Ingatans van een
Nonna Griffel (slot)
EEN WILDE SCHOOL IN DE GOENOENG
Daar had ik dan met veel pijn en moeite m'n Hoofdacte Onderwijs gehaald, en
wat kon ik er mee beginnen? Niets! want nog steeds gingen bij sollicitaties de
mannelijke wezens vóór! Er bestond nog geen Vrouwenbeweging voor geIijk-
gerechtigheid, een Women's Liberation was nog niet opgericht, meisjes werden
nog steeds geacht in de eerste plaats te trouwen. Wéér suggereerden m'n
vriendinnen en werkloze lotgenoten om het bij de ongesubsidieerde Wilde
Scholen te proberen, om althans voorlopig iets om handen te hebben. Ik had me
wel als werkzoekende laten inschrijven bij 't Departement van Onderwijs in
Batavia, doch verder was 't "wah heduldigh" geblazen.
Mijn ouders hadden al vele jaren te
voren een vakantiehuis in de bergen
aangekocht, dat ze voorlopig verhuur
den, totdat m'n vaders pensioen zou
aanbreken. In dat mooie bergoord
woonden al vele gepensioneerden en
forensen uit de naburige stad in het
lager gelegen land. Ook enige hotels
waren er gevestigd en er was een
kleine, tamelijk goed bekendstaande
ongesubsidieerde Lagere School. Daar
probeerde ik dan maar zonder veel
verwachtingen m'n geluk. Ik werd ech
ter onmiddellijk aangenomen door 't
schoolhoofd, een gepensioneerde
onderwijzer, want ik was de enige met
Hoofdacte!
De andere dames - heren waren er
verder niet bij - waren getrouwde
vrouwen uit 't gezapige bergdorp. Het
salaris bedroeg f 50,- in de maand
voor een volle dagtaak aan de 3e klas.
Ik kon bij één van de onderwijzeressen
in huis voor f 55,— in de maand, dus
moesten m'n ouders nog voor de rest
bijdragen kleed- en zakgeld. Heden
ten dage zou dat een onaanvaardbare
situatie zijn, doch toen - 1 938 - slikte
je dat maar als onvermijdelijk; alles
was beter dan bij pa en ma niets te
doen, aan hun ouderwetse kritiek
overgeleverd te zijn, en zeker na de
vrijgevochten jaren in Bandoeng ging
dat niet meer.
Voor zijn tijd was 't schoolhoofd een
verlichte man. Nadat ik met de andere
collega's had kennis gemaakt en we
bij elkaar zaten met een kop koffie,
vroeg hij me welke van de bijvakken -
zingen, tekenen en gymnastiek - ik 't
liefst gaf. Ik noemde tekenen; wel, dat
kwam goed uit, want één van de
andere dames gaf al aan de hele
school zangles, dus kon ik na 1 2 uur 's
middags aan alle klassen om de beurt
tekenlessen geven.
"U behoeft zich niet al te precies aan
de methode van Van Steenderen en
Toot te houden", zei 't schoolhoofd,
"U mag ook uw eigen gang gaan".
"Alsjeblieft", schoot ik uit, "ik heb zelf
op de H.B.S. les gehad van mijnheer
Van Steenderen, een afschuwelijke
man!" M'n nieuwe collega's lachten
en wilden weten waarom. Nog steeds
verontwaardigd vervolgde ik; "Hij
begon bij iedere klas de eerste les met
te zeggen:
"Meisjes kunnen niet tekenen!" en
keek bij deze geweldige uitspraak dan
heel uitdagend de klas rond. Het was
geen grapje, alle meisjes kregen bij
hem een cijfer lager dan ze bij de
vorige leraren hadden gehad. Uit
balorigheid heb ik me er onder zijn les
met opzet uit laten sturen door met
krijtjes naar zijn eeuwige, fantasieloze
stillevens, die ons als voorbeeld tot
natekenen moesten dienen, te gooien,
om me bij de directeur over deze
eenzijdige behandeling te beklagen!"
ledereen zweeg verbluft; toen zei de
oudste onderwijzeres, de vrouw van
een gepensioneerde arts: "Toot was
een vrouw, misschien zelfs wel z'n
eigen vrouw!" De hilariteit die hierop
volgde was onbedaarlijk. M'n nieuwe
collega's wilden nog weten of ik daarna
nog lang van de lessen van de heer
Van Steenderen te lijden had gehad.
