bandjes met gamelanmuziek, Yogya- stijl. "Weetje waar je die moet kopen?" vroeg Pak Wiji bezorgd. Ik verzekerde hem, dat ik dat wist. Bescheiden trok hij zich terug om ons verder niet te storen bij onze inkopen en wij spraken af op welke tijd wij weer terug zouden zijn bij de taxi. En zoals dat gaat in gezelschap van vrouw en dochter, de tijd werd volledig gevuld met bezoe ken aan onweerstaanbare kleding winkels met aantrekkelijke obralprijzen en aan batik- en souvenirwinkels, met een waardige afsluiting in een ijssalon. En toen het tijd werd om terug te gaan, had ik mijn bandjes nog niet. Dat was geen ramp, zo hield ik mij voor, in Jakarta zou er nog gelegenheid genoeg zijn. Het eerste, dat Pak Wiji mij vroeg, toen wij bij zijn taxi aankwamen, was of ik wel alle boodschappen had ge daan. Op mijn bevestigend antwoord herhaalde hij zijn vraag nog dringen der. Ik begreep niet goed wat hij bedoelde en antwoordde weer bevesti gend. "Wat voor gamelancassettes heb je dan gekocht?", vroeg hij ten slotte triomfantelijk. Toen ging me een licht op en ik zei hem dat daar geen gelegenheid voor was geweest, doch dat ik ze elders wel zou kopen. Voor dat ik er erg in had opende hij het kastje in het dashboard en overhandigde mij een pakje. "Maak maar open", zei hij. Tot mijn stomme verbazing kwamen er drie cassettes met Yogyase gamelanmuziek tevoorschijn, precies zoals ik mij die gewenst zou hebben. Ik was met stom heid geslagen en tevens diep ontroerd. Hoe was dit mogelijk? Hoe ongelofelijk fijnbesnaard moest deze man zijn, dat hij mij deze attentie bereidde. Ik heb hem nooit gevraagd, hoe hij wist, dat ik die avond niets gekocht had. Natuur lijk wilde ik de bandjes betalen. Ver ontwaardigd wees hij dit voorstel van de hand. Dit was een geschenk van vriend tot vriend omdat hij zulke aan gename uren met ons had doorge bracht! Toen we die avond terug waren ge komen in het hotel en ik, zoals ge bruikelijk, met Pak Wiji in de lobby wilde afrekenen, probeerde ik het geld voor de cassettes plus een royale fooi extra op de rekening te zetten. Hij had het onmiddellijk door en weigerde pertinent. Pas toen ik zei, dat het geld voor zijn kinderen bestemd was, stemde hij toe, want dat was heel wat anders. Voordat hij vertrok, vroeg hij mij om een gunst. Hij gaf mij zijn kaartje met naam en adres en vroeg of ik nog eens wilde schrijven. Ik gaf hem daarop ook mijn adres. "Wil je mij alsjeblieft aanbevelen bij je vrienden en kennissen in Holland?" vroeg hij. 't Liefst mensen zoals jullie, die mijn land en mijn volk kennen en die mijn taal spreken, want die wil ik met plezier rondrijden en alles laten zien. Dan kan ik gezellig met hen praten en herinneringen ophalen". Ik beloofde hem, dat ik mijn best zou doen. En toen namen we roerend afscheid van Pak Wiji, een Javaanse vriend, die bewezen had, dat ware vriendschap uit het hart komt en zich niets aantrekt van ras, taal, afkomst of verschil in culturele achtergrond. En om mijn belofte gestand te doen, laat ik hierbij het adres volgen: Taxi driver - Puri Artha Hotel - Wiji Prapto Prayitno Alamat: Jl. Cendrawasih no. 3 Yogyakarta. Wie weet, komt dit adres nog eens van pas. Matur nuwun. R. S. WASSING 1Een zg. vliegend draakje, een hage dis, die al zwevend van de ene boom naar de andere, zijn weg zoekt. 2) Herdersjongetje, dat de karbouwen hoedt en verzorgt. 3) De z.g. tweede gewassen, die na de rijstoogst worden geplant, zoals lomboks, kacang en ketella. 4) Een vlieger, die met glastouw is los gesneden en wordt gevolgd door de desa-jeugd in de hoop, de losse vlieger te kunnen bemachtigen. 5) Een oud ritueel in de vorm van een gemeenschapsspel voor vrouwen en meisjes, met als middelpunt een pop, gemaakt van een rijststomer of kukusan en een klapperschep als hoofd en lompen als armen.Bij volle maan wordt de geest van Nini To- wong opgeroepen en uitgenodigd om in de pop neerte dalen. De pop, die nu magisch geladen is, en vast gezet op een wan, wordt door de vrouwen vastgehouden. Door het maken van plotselinge bewegingen kan de pop antwoord geven op bepaalde vragen. 25

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 25