ABDULLAH
KOFFIEBLOESEM EN MANESCHIJN
door Harrvet Marsman
Abdullah Prawira met zijn zoon Muslib.
Om precies te zijn 47 jaar geleden zat ik op een geheime post van
de Koninklijke Marine. Mijn radiopost was geplaatst op een
rotseilandje met een vuurtoren op 't hoogste topje, 't Heette
Soeangi, nachtelijk spook. Volgens de plaatselijke bevolking,
woonde op 't eiland de hoofdgeest die over de omliggende
eilanden heerste.
Het was een strategische post gelegen tussen de eilanden
Ceram en Buru. Alle scheepvaart van 't zuiden naar 't noorden en
omgekeerd passeerde de vuurtoren. Om beurten moesten we
voor een maand op post. Eind januari 1 942 zou ik afgelost
worden, maar de Jappen kwamen er net aan. Een hele machtige
vloot met o.a. kruisers, vliegdekschip, torpedobootjagers enz.
verscheen aan de horizon en denderde (de motoren waren heel
duidelijk te horen) langs de post richting Ambon. Ik had geen tijd
alle schepen volgens James Silhouetten boek te identificeren.
Telde zo goed als ik kon 't aantal en gaf het bericht door aan het
Marine Radiostation. (De invasie in aantocht).
Toen de vloot passeerde hadden wij de Nederlandse vlag aan de
vlaggestok en kregen we gelijk bezoek van één van de verken
ningsvliegtuigen, die stomweg op het huisje schoot. Ik dook
maar weg achter mijn zware accu batterijen. Aan m'n geweer
met 5 patronen had ik niets. Daar toen elke dag de verkennings
vliegtuigen (soms doken ze tegen de wind in met afgesloten
motor naar beneden) kwamen en de vuurtorenwachters bang
werden, stond ik hen toe om overdag naar een naburig eiland te
gaan, en daar overdag te schuilen en 's avonds terug te keren
naar de vuurtoren.
Na twee dagen bleek dat ik geen verbinding meer had met
Ambon en werd de toestand voor mij wat precair. Enkele
inwoners van het naburige eiland probeerden me over te halen
weg te trekken. Ik had echter geen instructies en helaas ook
geen cent.
Tenslotte wist ik met een paar orderbriefjes de bevolking te
charteren, met de belofte ze na de oorlog (3 maanden immers!)
te belonen. Die hielpen me mijn installatie op een nacht zo goed
en zo kwaad 't ging te evacueren naar het eiland Manipa.
Dit voorgaande ter inleiding.
Eén van de eilandbewoners, Abdullah, liet mij en de vuurtoren
wachters (4 man) op z'n terrein, aan een stuk strand omringd
door een stuk bos, buiten het bewoonde gedeelte, verblijven
(ondergedoken dus). Voor de radiopost koos ik een begroeide
heuveltop, daar kon ik m'n verkenningen blijven doen.
Deze man Abdullah was vermoedelijk zo begaan met m'n lot, dat
hij mij van alles leerde. Samen met hem en de vuurtorenwachters
hakten we een bos om en kregen van hem zaden zoals mais en
groenten en cassavestokken. Hij leerde me vissen en op jacht
gaan. Hij was islamiet dus konden we niet op varkensjacht.
Varkens waren er anders volop, want de hele aanplant moesten
we met een pagger beschermen. Het was keihard werken.
Kortom we werden goede vrienden, in een ander verhaal vertel ik
wel, dat hij m'n leven een paar keer gered heeft.
Door een paar Ambonese vrienden (ook van de Marine) werd ik
later overgehaald en ben ik per prauw (duur zeven dagen) naar
Ambon gegaan en sloot me daar aan bij een paar Indische
jongens van het KNIL en de Marine. Na enige maanden ben ik
met een stel naar Java gegaan. Ook met het uitzoeken van een
boot met betrouwbare bemanning heeft deze Abdullah die
daarvoor speciaal overkwam een rol gespeeld.
Door omstandigheden, zoals opgepakt door de PID/Kempeitai,
gevangenissen (zelfs Ambarawa overleefd), bersiap periode,
huwelijk, kinderen, overdracht (gaf je moreel toch een gevoelige
tik), weg moeten gaan uit je geboorteland, opvangpension,
baan zoeken, weer van onderaan beginnen, dat waren kleine
excuses om die man te vergeten.
Het bleef echter een obsessie en in mijn gedachten bleef hij een
rol spelen. Ik ben tweemaal terug geweest naar Indonesië, wel
met het idee informaties in te winnen, doch erg mijn best heb ik
niet gedaan. Tot ik in september 1987 een brief schreef. Helaas
ik wist z'n naam en adres niet meer.
Op de adreszijde schreef ik de naam van het eiland en de
vermoedelijke naam van de betreffende persoon met het verzoek
als 't onduidelijk was of het desahoofd de brief wilde openen en
mij (enveloppe met m'n adres en gefrankeerd bij ingeloten)
terug wilde schrijven. Aan de achterkant heb ik niet alleen mijn
adres opgegeven maar ook uitgelegd wie ik was.
Na ongeveer zes maanden kreeg ik een brief terug, waar ik erg
blij mee was. Helaas de briefwisseling bleef wat stroef en daar ik
niet helemaal overtuigd was heb ik via via navraag gedaan. En nu
blijkt dat degene die me terugschreef een broer was. Z'n familie
leefde echter nog en ook deze broer en andere bewoners hebben
me geholpen.
Mijn verhaal kan pas rond zijn wanneer ik er naartoe kan gaan en
de familie en het graf van Abdullah die in 1967 al is overleden,
een bezoek heb gebracht. Nu vertrek ik over een paar dagen en
hoop dan Manipa te bezoeken.
Achteraf besef je pas dat die mensen je spontaan en eigenlijk
met levensgevaar geholpen hebben. Als ze me uitgeleverd
hadden, kregen ze een ringgit voor mij en f 5,- voor mijn
geweer.
Er zijn mensen in je leven die, hoewel je ze maar kort hebt
gekend, een onuitwisbare stempel op je hebben gedrukt.
Abdullah iszo'n persoon. Als ikterug ben, hoop ik aan dit verhaal
een goed slot te kunnen schrijven.
WIM HOFMEISTER
Goede reis Wim! We rekenen op dat slot. - Red. M.
Prijs f 1 7,50 porto f 2,50
Plantersvrouw weer op haar vertelstoel. Een gezellige
aanvulling op haar vorige boek "Meer dan alles", vol
vrolijke spannende gebeurtenissen uit haar leven in de
Oosthoek (Oost Java).
BOEKHANDEL MOESSON, Pr. Mauritsln. 48A, Den Haag
10