WIE IS HIJ, WIE KENT HEM? De man op deze foto moet een collega/vriend geweest zijn van Charley Schreuders die in Makassar ambtenaar was bij 's lands Financiën want de foto werd gevonden in een mapje bij de foto van Schreuders. Graag informa ties aan redactie Moesson. 'kerak' worden losgestoken. Deze losge weekte kerak was nu mijn loon. Moeder droogde deze natte massa op een 'tam- pah' in de zon. Behalve wijzelf, hebben anderen er ook veel plezier van gehad, daar je hiermee je rantsoen prima kon aanvullen. Om op tijd met de kookarbeid gereed te zijn werd ik elke morgen om drie uur 's morgens uit mijn cel getrommeld. Enkele herinneringen schieten me weer te binnen. Daar het eten dat we kregen niet bepaald toereikend was, probeerden we ons menu aan te vullen. Opvallend was dat de 'totoks' naar alles wat op vlees leek zochten terwijl wij meer uitkeken naar groente. Zo zochten zij o.a. naar 'bléké- tjots'; reusachtige slakken die zodra ze in een pan met water werden gedaan gaande weg het water warmer werd, zó veel slijm produceerden dat dit telkens moest wor den weggeschept. Wat uiteindelijk van de slak overbleef was een keihard en taai stukje verschrompeld vlees. Ook kadals (hagedisjes) werden door hen gevangen en gegeten. Hoewel, als ik heel eerlijk moet zijn, ook ik heb eenmaal mijn kampmenu met zelf- gevangen vlees uitgebreid. Op een dag ontdekte ik een vleermuis onder een dak pan. Nadat ik het diertje gevangen had en tegen de grond had gekwakt, reeg ik het in zijn geheel aan een stokje en heb het boven een houtvuurtje geroosterd. Met twee 'man' hebben we vervolgens het vleermuisje tot op het laatste botje gecon sumeerd. Nee, de 'Indischen' gingen zoals eerder vermeld, 'en bloc' op zoek naar groente. Naar 'krököt' b.v. een wilde, plat op de grond groeiende mini postelein die een maal gekookt in een afschuwelijke zure, slijmerige massa veranderde maar gezond heette te zijn. Ook bladeren van de papaya waren favoriet. In het begin de jonge, maar op het laatst werden ook de gele bladeren opgepeuzeld. 'Bitter in de mond maakt het lichaam gezond', luidde toen de slogan. Aan deze periode moest ik denken toen ik nog niet zo lang geleden een artikeltje in onze krant las over de tomaat. Hier stond o.a. in dat in tegenstelling tot de rijpe vrucht, alle andere delen van de plant (dus ook de jonge groene tomaatjes) uiterst giftig zijn. De tomaat behoort nl. tot de nachtschadeachtigen die allen deze nare eigenschap hebben. Welnu, dit kan mis schien wel voorde Hollandse tomaat waar zijn, maar de Indische is dit beslist niet. Ik heb eens met een paar kornuitjes een tomatenplant beroofd van de knikkergrote (groene) tomaatjes, plus de jonge blad- toppen (poentjoeks). Deze delen hebben we in water gekookt. Toen we vonden dat de groente gaar was en het kookwater enigszins was afgekoeld, hebben we deze groente met de hand uit het water opgevist en uitgeperst tot balletjes. In het balletje stopten we een 'kriemeltje' goela djawa. Met een beetje fantasie en erg veel trek, smaakte het naar 'petjel'. In elk geval hebben we er lekker van gesmuld. Op een dag heerste er grote opwinding in het kamp. De geallieerden kwamen. En waarachtig, niet lang daarna verschenen er Dakota's die grote pakketten per para chute afwierpen. Door een ongelukkige windrichting (of misschien waren het ge woon wel klungelaars) kwamen de pak ketten echter buiten ons kamp terecht. Aan de ene kant gelukkig want toen de pakketten omlaag zweefden dromden de Indonesiërs buiten ons kamp (die ook honger leden), juichend onder de omlaag komende pakketten. Dat zouden wij ook beslist hebben gedaan. Toen de pakketten echter omlaag kwamen ontdekte de menigte pas met wat een geweldige vaart ze omlaag suisden. Naar ons