TOEGOE
Ik denk nog wel eens aan dat sprookje terug
Een enkele keer duikt bij mij weer de herinnering op aan dit historische plaatsje,
een desa-district van Bekasih, afd. Mr.-Cornelis, 1 6 paal ten Oosten van Batavia
(Rawah Bangkeh). Ik woonde toen in bij een zuster van een schoolkameraad, Piet
Rusch. Hij was een groot liefhebber van jagen en kwam vaak thuis met heerlijke
dengdeng tjeleng, gemaakt door een jachtvriend te Toegoe. Zó vaak kwam de
naam Toegoe ter tafel tijdens het middageten, dat ik er nieuwsgierig naar begon te
worden. Op een dag kondigde Piet aan, dat hij zijn vriend in Toegoe weer ging
opzoeken en deed mij het voorstel om de volgende zondag met hem mee te gaan.
Ik nam de uitnodiging gretig aan, want ik ging graag mee op onbekende tochten.
Vooraf moet ik vertellen van het ontstaan en verleden van dit dorpje aan de zee.
Het was een Portugese gemeente be
oosten Batavia, die haar ontstaan dankte
aan toewijzingen van land door de O.I.C.
aan een zekere kapitein Jonker, aan wie
ze veel verschuldigd was. Deze kapitein
Jonker werd echter in 1689 door de
Raad van Indië ter dood gebracht. Jonker
had zich te zeer bemind gemaakt onder de
omringende bevolking. In kamp Mangga
waren er nog stenen overblijfselen van
het landhuis Jonker (landhuis Maroenda)
en een gemetselde put, Soemoer Jonke-
ran, genaamd, die heilig verklaard was.
Volgens de bevolking was Jonker niet
gestorven, doch op geheimzinnige wijze
verdwenen. Aan het water van de put
werden geheime krachten toegeschreven.
De naam Toegoe betekent in het Soenda-
nees en Javaans grenspaal of steen.
Daar in de buurt werd in 1 878 een grote
beschreven steen gevonden, welke door
de bevolking vereerd werd en die dateerde
uit de 4e of begin 5e eeuw van onze
jaartelling, een van de oudste gedenk
stenen van het Hindoeïsme op Java. In
1678 ontstond de Portugese Christelijke
gemeente te Toegoe door evangelisatie
van M. Leydekker, predikant te Batavia en
later eigenaar van het land Toegoe.
De bevolking bestond uit Christenen en
Mohamedanen. Opmerkelijk was alléén
het Christelijke gedeelte. Na de verovering
van Malakka in 1641 begaven vele af
stammelingenvan Portugese en Inlandse
Christenen zich naar Batavia en versterkten
de aldaar gevestigde Portugese en In
landse Christenen. De gemeente bestond
toen uit 40 tot 50 gezinnen. Dit aantal
groeide in korte tijd aan tot 800 personen,
die 140 huizen bewoonden. De gemeente
wilde onderwijs hebben en deed een
ernstig verzoek aan Batavia om leerkrach
ten. Het onderwijs van deze leermeesters
was zeer vruchtbaar en nog geen halve
eeuw later werden er in de kleine oude
kerk 134 dopelingen gedoopt. In 1744
werd door landdrost J. Vinck een nieuwe
kerk gebouwd aan de Toegoerivier.
Dit was even uitweiden over het vredige
dorpje, waarmee ik kennis maakte in
1937. Om nu op onze tocht terug te
komen: Piet en ik waren heel vroeg uit
huis vertrokken. Het was nauwelijks licht.
We wilden graag profiteren van de frisse
koelte en al een eind op weg zijn, wanneer
de zon hoog aan de hemel zou staan en
het flink warm zou zijn. Wij reden naar het
gehucht Klènder, achter Bekasih, waar
een man ons opwachtte met zijn prauw
aan de Kali Klènder, die niet meer was dan
een zeer brede sloot. Deze stroomt langs
sawahs, moerassen en bossen naar
Toegoe. Er was voor gezorgd, dat wij
geriefelijk in de open prauw zaten, want
het zou een tocht van bijna twee uren
worden. De jongen duwde met een dikke
polsstok de prauw voort door het bruine
water.
Ik was vol verwachting en wij genoten
beiden van de nog koele lucht en van de
lichtgroene sawahs en velden. Allerlei
vogels vlogen door het kreupelhout langs
het water en wij probeerden naar hun
gezang luisterende de soort te herkennen.
