg bezat en die de motor, misschien met ijzerdraadjes en spijkers, weer wat in vorm wist te krijgen en daarvoor de ringgits dankbaar in ont vangst nam. Nu konden we meer doen, ritjes naar Padalarang, naarTelaga Bodas en na tuurlijk elke zaterdagavond voor be zoekjes aan de Elite Bioscoop in Ban doeng. Maar vreemd genoeg, bleef dat ook niet duren. Ik merkte dat Kemp opeens verdwenen was en de motor bleef vaker in het rek staan. "Zeg joh, zei ik op een middag, waar blijf jij toch steeds direkt na het appèl?" "0, zei hij, ik heb nu verkering en dus blijft er weinig tijd over voor prutsen aan jouw kreta mesin." "0, zit dat zo, zei ik (in de verwachting, dat het nooit lang zou duren) maar ik had het mis... Op een dag zei Kemp tegen me: "Luister, ik heb nu een heel aardig vriendinnetje en misschien gaan we trouwen, maar, wat ik zeggen wilde, je moet maar eens langskomen, weet je, ze woont daar en daar.... en.... wat ik nog meer zeggen wil, ze heeft ook nog een zuster, misschien iets voor jou? Laten we afspreken, dat je mij vanavond zogenaamd komt afhalen, dan kun je zelf eens kennismaken." "O.K., zei ik, ik zal dan met de motor langskomen"... Zo gezegd, zo gedaan, en toen ik op de gestelde tijd voor het erf van het aangewezen huis stopte, kwam Kemp meteen al naar buiten met in zijn gevolg een leuk Indisch vrouwtje. Hallo Dick, even kennismaken, riep hij, dit is nu Rika. Ik gaf haar een hand en zei: Dag Rika, ik ben Dick, een vriend van Kemp. Toen we samen bij de motor stonden te kletsen, kwam, heel verle gen, het zusje uit het duister van de tuin naar voren. "O, dit is mijn zus" zei Rika, ze is net uit Batavia gekomen" "O, dag, zei ik en (meteen even de kans waarnemen) eh, wil je misschien een klein ritje met me maken? Nu had de motor geen duozit maar wei een flinke bagagedrager en daarop had ik als kussen mijn soldatenmantel gebonden. Maar nu bleek dat ze daar geen trek in had. "Ik wil wel mee, maar kan ik misschien vóór, op de tank zitten?" "Och, zei ik na even nadenken, dat kan best hoor, stap maar op." En terwijl ik de motor aantrapte, klom ze op de bolle tank, wat natuurlijk wel even een rare situatie gaf. Enfin, heel voorzichtig reden we weg, de stad uit en natuurlijk de bergen in, richting Tjisaroewa. Het was heerlijk koel en de wind streek langs je gezicht, heerlijk kan dat rijden in de avondlucht zijn. Maar ja, denk nu niet, dat ik alles verder ga vertellen, want dat gaat niemand iets aan. In elk geval zo is het begonnen. De ouwe motor heeft nog menigmaal zijn trouwe dienst gedaan, totdat ik weer eens wat meer geld bezat en een nieuwe kon kopen. Wan neer ik daar nu, na vijftig jaar, op terugzie, denk ik: 't is een lange rit geworden D.A.V. (72) In de afgelopen zomer gebeurde het op één van de in die zomer schaarse mooie avonden, dat de volle maan mijn woonkamer in scheen. Volle maan in Holland, op zichzelf een prachtig gezicht, maar als vanzelf gleden mijn gedachten terug naar de volle maan-avonden in ons oude Indië, met een maan die anders was, niet zo koud en veraf als hier. Mijn vader had uit hoofde van zijn werk, (hij was inspecteur bij het Inlands Onderwijs in die tijd, ik spreek nu over de twintiger jaren toen ik een kind was van een jaar of tien), de beschikking over een auto met chauffeur (Awal heette hij), die tevens zijn djoeroe toelis (secretaris) was en dat was in die tijd heel bijzonder, doch noodzakelijk voor zijn inspectiewerk. Soms, als hij een goede bui had, liet hij Awal de auto voorrijden en verzocht mijn moeder, mijn broer en mij en de toevallig die avond aanwezige tamoe in te stappen en maakten wij in de avond bij volle maan een heerlijke rit. Meestal via Koningsplein Zuid (wij woonden toen op Batavia aan Gang Boentoe 5, een zijstraat van Koningsplein West), Koningsplein Oost langs het station en de GAS, Citadelweg, Sluisbrug, Pasar Baroe Zuid, Goenoeng Sari en de Priokweg naar Tandjong Priok. Achterover geleund genoten wij van de Indische avond. De hemel een donker fluwelen koepel met sterren als fonkelende diamanten en zo dichtbij dat het leek of je ze kon aanraken. Het zeewater was in het maanlicht als vloeibaar zilver. En om dat alles de geur en betovering van de Indische avond. Terug ging het dan weer langs de Priokweg, maar ditmaal als variatie verder via de oeroude Jacatraweg, langs de Amsterdamse Poort en het heilig kanon, dan via Molenvliet langs Hotel des Indes en de Harmonie, door de Rijswijksestraat via Tanah Abang, Museumlaan en Koningsplein West weer naar ons huis in Gang Boentoe. Een onvergetelijke rit, voor altijd in mijn herinnering weg geborgen. J. D. W. ENNEN (74) 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 9