Kerstviering in de Tropen VOOR INDISCHE GOUDEN SIERADEN G. MERKLE B.V. "Kerstmis in de Tropen"Alle uiterlijke attributen van het Noorden ontbreken, geen sneeuw (die de laatste jaren ook in Nederland legendarisch wordt!) geen ijspegels langs de raamkozijnengeen dennen, die hun takken zwaar van rijp laten neerhangenEn toch: het uiterlijk wijkt voor de innerlijke sfeer. De Kerstgedachte dringt overal door; op de sneeuwvlakten van de steppen, in de laaiende hitte van woestijnenEen Kerstviering in de tropen benadert het eerste Kerstgebeuren, bijna 2000 jaren geleden; ook dat vond plaats in een warm land. De herders waakten buiten, de nacht was mild, en in de stal zal Josef zijn jonge vrouw koelte hebben toegewuifd in haar moeilijke uren Een van de vele Kerstvieringen in Indië zal mij altijd bijblijven. Kerstmis 1940Wonderlijk Kerstfeest, vol tragiek voor allen, die zich verbonden voelden met het stamland Nederland. Nu was er een donkere nacht gevallen over het dierbare kleine land. Sober en somber waren de berichten, die ons bereikten en doordrongen tot de een zame rubberonderneming, waar wij woonden, en die diep in de binnen landen van West-Java was gelegen. Het was moeilijk de gedachten gericht te houden op een gebeuren, waardoor eens de hele wereld werd verlicht, terwijl alles donker en uitzichtloos leek. Het verleden, een abrupt verbreken van wat lief was en vertrouwd; de toekomst - vol dreiging. Daartussen het heden: onzekerheid, een stuurloos voortdrijven naar "iets", dat je voelde als onontkoombaar, en dat in zijn onbekendheid des te angstwekkender was. Wij besloten dat jaar geen Kerstfeest te vieren. De tegenstelling zou te groot zijn. Wij, hier, in veiligheid - nog - degenen die je lief waren door stam verwantschap, ver overzee, in duistere ellende. Neen, er bleef weinig plaats over voor een stralende Kerstboom, voor kerstliederen en wijdingsvolle feestelijkheid. Toen greep het toeval in, of moet ik spreken van Bestiering? Wij zaten onder de grote Gandariaboom, opzij van het huis; de kinderen in hun zonnepakjes, knikkerden met groene vruchtjes van de gandaria. Onze tamme eekhoorn volgde hun spel met z'n blinkende oogjes vanaf een lage tak. Mijn man was "de tuinen" in, zoals in planters-jargon ook de rubberbossen werden genoemd. Plotseling werden wij opgeschrikt door een vrolijk gerucht. Vanuit de bijge bouwen kwam de djongos, en achter hem de beide tuinlieden, Oenoes en Asmin. Gewoonlijk wist Djarimin, de djongos, streng afstand te bewaren tussen hemzelf als Hoofd der bedien- denschaar die deel uitmaakt van een ondernemingshuishouden, en de meer "subalterne" functionarissen. Maar vandaag liepen zij alle drie als uitge laten veulens, breed grijnzend met veel geblikker van witte tanden. Tussen hen in droegen zij een lange bundel en aan hun gezichten was te zien, dat zij heel goed wisten wat daarin was ver borgen. Langzaam wikkelden zij uit gevlochten bamboematten een groene boom En de kinderen blij, verrast, juichten: "De Kerstboom!" "De Kerstboom van oom Jan van de Bergen!" Natuurlijk, de kerstboom van "oom Jan", een collega van mijn man, die hoog op de hellingen van de Gedeh een kinaplan tage had, waar wij soms een "koude neus" gingen halen. "Oom Jan" wekte altijd associaties met haardvuur, dikke avondmist en wollen truien. De kinderen dansten verrukt om de boom. "Zie je wel, mam, het Kerst kindje zal toch komen!" Het klonk in mijn oren als een terechtwijzing, hoe hadden zij, in hun jonge intuïtie, onze diepste gedachten geraden? De boom was als een vingerwijzing. "Hier