De bevloeide rijstvelden zagen er fris uit
en brachten koelte mee. Wij genoten in
stilte van de mooie natuur. Heel in de
verte waren de moerassen van Rawah
Bangkeh, waarmee ik vertrouwd was,
omdat ik er weieens witte lotusbloemen
geplukt had. Het landschap trok heel
langzaam aan onze ogen voorbij en bracht
ons tot een heerlijke rust. Allengs werd
(vervolg ze klagen niet....)
media kwamen kijken, schudden het hoofd,
maar omdat de bejaarden geestelijke lie
deren zongen en zelf niet klaagden, zagen
die van berichtgeving af óf ze lieten in
artikelen - waarin af en toe ook nog
gesproken wordt van "Indonesische be
jaarden" - blijken dat de tevredenheid van
de bejaarden toch ook moest meetellen
bij de beoordeling van de situatie in Boer-
haave. Misschien viel alles best mee,
want je weet maar niet wat die Indone
sische bejaarden uit die vreemde sekte
(Pinkstergemeente, RB) allemaal gewend
zijn.
En dat laatste is de grote denkfout.
Bejaarden en Indische bejaarden
Over de kwestie Boerhaave heb ik mij
boos gemaakt. Ten eerste omdat (weer)
een Indisch projekt, i.e. Huize Bethel,
mislukt is. Ten tweede omdat we weer
eens gezien hebben hoe Nederlandse
media te werk gaan bij het kiezen van
onderwerpen. Ten derde omdat we van
nabij meemaken hoe Nederlandse over
heden, met name de gemeente Harder
wijk, zich bij voorkeur heel formeel opstel
len en zich, als het erop aan komt, distan-
ciëren van wantoestanden. Ten vierde
omdat een zekere meneer Dijk bij machte
is om uit puur commerciële motieven
bejaarden ergens weg te plukken en te
deponeren in een van alle voorzieningen
verstoken verlaten gebouw. En ten vijfde
en vooral ben ik boos omdat gesold wordt
met Indische bejaarden, u weet wel: onze
bangsa! Dat ik mij afvraag waar in hemels
naam de familie van betrokken bejaarden
zit, laat ik maar zitten.
Niet alleen door de heren Dijk en Loppé
wordt gesold met de bejaarden, ook door
elke Nederlandse overheid, elke krant,
elke omroep en door een ieder die op de
hoogte is van de situatie in Boerhaave en
daar niets aan doet, hetzij om formele
redenen, hetzij omdat het niet "spannend"
genoeg is, hetzij omdat het om Indische
bejaarden gaat die niet klagen. Natuurlijk
klagen Indische bejaarden niet. Niet en
nooit. Dat hebben ze nooit gedaan, dat
hebben ze niet geleerd, dat zijn ze niet
gewend, dat zit niet in hen. Boeken en
scripties zijn daarover vol geschreven.
Denk alleen maar aan de befaamde
geruisloze integratie in de Nederlandse
samenleving. Zet Indische ouderen mid
den in de woestijn, dan nog klagen ze niet,
laat staan dat ze zouden protesteren tegen
een verhuizing van Noordwijkerhout naar
Harderwijk waar ze diepvries te eten krij
gen. Maaromdat Nederland niet weet hoe
een Indisch mens in elkaar zit, kan men
hier niet tot een andere conclusie komen
dan "laat maar zitten, ze klagen niet".
Objectieve eisen voor verantwoorde
bejaardenzorg anno 1989 blijken voor
Indische bejaarden dan opeens niet te
gelden: een veilig gebouw, voldoende
gekwalificeerd personeel, medische be
geleiding, recreatie, gezonde voeding en
noem maar op.
Ik pleiter niet voor dat Indische bejaarden
in een luxueus tehuis moeten zitten, ook
daarin zullen zij zich niet thuis voelen.
Maar om Indische bejaarden, van wie
sommigen niet meer in staat zijn hun
wil te bepalen (en dat is wat anders
dan dat ze tevreden zouden zijn) te
dumpen in een groot verlaten pand zonder
fatsoenlijke voorzieningen, en verder te
doen alsof je neus bloedt is behalve bij de
beesten af ook pure discriminatie. En dit
laatste woord neem ik niet gauw in de
mond!
Alternatief
Tot slot (voorlopig): het alternatief voor
Boerhaave is simpel. In Nederland zijn vijf
Indische bejaardentehuizen. Daar is nog
voldoende plaats. Uit zichzelf zullen de
1 7 bejaarden daar niet heengaan, daar
voor zijn ze te oud en sommigen zijn
dement. Meneer Dijk zal zijn bron van
inkomsten niet laten gaan, meneer Loppé
zal "zijn" kudde ook met lede ogen zien
gaan. Harderwijk zegt van niets te weten.
W.V.C. stelt nog een onderzoek in. En dus
wachten we maar. En de oudjes zitten
maar. Met diepvries en anderhalve
verzorgster.
RALPH BOEKHOLT
6