"Nee", zei ik, "want toen ik eenmaal
het ijs gebroken had, vatten meer
meisjes de moed op naar de directeur
te gaan om zich over haar plotseling
gezakte cijfers te beklagen en anders
deden hun ouders het wel. Zelfs de
beste tekenares van de hele school,
haar vader was een zeer verdienstelijk
kunstschilder, kreeg ternauwernood
een 8 voor tekenen op haar rapport,
terwijl ze voordien steeds negens en
tienen oogstte. Van Steenderen werd
na een jaar al overgeplaatst.
Zijn opvolger was een gelijkmatiger
mens, maar die had weer een andere
eigenaardigheid - hij liet ons niet vrij in
onze kleurenkeus. "Gebruik in Gods
naam niet de combinatie rose en licht
groen" zei hij, "dat staat zo Chinees!"
De zoon van een Chinese employé bij
de Javasche Bank zat in onze klas, we
keken hem tersluiks van terzijde aan,
doch Tan bleef met een onbewogen
gezicht zitten. Later kwamen we er
door Tan achter, dat deze tekenleraar
zelf een half-Chinese vrouw had!
Ik vermoed dat die import-Hollandse
tekenleraren volledig gefrustreerd
werden door de aangeboren artistieke
aanleg van hun Aziatische leerlingen;
ze hadden soms meer talent dan de
leraren zelf.
Ik kon dus m'n eigen weg gaan met de
tekenlessen, die meer op de methode
van Frits Wagner waren gebaseerd,
dan die op de officieel voorgeschrevene
vooralle lagere scholen in Ned.-lndië.
Het waren onvergetelijke heerlijke
uurtjes, zowel voor de kinderen als
voor mij. Een kind hoefde maar te
klagen: "Juf, ik kan niet tekenen, niet
zo mooi als zij/hij hier naast mij", of ik
hielp 't kind op weg met een simpel
bloempje, huisje, boompje, vlindertje
en natuurlijk Bruintje Beer als basis
figuur voor de mensfiguren. Degenen
die al van zichzelf goed konden teke
nen liet ik zoveel mogelijk vrijelijk hun
gang gaan, ze moesten zich alleen aan
het door mij opgegeven onderwerp hou
den. Voor de minder begaafden teken
de ik dan een voorbeeld op 't bord om
na te tekenen, maar iedereen mocht
naar z'n eigen fantasie er wat bij of af
doen en het was verbluffend wat ze
presteerden.
Ik herinner me hoe ik in de 6e klas een
vogelnestje met een vogel op de rand
had opgegeven en voorgetekend op 't
bord. Van de ondeugendste, maar
meest begaafde leerling, die het hele
uur geen kik gaf maar met vuurrood
hoofd ijverig bezig was, kreeg ik een
heel bos te zien met ergens verscholen
tussen de takken een héél klein nestje
met twee vogeltjes. Het was voor een
jongen van 11 jaar een meesterstuk
van originaliteit.
In de 3e klas tekende ik eens een muis
op 't bord. Dat was een inspirerend
onderwerp! Onder onderdrukt gepiep
werden de uiteenlopendste voorstel
lingen gemaakt, maar ik herinner me
het best de artistieke uitwerking van
de jongen die het slechtst kon tekenen,
n.l. een reusachtige muis die het hele
blad papier in beslag nam, met een ein
deloos lange staart. Met toegewijde
inspanning zat hij 't lijf van de muis
vol met zwarte stippels te bezaaien. Ik
vroeg nieuwsgierig wat die stippels
moesten voorstellen en kreeg tot ant
woord uit dat stralend bruine smoeltje
met de ondeugende zwarte kijkers:
"Sijn flooyen, juf!"
Éénmaal had ik 't onderwerp "Clown"
opgegeven en er een zeer kleurig
exemplaar van op 't bord getekend,
maar de reacties hierop waren haast te
uitbundig. Met enthousiaste kreten
wierpen ze zich op hun doos met
kleurpotloden en van elkaar afkijkend
en mekaar aanmoedigend - ze klom
men zelfs uit hun banken om de kunst-
produkten van hun verdere buurtjes te
bewonderen en om zich door hen te
laten inspireren - zo togen ze aan 't
werk. Ik had moeite de orde te bewaren
en deed er ook niet erg mijn best voor,
ik was kind met de kinderen en genoot
mee. Ik merkte dan ook te laat dat het
schoolhoofd bezorgd z'n hoofd om de
deur stak om te kijken wat daar voor
(lees verder volgende pagina)
18