Planten uit de Tropen DJMAK CflSTOROLIE Ricinus communis - Wonderboom of schapeteek - Wolfsachtigen Familie: Euphorbiaceae De Djarakboom stamt uit Afrika. Het is een oude cultuurplant die al 40 jaar voor Christus in het oude Egypte en in Griekenland gekweekt werd voor het winnen van de wonderolie, die vooral als lampenolie gebruikt werd. Ook in Indonesië werd veel lampenolie gebruikt, gewonnen uit djarakzaden, tot de komst van petroleum. De vette wonderolie was al bekend vóór de olijfolie ontdekt was. Nog steeds wordt de Djarak in tropische landen verbouwd voor het winnen van wonderolie. Ze groeiden het beste in warme streken met een uitgesproken droge en natte tijd. In West Europa wordt ze gekweekt om haar decoratieve vorm. Behalve in tuinen en parken komt ze verwilderd voor langs wegen en afvalplaatsen en langs rivieroevers. Het is een zeer snel groeiende kruid achtige boom of struik die in de lengte varieert van een tot vijf meter. In de tropen kan ze tien tot vijftien meter hoog worden. De naam wonderboom dankt ze niet alleen aan haar snelle groei maar ook aan haar vele genees krachtige eigenschappen. In de Middel eeuwen werd de boom Palma Christi genoemd omdat de geneeskracht van de boom doet denken aan Jezus Chris tus, de Genezer aller tijden, en de naam Christushand aan de vorm van het blad dat op een uitgespreide men senhand lijkt. Het blad zou bij aanraking al genezing brengen. De naam communis wil zeggen alge meen of gewoon. Er zijn verschillende soorten, te onderscheiden aan de kleur van de zaden, de bladeren en de stengels, bijv. Ricinis Gibsonii: een meter hoog met roodglanzende bladeren. Ricinis Combodgenis: iets hoger dan de vorige, zwarte stengels, zeer donkere bladeren. Ricinis Zanzibaren- sis: de sterke groeier, de hele grote groene bladeren die opvallende witte nerven hebben. Ricinis Barbaniencis: grote glanzende groene bladeren, rode stengels, don kerbruine zaden. Ricinis Communis: waar dit artikel over gaat, heeft rode stengels en donkergroene bladeren. De holle stengel is bedekt met een waslaagje waardoor mieren heel moei lijk langs de stengel kunnen klimmen. De bladeren staan verspreid en hebben lange stelen. De onderste bladeren staan bijna horizontaal aan de plant. Het handvormige blad is achtslippig, de toppen zijn spits en de bladrand gezaagd. De prachtige bladeren zijn 80 cm groot. Waar de bladsteel overgaat in de bladschijf komen hier en daar honingafscheidende kliertjes voor, nectari genoemd, waardoor wespen worden aangelokt. Deze nectari komt wel meer voor bij kruidachtige planten. De boom is tweehuizig, dat wil zeggen dat ze mannelijke en vrouwelijke bloemen draagt. Deze staan in stijve trossen bijeen. De mannelijke bloemen die kleiner zijn dan de vrouwelijke zitten onderaan en bestaan uit helm knoppen. Het zijn meeldraadbloemen met sterk vertakte meeldraden; het lijken kleine bloemkooltjes. Bij het rijp worden schieten ze het gele stuifmeel de lucht in en bevruchten op deze manier de vrouwelijke bloemen. De vrouwelijke bloemen bestaan uit rode naar buiten staande stempels en drie onopvallende bloembladen. De bloem trossen zijn meestal bedekt door de bladeren. Uit de vrouwelijke bloem groeit de vrucht die na vier maanden rijp is. Bij andere soorten pas na 5 tot 7 maanden. De stekelige vrucht (bezet met kromme stekels) is een z.g. kluis- vrucht en bestaat uit drie afzonderlijke delen die in rijpe toestand open splijten om het zaad en de vruchtkieppen met kracht weg te werpen. De glimmende paars met zwart gemarmerde zaden, "P/2 cm groot, zijn oliehoudend en lijken op een schapenteek. Vandaar de naam. De zaden bevatten een zéér giftig eiwit, 'n witachtige stof, ricine geheten. Drie zaden zijn voor kinderen al dodelijk. Als men de zaden in zou slikken en de zaden er onverteerd uit zouden komen is er niets aan de hand. De harde zaadhuid laat de ricine weinig of niet door. Vogels schijnen bestand te zijn tegen deze zaden. Bij het oogsten wordt de hele tros afgetrok ken. Ze worden op matten gedroogd tot de zaden eruit zijn gesprongen. De olie wordt uit de zaden geperst en het giftige ricine blijft in de perskoek achter. De perskoeken kunnen als mest worden gebruikt. De perskoeken worden ook verwerkt

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 20