De Onderscheiding
TWEE VAN ONS ONDERSCHEIDEN
Bij K.B. van 10 oktober 1 988 nr. 29 werden mevr. E. Th. Simadibrata-Piontek en pater Dick Hartoko, S.J. benoemd tot resp.
ridder en officier in de Orde van Oranje Nassau.
De versierselen van deze onderscheiding werden op 6 maart jl. door Harer Majesteits ambassadeur, baron de Vos van Steenwijk
uitgereikt aan de directrice en de voorzitter van de Stichting Karta Pustaka te Yogyakarta. Meer dan 1 50 personen waren bij
deze ceremonie aanwezig, o.a. de Prins Paku Alam VIII, gouverneur van het bijzondere district Yogyakarta.
Lies Sim geeft al sinds 1 950 lessen Nederlands en was altijd aktief bij het verspreiden van Nederlandse lectuur. Sinds 1 967
is zij de directrice van het Nederlands-Indonesisch Culturele Centrum Karta Pustaka.
Dick Hartoko (Geldorp) stond haar daarbij terzijde als voorzitter van de gelijknamige Stichting. Hij was aktief in het vertalen van
ongeveer 14 boeken uit het Nederlands naar het Indonesisch. Onder andere bewerkte hij de Oost Indische Spiegel van Rob
Nieuwenhuys en vertaalde De Tienduizend Dingen van Maria Dermoüt, Filosofische Oriëntatie van Prof. van Peursen en
Inleiding tot de Literatuurwetenschap van Jan van Luxemburg.
Twee van ons die gebleven zijn en hun steentje hebben bijgedragen tot het bouwen van een brug tussen Indonesië en
Nederland, vooral op cultureel gebied.
Twee jaar na de Indische "bevrijding". Het is weer tegen
Koninginnedag en de lintjesregen zou weerde stoere borsten
van dappere marinemensen met kleurige lintjes en blinkend
metaal sieren. Daar op de binnenplaats van het Departement
van Marine aan Goenoeng Sahari staan ze dan, de jongens
van stavast. Afzonderlijk aangetreden, de geridderden, of
moet ik zeggen de "onderscheidenen", wachtend op het
uiterlijk eerbetoon, keurig naar anciënniteit, strepen met ster,
alleen strepen, dikke strepen, dunne strepen, strepen op de
schouder, strepen op de mouw, petten met gouden rand,
zonder gouden rand met lauwertak, zonder lauwertak, ge
wone mutsen en braniekragen. Daarnaast de burgers, in
pakean deftig, met colbert en das.
Maar wie is dat daar, een beetje apart, op sloffen, in een
slobberige korte kakibroek, katoengeweven poloshirt en een
kopèa op? Dat is onze hoofdoppasser Djoeni, alias Bopèng.
Het had Hare Majesteit, of liever gezegd, chef huishoudelijke
dienst, behaagd "hem in aanmerking te brengen voor de
toekenning van de Ster van Verdienste." De aanbeveling zou
geluid kunnen hebben: Djoeni was op het erf van het
departement geboren, had als katjong geholpen met de tuin
verzorgen, opgeklommen tot schoonmaker, hulpoppas, oppas
en nu de eervolle rang van hoofdoppasser met een maandloon
van elf gulden. Hij had zeker wel vijftig jaar de Nederlands-
Indische regering trouw gediend, en hij kwam zeker in
aanmerking voor de Grote Ster van Verdienste.
Nu is het dan zo ver. Onze bekende admiraal betreedt het
speciale podium. Achter een te hoge lessenaar, waarschijnlijk
op een voetenbankje schreeuwt hij: "Officiè...ren, onder-
officiè...ren, kööorporaèls, (ja, bij de marine worden korporaals
afzonderlijk toegesproken) en maaènschappen..., burger
personeel (hierbij geen onderscheid in rangen)....," dan volgt
de bekende mededeling van het behagen van Hare Majesteit
ten opzichte van de repectieve onderscheidenen.
Nadat allen het eremetaal, met of zonder zwaarden, goud,
zilver of brons, op de borst is gespeld, komt ook Djoeni aan de
beurt. "Mèaès Djoeni, wilt u naar voren komen? "De ver
diensten waarom hem de onderscheiding toekwam, werden
Mas Djoeni in zuiver Nederlands bijgebracht. Alsof hij het
begrijpt knikt Djoeni als altijd vriendelijk lachend.
De adjudant van de admiraal spelt hem nu de zware groten
deels van porselein gemaakte ster met duidelijk zichtbaar
Verdienste, op het katoengeweven polohemdje. Djoeni
maakt een diepe buiging. Door het gewicht van de ster raken
enkele steken van zijn bloese los. Na militair saluut probeert
Djoeni model rechtsomkeert te maken, schiet even (letterlijk)
uit zijn slof en schaart zich weer bij de andere onderschei
denen. "Wilhelmus, Leve de Koningin, Hoezee (drie keer)."
Djoeni ook saluerend en bij "hoezee" de handen omhoog.
Ingerukt mars...
Officieren en de anderen naar de officiersmess. Feest met
borrel. Maar Djoeni drinkt niet en niemand schenkt nog
aandacht aan hem.
Hij gaat de departementsafdelingen langs, schudt iedereen
buigend de hand, en komt uiteindelijk bij mij.
Ook ik word de handen geschud alsof ik onderscheiden ben.
Hij gaat dan op zijn krukje buiten de deur zitten, schenkt zich
een mok thee uit zijn limonadefles in en drinkt die leeg. Dan
staat hij op, lacht met een bekende tinteling in zijn ogen en
zegt "Gan, Gan..., djoeragan'Als hij mij met djoeragan
aanspreekt, hij weet dat ik uit Bogor kom, kan ik er op rekenen
dat hij wat van me hebben wil. En ja hoor - "Pinjem seringit,
gan..." (Mag ik een riks van u lenen).
De grote ster heeft zijn ruïneus werk aan het poloshirt
voortgezet. De nieuwe kopèa voor deze dag op afbetaling
gekocht, in zijn hand, zegt Djoeni: "Beras mahal, gan." (de
rijst is zo duur, meneer).
Hoewel ik weet dat zoals gewoonlijk van schuldaflossing
niets zal komen, kan ik niet nalaten hem een gekleurd briefje
in de hand te duwen.
M.F.V. RONKES AGERBEEK
11