TOEVAL OF LOT De extreme voorbeelden van toevalligheden, zoals Mark Boon die aanhaalt in zijn stukje Stom Toeval in Moesson Nr. 8(15 nov. '88) zullen niet veel mensen beleven. Is het toeval bedacht ik, mijn bekendheid met Moesson? Is het geen lotsbestemming geweest? Laat me het u uitleggen. Al op jonge leeftijd, 3e klas lagere school in 1951, kreeg ik een onderwijzeres die in Nederlands-lndië gouvernante was geweest. Heel lieve Juffrouw. Later op de ULO een Indische leraar, beiden hielpen mij dus vormen. Na de grafische school leerde ik, nu tot mijn schrik, op 19-jarige leeftijd een andere Indische Nederlander kennen. Opgekomen voor militaire dienst in Ossendrecht was daar wachtmeester M. Als langste soldaat (1.93 m) moest ik op fluitsignaal als eerste naar buiten hollen en de rest van de Sectie moest zich op mij richten en dribbelen om keurig in 't gelid te komen te staan. En dan begon de ellende. Exercitie op 't Square. Het gebeurde herhaaldelijk dat hij "rechts uit de flank" brulde en ik als enige de tegenovergestelde richting liep. Ik kreeg toen een bosje stro aan m'n linkerarm gebonden, omdat ik 't verschil tussen links en rechts niet goed kende (stro genoeg, want we sliepen in die tijd nog op strozakken). Maar met Ouderdag moest ik van hem wèl meedoen met de demonstraties op de stormbaan, èn m'n ouders kwa men niet eens! Via een telefoon- en centralisten opleiding in Breda kwam ik bij het 1e Legerkorps Veldartillerie Staf en Staf Batterij in Nunspeet terecht. Daar waren allemaal hoge pieten, de hoog ste was Brigade-generaal Schr. de J. Rode lopers in de gangen van 't gebouw daar waar hun kantoren waren, niet waar wij gelegerd waren. Dit leger korps bleek de andere onderdelen van de Veldartillerie op oefeningen te testen. Tijdens bepaalde oefeningen kreeg ik dan een rubberen kam over m'n helm, dat was voor het onder scheid met de "vijand". De "vijand" was door hun kader op gefokt dat ze getest en overvallen zouden worden door de commando's, en ik was 't maar! Binnen de korst mo gelijke tijd (op mijn schieten met losse flodders wilden ze gewoon niet dood vallen) lag ik in m'n onderbroek gevloerd en vastgebonden onder een boom. Daar was ook wachtmeester B. Een aardige, rustige Indische man die fourier was èn de wapenkamer onder zijn beheer had. Bij hem meldde ik me vaak vrijwillig want de fourier ging heel vaak weg uit de kazerne en ik deed ook niet liever, want anders stond je toch maar op de corveelijst vanwege die rode lopers. Het enige nadeel aan hem vond ik dat hij 't hele "Handboek Soldaat" uit z'n hoofd kende en dat ook toepaste. Of je goed geschoren was, de vouwen in je broek zaten, 't koper gepoetst, ja disci pline daar stond hij voor! Gelukkig was daar ook maatje Benny H. Een stoere Indische jongen. Tegen woordig zou je hem een macho noemen. Met hem kreeg ik op een oefening in Duitsland, precies in 't weekend straf- wacht, omdat we niet meer wisten hoe laat 't was. Ze hadden "Zoeloe" tijd ingesteld, of dat nu een uur vroeger of later was wisten we niet meer toen we in de kroeg zaten en zijn toen maar bij Rosie blijven zitten. Daar zongen we om beurten bier drinkend uit een grote glazen laars: "Stiefel musz sterben, ist noch so jung, jung, jung" en wie 'm als laatste leegdronk of morste moest betalen. Daar hebben we veel in moeten oefenen. Maar het "handboek soldaat" was toen net wachtcommandant en wachtte ons op bij 't bivak en we gingen op rapport met voornoemde straf als gevolg. Benny was woest en mopperde wat in Maleise woorden maar de Opper, die daarbij aanwezig was daagde hem uit ook in Maleise woorden (de Opper wachtmeester was als militair in Indië geweest) om 's avonds bij hem achter de tent te komen, dan zou hij hem wel even mores leren. Benny zei stoer oké! Er is niets van gekomen want er was al weer alarm en de boel werd afgebroken en een dorp verder weer opgebouwd. "Kleine oorlog" (oefening) in de zeer strenge winter '62-'63 met Ben door- gemaakt}sneeuwen nog eens sneeuw, 18° vorst, speelden ze dat de keuken gebombardeerd was, kregen we rauwe piepers en een stukje rauw vlees. Maar Ben zocht en vond takjes op de hei en met een beetje benzine erbij roosterde hij de stukjes vlees. M'n eerste barbeque! In 't laatste verlofweekend van m'n diensttijd overkwam me een ernstig ongeluk (schedelbasisfractuur) en de jongens met wie ik zou afzwaaien kwamen me één voor één eventjes opzoeken in 't ziekenhuis, maar óók Ben en hij zwaaide nog niet eens af want hij was van een lichting later. Het was een lange diensttijd die toen vanwege de "Nieuw-Guinea-crisis" verlengd was tot 20 maanden, daar kwamen dus nog een paar maanden ziekenhuis bij. Na de diensttijd ben ik nog krijgstuchtelijk gestraft (geld boete) omdat het ongeluk m'n eigen schuld was (ik had niemand anders schade berokkend, zeker omdat ik 't had overleefd). Toen ik weer een poosje thuis en hersteld was werd er gebeld en daar stond een Indische meneer aan de deur. Deze vroeg of ik niet bij hem wilde komen werken. En of het nu toeval is of niet toen kwam ik met Tong-Tong (nu Moesson) in aanraking. Meneer Gouwen, een echt mens, met wie ik zoveel gesprekken heb gevoerd, zoveel van heb geleerd over Indië en gehoord over de Jappenkampen. Salatiga was voor hem wat Enkhuizen voor mij is, zei hij, mij proberen te laten voelen, wat hij voelde. Na de ontmoetingen met al deze mensen uit Indië, denk ik dat 't geen toeval is maar lotsbestemming om via Moesson, ook U te mogen ontmoeten. M.SCHOEN Marinus (Rinus) Schoen van Drukkerij de Graaf is één van de mensen die ervoor zorgt dat Moesson tweemaal per maand van de pers en bij U in de bus rolt. Al meer dan twintig jaar is hij onze man in Enkhui zen en levert zo nu en dan zelf zijn bijdrage aan ons blad. ped Bepakt en bezakt voor een "wandeling", zomer '62. Links onder "Kanonnier" Schoen. Het maken van een "las" in een veldtelefoonlijn door onderge tekende. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 16