ben ik toch gekomen. Ik klop op de deur van je hart - doe mij open!" Hij stond daar, sierlijk en fris, een echte denneboom, geen sprietige tjemara, die zich verhoudt tot de den- uit-het-noorden als een schriele oude vrouw tot een vrouwenfiguur van Rubens. Het zou dit jaar een kleine kring zijn. De goede vrienden uit de stad, die het altijd een hoogtepunt vonden het kerst feest te vieren op "De onderneming", bleven thuis. Hun kinderen studeerden in Nederland, zij hadden niets gehoord, zelfs niet via het Rode Kruiszij wilden liever alleen zijn. Wonderlijk, het was midden in het natte jaargetijde en volgens de kalen der zouden de regens nu moeten vallen, vale, alles doordrenkende tropenregensIn plaats daarvan hadden wij droge dagen, koele nachten en heldere zon. Elke dag gingen wij naar de Boom kijken, die in de grond was gezet op een koel plekje in het donkerste rub- berbos, dicht bij een klaterende stroom. En terwijl wij naar hem keken, rijpte een nieuwe gedachte, wij zouden ons kerstfeest buiten vieren, op het grote grasveld voor ons huis. Daar zou onze Boom prijken, onder Gods vrije hemel. Misschien zouden wij ons dichter bij Hem voelen. De kinderen vonden het prachtig: "Net als de Her dertjes!" Mijn man, de praktisch- nuchtere zei: "Pas op, in deze tijd kun je regen verwachten!" Er kwam géén regen. Op 25 december stond de Boom midden op het gras veld, als een symbool van groen, wit en zilver. Slingers van verzilverde katjangtanah, zilveren engelenhaar en lange witte kaarsen, leder had mee geholpen, van de kleine paardenjongen, die enkele maanden geleden voor het eerst een "Belanda" had gezien, tot het jongste employé vrouwtje, dat in april als "handschoentje" was uitge komen. De tappers, die van hun vroege ronde terugkeerden met emmers vol melkachtige latex, bleven staan en schudden bewonderend het hoofd, "Tsé!". De avond naderde. In de tropen duurt de schemering veel korter dan in de noordelijke landen, letterlijk "valt" de duisternis. Wij gingen om de boom zitten, de kinderen ploften neer in het gras. De muskieten-kaarsjes glommen als vurige oogjes in het donker. Toen stak mijn man de eerste kaars aan een Wondermooi gezicht, deze stil- stralende boom in de Tropenavond. Tegen de donkere hemel staken nog vaag de kantige silhouetten van de palmbomen af. Het was bladstil. De kaarsen wezen recht naar de hemel, die nog zonder sterren was. Er was geen plaats voor luidruchtige vrolijk heid. Zelfs de kinderen zaten stil op het gras, hun ogen naar boven gericht. Een van ons begon, aarzelend, met het lied, dat in zijn eenvoud een atoom van de Eeuwigheid met zich voert: "Stille Nacht - Heilige Nacht". Allen zongen wij het mee. Het klonk als een gebed. In de verte naderden schimmen - steeds nader, langzaam en plechtig. Het waren de bewoners van de kam pong op het emplacement, de hoofd mandoers, de schrijvers, het fabrieks- personeel met hun vrouwen en kinde ren. Langzaam naderde de stoet, bleef bescheiden op de achtergrond, waar zij eerbiedig neerhurkten. Zij hadden zich gekleed als voor hun eigen hoogtij dagen: de mannen in kunstig gedra peerde sarongs, de krissen (meestal oude, gewijde familiestukken) achter op de rug, in de gordel gestoken, de vrouwen in kleurige baadjes metfonke- lende kabaja-spelden en bloemen in hun haarwrong. En ineens voelden wij ons doorstroomd naar GEOPEND VAN: 9 30 - 1 7 00 uur ZATERDAGS geopend tot 1 6 30 uur WOENSDAGS de gehele dag GESLOTEN SPUI 167a - DEN HAAG TELEFOON 070 - 60 48 85 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 10