"Welkom
Nu de eerste schepen uit het eens zoo vredige en welvarende Insulinde met
uitgeputte kinderen, vrouwen en mannen zijn binnengeloopen, en deze
thuiskomst in zoo groote getale, na zoo verre reis over oceaan en zeeën, wellicht
nog duidelijker tot de verbeeldingskracht spreekt van iederen Nederlander en
deze nog meer doet beseffen, welk nameloos leed hij geroepen is te lenigen, dan
bij den stroom huiswaartsgekeerden uit Duitschland en de door dat land
bezette gebieden, heb Ik dit oogenblik aangegrepen om tot U allen het woord
te richten.
Hartelijk welkom heet ik U, landgenooten, die de verre reis naar hier hebt
volbracht. Gij zijt voor ons in Nederland de verpersoonlijking van hetgeen
geleden is drie en een half jaar lang onder den hiel van den meedoogenloozen
Aziatischen overweldiger en van de daarop gevolgde geestelijke en lichamelijke
martelingen na den val van Japan. Met open armen ontvangt U het veilige,
gastvrije Nederland, dat U zeker alles zal geven, wat het te geven heeft. Wij
allen hier wenschen U toe rust en spoedig herstel van krachten. Diepe
ontsteltenis heeft zich van elkeen meester gemaakt bij het vernemen van de
berichten over het gruwelijke, dat zoovelen, die zicht trouw verbonden voelen
aan ons Rijk, is overkomen, waarbij Ik niet zou willen vergeten hen, die
neergeveld werden om der wille van hun geloof.
Op het tijdstip, dat gij onze grens overschreedt, waren de geesten geheel in
beslag genomen door den zorg om het dagelijksch bestaan en de eigen
ontberingen en met het overwinnen van de eigen moeilijkheden. Toch lijdt het
geen twijfel, dat Nederland weet, wat gij over gehad hebt voor de zaak der
vrijheid en de bevrijding des vaderlands en dat het trotsch op U is. Wij mogen
en zullen dit niet vergeten.
In een tijd, als waarin wij thans leven, kunnen wij Uw bezielend voorbeeld en de
kracht, die van U uitgaat als strijder en strijdster niet missen, willen wij een
nieuw en beter vaderland bouwen. Wij hebben ieder van U noodig,
onverschillig of gij weer tot werken in staat zijt of nog gekluisterd zijt aan een
smartelijk ziekbed; wil ons ook nu voorgaan met de inspiratie, die U bezield
heeft en de geestkracht, die gij aan den dag gelegd hebt tijdens de
verschrikkelijke jaren, die achter ons liggen, geef U opnieuw op deze wijze voor
ons allen, voor het vaderland. Met hart en hoofd geheel vervuld met dit
levensdoel, zal opnieuw geluk Uw leven binnenstroomen en God geve U
daarbij innerlijke rust en vrede.
Gij kunt vertrouwen, dat ieder, die op dit punt verantwoordelijkheid draagt,
zich van die verantwoordelijkheid bewust is en dat de resultaten van hun
handelen, naarmate het herstel toeneemt, steeds duidelijker zullen worden.
Ten besluite spreek Ik tot alle Nederlanders. Wij zijn aan onze driekleur, die
ons in deze jaren zoo dierbaar is geworden, verplicht te toonen, dat het ons
diepe ernst is met onze dankbaarheid tegenover al deze vrouwen en mannen,
die het beste gaven voor Nederland, voor ons Rijk en voor ons. Het is onze
eerephcht hen niet teleur te stellen.
(Radiotoespraak januari 1946)
Verblijd en getroost
Mag ik alle Moessonlezers mijn
welgemeende dankbaarheid betui
gen, voor de zovele zendingen Kerst
kaarten en brieven die ik ontving
n.a.v. een oproep in de "Wie Wat
Waar-rubriek" van 1 december jl.
Ik dank u allen van harte voor al de
goede wensen en bemoedigende
raadgeving. Het heeft mij verblijd
en getroost.
Alhoewel U allen voor mij onbeken
den waren, beschouw ik deze ken
nismaking via Moesson als een
tegemoetkoming om vervolgens
elkander via correspondentie beter
te leren kennen. Wel moet ik U op
het hart drukken, dat degenen die
zeker van mij een schrijven ver
wachten, veel geduld moeten heb
ben. Ik groet U allen beleefd en
vriendelijken wens U het allerbeste
toe voor 1 989.
M. van de Berg-van Lennep
p/a Keluarga Mochamad
Jl. Darmoyudo 66
Pasuruan 67115 Jatim
Indonesia
OMSLAAN
Tijdens het officiële diner, afge
lopen zaterdag in de Haagse
Trèveszaal, memoreerden zowel
Lubbers als Takeshita de rol die
Japan in de Tweede Wereld
oorlog heeft gespeeld.
Lubbers vindt het een zwarte
bladzijde in het geschiedenis
boek, "die we niet kunnen over
slaan, maar wel omslaan. Hij
blijft deel van het boek, maar
mag en zal geen obstakel zijn,
dat onze goede betrekkingen
belemmert", aldus Lubbers.
(Telegraaf, 6 juni 1988)
3