Kerstverhaaltje Het was 's avonds half tien toen hij het boek dicht sloeg en bedacht dat hij nog niet had gegeten. Het was geen honger die hem dat deed herinneren, maar het gevoel dat er iets was vergeten. Erg voor de hand liggende dingen waren voor hem de laatste tijd toch al heel anders komen te liggen. Het hele dagelijkse ritme was verstoord. Dat kwam omdat zijn vrouw weg was gegaan. Niet voorgoed, maar voor een paar dagen om bij haar kinderen te zijn. Kinderen uit haar eerste huwelijk. Samen hadden ze geen kinderen en haar kinderen waren voor hem altijd vreemden gebleven. Daar zat van weerskanten geen onwil of zo achter, maar van het begin af aan klikte het gewoon niet. Elke toenadering was gestrand in onvermogen om lief te hebben. Pogingen om een echt nieuw gezin te zijn werden als geforceerd na verloop van tijd dan ook gestaakt. Een geluk was misschien dat zij maar twee kinderen had en dat die al tieners waren toen ze trouwden. En toen hadden ze al plannen om op kamers te gaan wonen zodra ze zouden gaan studeren. De eerste ging inderdaad na twee jaar het huis uit, de tweede volgde een jaar later. Ze noemden hem geen "Pa" en ook geen "Oom", maar bij zijn naam. Dat was zo afgesproken. Over de kinderen werd zelden of nooit gesproken, ook niet toen zij uit huis waren. "Als er wat nodig is, hoor ik het wel" had hij een keer gezegd en dat vond hij voldoende. Echt geleden heeft zijn relatie met Marga niet onder het gemis van een band met haar kinderen. Voor beiden was het als een gesloten boek dat iedere dag op tafel lag en dat nooit werd opengeslagen, niet in de kast werd gezet, nooit werd verplaatst. Ja, zij las er wel in als ze alleen was. Hij wist dat natuurlijk en soms, de laatste tijd steeds vaker, wachtte ze maar tot hij naar boven ging om alleen te kunnen zijn. Voor een uurtje of zo leefden ze dan even apart, maar dan kwamen ze weer samen om hetgeen hen wèl bond. Ze was weggegaan om bij haar kinderen te kunnen zijn. Een paar dagen maar. Dat was al meer gebeurd, zonder problemen. Maar deze dagen waren de kerstdagen. "Kom je met kerst bij mij mam, Erwin komt ook" had Vera al begin september gevraagd en aan de stem van haar dochter had ze gehoord dat het niet zomaar een vraag voor de vorm was, maar een bijna smeken. "Laten we nog één keer samen zijn, onder ons". "Kom je" had Vera gevraagd, niet "komen jullie". Marga had dat aangevoeld. Dagenlang heeft ze er mee rond gelopen, in een echte tweestrijd. Frans deed alsof hij niets zag. "Zal wel iets met de kinderen zijn". Toen op een avond zei ze ineens: "Frans, vind je het goed als ik met kerst naar de kinderen ga. Ze willen zo graag dat ik kom". "Wat wil jij" was zijn rustige reactie. "Ik wil ook graag". "Dan ga je, ik heb er geen bezwaar tegen, echt niet. Ga maar". Verder werd er niet over gesproken. Het was kerstavond. Half tien. Hij legde het boek opzij. Honger had hij niet, maar hij herinnerde zich al het eten dat zijn vrouw had klaargemaakt en dat in de oven, de koelkast en in de vriezer wachtte om genoten te worden. Een bitter genieten. Hij had zijn vrouw deze kerst gegund, heel oprecht en zij gunde het haar kinderen, en zichzelf, maar de prijs was hoog, het offer pijnlijk. "Ik ga maar slapen" zei hij. Lichtjes uitmaken of kaarsen doven hoefde niet want die brandden niet. Toen hij opstond met het boek in de hand ging de telefoon. "Gaat het" vroeg ze, heel lief. "Gaat wel" zei hij zo nonchalant mogelijk "gaat wel". "Heb je al gegeten?" "Nou". "Niet dus. Laat maar staan. Ik kom morgen al thuis, eten we samen". Toen hij naar boven ging, snoot hij zijn neus. RALPH BOEKHOLT de roeiers de bark door de stroom versnelling heen. Op de voorplecht verbindt de eenzame man de verte van straks met de nabijheid van nu, ver bindt de man de hemel en de aarde, knoopt hij de aarde vast aan de hemel. Ik denk, dat wij ons er wat in herken nen. Wij roeien met de rug naar de toekomst toe. We hebben Iemand nodig, die de verte ziet en die nu en dan roept naar de hemel en zingt tegen de horizon, achter onze rug, Iemand, die de hemel en de aarde kan verbinden. Achterde rug van Sarpakanaka pleit de baboe voor haar. Het brengt me bij Christus, die voor ons pleit. Ook achter onze rug. Paulus schrijft erover in de Romeinenbrief. En in de brief aan de Philippenzen zegt hij, dat Christus mens is geworden en een dienstknecht. In het Grieks staat ergewoon "knecht". Misschien vonden de vertalers dat te erg voor Christus. Maar het staat er wel. "Knecht" kan niet meer in onze wereld. Maar in het Oosten is het het woordje, dat alles heeft. Alleen een knecht kan je erdoor helpen, iemand, die je hele maal is toegewijd. We praten er niet zoveel meer over. "Knecht" doet aan de koloniale tijd denken. In het Oosten zijn er ontroerende verhalen over de heer en zijn knecht. Abraham stuurt een knecht naar een ver, vreemd land om een vrouw voor zijn zoon Izaak te zoeken. De "knecht" komt het beste uit, als er tegenstellingen zijn, zoals het licht het beste uitkomt tegen het duister. Als Saul de eerste koning van Israël wordt is David zijn knecht. Als David koning wordt, is Joab, zijn legeraan voerder, zijn knecht. En de psalmist zingt: Doe Uw aanschijn lichten over Uw knecht. Dan is God zelf de heer geworden. In de Indische litteratuur zijn er heel mooie bladzijden geschreven overeen jonge vrouw - of een kind - en haar baboe. Het was een zaak van eer een goede knecht te zijn zoals het een zaak van eer was, een goede heer te zijn. In Christus is God niet alleen maar een mens, maar vooral knecht, toegewijd als de baboe achter Sarpakanaka, ook al zit ze in het verkeerde kamp, en als de man op de voorplecht achter de roeiers en als de engel achter het Kind in de Kerstnacht, de engel, die naar mijn gevoelen "Nina bobo" moet heb ben gezongen. We kunnen er niet zonder, wij, die met de rug naar de toekomst roeien, wij kunnen niet zonder die baboe achter onze rug, zonder die engel in de stal, zonder die man op de voorplecht. Heb je nog onder een klamboe ge slapen? Was het baboe Isah, die 's avonds voor je zong: nina bobo? Of was het je Javaanse moeder? Je moet er niet om huilen, non. Je moet er blij om zijn, dat je eens uit dat Indië van je het gevoel hebt mee genomen, dat er altijd iemand achter je staat. Zeker in de Kerstnacht. 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 5