Juliana Blvd. nr. 10, de underdog omringd door zijn sterke vriendjes, v.l.n.r.: v. Beusekom, Ten Berge, Poelman, Hartwig, Simon, Schefman, Mustamu, Schumacher, v. Gessel, Koster, Durand, Stein. niet tot goede communicatie in staat. Ik was nummer 25, ik weet het nog goed. Er werd een onzichtbare doch duidelijke scheiding gemaakt tussen jongens die nog niet en jongens die wél op de middelbare school zaten, waarbij gevoegd de z.g. ouderen. Omdat ik in de brugklas HBS zat, behoorde ik tot die laatste groep. Het had zekere voordelen, maar voor mij persoonlijk vaak meer nadelen. Ik was klein, blank en blond, zo'n 1 3-14 jaar oud. Met uitzondering van een enkeling lag de leeftijd van de groep zo'n 6 a 7 jaar boven de mijne. Ik smeerde m'n haren in met klapperolie om ze donker der te maken, om er bij te horen, anders was je nergens. Over discrimi natie gesproken. Een deel van de wijze van omgaan met elkaar berustte op macht en soms intimidatie. Klinkt dat hard? Ja, maar objectief gezien was het natuurlijk wél zo. Voorbeeld: als je klein en niet sterk was, dan was het zaak dat je óf een sterke broer had óf in ieder geval een sterke vriend, die bereid was op cruciale momenten voor jou op de vuist te gaan. Na geruime tijd de underdog te zijn geweest, lukte het ook mij een aantal sterke vriendjes om mij heen te verzamelen. Zijn er geen leuke herinneringen? Jawel! Ik leerde eralle spelletjes spelen die wij toendertijd maar kenden. Hinken met zware stenen, gatrik, vliegeren, knikkeren en een onduidelijk spel met elastiekjes. Te veel om allemaal op te noemen: Voor mij was het mooiste het "katapulten". Er was voetbal en je kon trainen met gewichten en zandzak aan een katrol. Op een terrein achter de gebouwen van de JWI mochten we ook onze eigen "hutten" bouwen. Dat was ge weldig! We probeerden in de hutjes ook nog wel eens wat te koken op een hout- of arang vuurtje. Zomaar voor de gein, niet omdat we geen goed eten zouden krijgen. Het eten was in mijn herinnering best lekker, vooral op zondag. Er werd altijd gebeden voor het eten, maarhet beste was je ogen niet te sluiten, want als je die weer opendeed, dan kwam je tot de ontdekking dat iemand anders jouw frikadel, rempejek of wat anders van je bord gegapt had. Dat was lachen, maar voor de kleine nieuweling bijna huilen! Maar, daar wende je aan, daar werd je hard van en na korte tijd deed je het zélf ook. Je zocht je "slachtoffer" zorgvuldig uit, vooral opgepast dat ze niet te sterk waren, dat kon problemen geven. Ver linkten ze je bij de directeur, dan waren er nog veel grotere problemen. Bij de herinneringen daaraan voel ik weer de striemen van de rotan! Het zijn "slordige" herinneringen, ze dwarrelen als herfstbladeren door el kaar. Wat mij het meest is bijgebleven? De lol, de kameraadschap die er was en toch ook een gevoel van saam horigheid. Maar ook de grenzeloze en zinloze pesterijen. Ook hier weer, de sterkste wint. Ik heb nog de littekens op m'n hoofd van de z.g. djitaks waar mee sommige oudere jongens, zonder enige aanwijsbare reden, zich meenden te moeten uitleven op mijn hoofd en niet alleen het mijne. Hulpeloos en met dreunende koppijn bleef je dan achter. Het insmeren van je ogen met obat matjan als je lag te slapen, twee brandende sigaretten in je neusgaten, zodat je half stikkend wakker werd, jongens wat hadden we een zinneloos plezier! Wat bezielde ons allemaal? Velen van ons zijn later brave huisvaders geworden en zouden nu zulke prak tijken van de hand wijzen, maar toen? Tóch was ik er graag, vond ik het nooit vervelend om er te zijn ondanks alle pesterijen, (terechte) straffen, verplich te studie-uren e.d. En toen plotseling kwam de dag dat ik weg moest! Naar Holland! Ik vond het vreselijk! Het idee de toch veilige haven van de JWI te moeten verlaten verplet terde mij. Ik wilde helemaal niet weg, ik was bang en had al heimwee nog voor ik vertrokken was. Afscheid van vriend en "vijand", het was voor mij iets onbevattelijks. Die dagen heb ik in een schemertoestand geleefd. Ik heb ge huild, maar er was geen weg meer terug. Eenmaal in Holland heb ik weer gehuild en mijn moeder, die nog in Indonesië was, gesmeekt terug te mogen gaan naar de JWI. Dat was een gepasseerd station, ik moest gewoon verder leren leven met Holland. De JWI, ik ben er niet lang geweest en ik ga ook niet naar de reünies, immers de teleurstelling kan groot zijn. De JWI, een ervaring in je leven om nooit te vergeten. De JWI, door de jaren vervagen de beelden en het eindbeeld is mild, als een foto van David Hamilton, mooi maar niet scherp. F. M. STEIN De Embong Malang, aan het begin van deze eeuw. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 17