werd verteld konden niet alle mensen op tijd wegkomen waardoor enkelen van hen doorde pakket ten werden vermorzeld. Uiteraard kregen wij niet alles wat er in de pakketten had gezeten. Ik herinner me dat we jam kregen en zakjes met Virginia tabak. Daar is het geweest dat ik mijn eerste sjekkie heb gerookt. Enkele dagen hierna werden de kampoudsten van de blokken A, B en C bij de Indonesische kampleiding geroepen waar ze werd verteld dat wij zouden worden geëva cueerd naar door de Geallieerden bezet gebied. Terstond werden we door onze kamp oudste in groepen verdeeld. Toen de lang verwachte (open) vracht wagens het kamp binnen reden bleken ze tot onze verbijstering te worden bestuurd door uitermate onguur uitziende Japan ners. Enfin, toen de vrachtwagens terug keerden na de eerste lading (waar naartoe wisten we niet) te hebben afgeleverd, werden de laadbakken terstond geïnspec teerd of er geen tekenen konden worden ontdekt waaruit iets verontrustends zou kunnen worden afgeleid. Gelukkig was er behalve veel stof, niets aan de vracht auto's te ontdekken. Het viel ons wel op dat de tweede groep van de Jap het bevel kreeg om in de laadbak te hurken en ach ter de houten zijschotten te blijven. Toen het onze beurt was om te worden afge voerd hebben we de reden hiervan ontdekt. Onderweg werden we op bepaalde ge deelten van het trajekt door sommige mensen met stenen bekogeld. We werden gebracht naar het vliegveld Mangoewo in Jogja. Hoewel er op het vliegveld ook Engelsen waren en Dakota's af en aan vlogen, moesten we ons toch verzamelen in een gedeelte waar de Indo nesiërs nog steeds de scepter zwaaiden. Daar moesten we, zoals later zou blijken, de rest van de dag en één nacht blijven. De volgende dag was het eindelijk zo ver dat we in groepen het vliegtuig in moch ten. Toen wij aan de beurt waren was het vliegtuig in zo verre vol, dat één van ons gezin achter moest blijven om met het volgende vliegtuig te gaan. Dit heeft mijn moeder pertinent geweigerd; óf we gingen allemaal in hetzelfde vliegtuig, óf niemand van ons zou gaan! Zo is het dus gekomen dat we met het volgende vliegtuig gingen. Later werd moeder om deze beslissing door enkele dames gefeliciteerd. De oor spronkelijke Dakota waarmee we zouden gaan kwam bij de landing in Semarang wat ongelukkig neer en kwam met de staart omhoog tot stilstand. Hoewel er gelukkig niemand hierbij ernstig gewond raakte was de paniek die daarop volgde er niet minder om. Enfin, toen het dus onze beurt was om in de Dakota te stappen bleek dat we moch ten plaats nemen op stoeltjes die met zeilstof waren bekleed die er zo dun uitzag dat ik de vlucht naar Semarang er niet met mijn volle gewicht op heb durven zitten. Vóórdat we instapten moest mijn moeder de blikken en het bamboe 'bestek' achterlaten. Ofschoon moeder zei dat het ons enige bezit was bleef het bemannings lid onvermurwbaar. Daar waar we zouden worden gebracht zouden we van alles volop krijgen (en dat was inderdaad zo). En dus is ons bezit (en trouwens ook dat van anderen) als een roestig hoopje op het vliegveld van Mangoewo achtergebleven. Nadat het vliegtuig was opgestegen deelde een stewardes sandwiches uit - en dit zal ik mijn hele leven nooit vergeten - waarop leverpastei zat. Het smaakte overheerlijk! Toen we op het vliegveld in Semarang landden zagen we voor het eerst weer de Nederlandse driekleur wapperen. Deze aanblik was voor de meeste dames te veel. Als op commando begonnen ze te huilen. In het voormalige nonnenklooster ('Bangkong'?) aangekomen kregen we nieuwe kleren én rubberen instapschoe nen met gekruiste banden waar je overi gens blaren van kreeg èn f 5,- de man (wat een rijkdom). We waren weer vrij! 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 15