INDISCHE KOORTSEN
"Als ik in mijn woonplaats in Nederland
een bejaarde Duitser tegenkom die mij
de weg vraagt, moet ik mij beheersen
hem niet de verkeerde kant op te sturen.
De Duitsers hebben maar vijf jaar in
Nederland huisgehouden, de Neder
landers zijn in Indonesië drieënhalve
eeuw tekeer gegaan." (blz. 20)
"Als een Indonesiër een westerling
ontmoet, ziet hij een wandelende por
temonnee", zegt mevrouw W. uit Bogor,
die lang genoeg buitenlands heeft ver
keerd om met een on-oosterse direkt-
heid te kunnen zeggen waar het op
staat. Ze ontkent niet dat dit discrimi
nerende oordeel later plaats kan maken
voor een wat genuanceerder, wat men
selijker, opvatting (blz. 50)
"Balinezen zijn fijnbesnaard, opgeruimd,
begaafd en open. Dat klopt, maar daar
naast zijn ze hard, chauvinistisch, bege
rig en bekrompen." (blz. 46)
"Nu word ik nijdig en begin op te
spelen. De man achter het loket kijkt me
bedrukt aan en roept zijn chef, een nog
vrij jonge man met een gouden kettinkje,
die nu zwetend moet gaan bewijzen dat
hij zijn talen spreekt. Net als ik denk uit
te gaan varen zie ik de paniek in zijn
ogen en er daalt een duif neer in mijn
brein. Ruzie zoeken met een heel volk,
met een way of life, heeft geen enkele
zin." (blz. 35)
Bovenstaande citaten komen uit het
door Thomas Rap uitgegeven boek "In-
disshe koortsen" geschreven door de
zichzelf "totok" noemende Duco van
Weerlee. Hij maakte een reis door
Indonesië en wilde land en bewoners
niet toeristisch-oppervlakkig ontmoe
ten, maar "in de diepte". Enkele van zijn
ervaringen publiceerde hij in kranten en
tijdschriften en nu dus in boekvorm.
Als je maar voor ogen blijft houden dat
een Nederlander in de beste Neder
landse traditie (op z'n Nederlands dus)
Indonesië bereist en beschrijft, hoef je
je over dit boek niet boos te maken. Ook
Van Weerlee is wie hij is en zittend in
comfortabele fauteuils kan men zich
desgewenst gniffelend amuseren met
de ontboezemingen van zo'n typische
Hollandse jongen die weet wat hij ziet in
dat voormalige overzeese gebiedsdeel.
Dat Van Weerlee Indonesiërs inderdaad
"in de diepte" heeft ontmoet blijkt onder
meer uit blz. 79:
"Lucas had zijn kleren al uit en ge
baarde mij hetzelfde te doen, terwijl
hij me omstandig toelonkte. Een ge
spannen knapelijf van negentien jaar,
puur natuur, dat is een cadeautje
waar geen middelbare heer, het bloed
racend door zijn aderen, nee tegen
mag zeggen zonder in hoogmoed
jegens de Schepper te vervallen.
Dus dat werd zwijgen en zoenen,
aaien en graaien. Een feest."
Ja, het krijgen van koortsen is dan niet
onlogisch, al was het omdat ik me voor
kan stellen dat de Schepper hoogmoed
in bepaalde situaties best weet te waar
deren. En of de opgelopen koortsen
"Indisch" zijn, vermag ik te betwijfelen.
R.B.
"Indische koortsen" door Duco van
Weerlee, f 24,50, porto f 2,50.
(Verv.: 'Koetei, een eeuwenoud Sultanaat')
eeuwen op de gehele wereld sieraden
en vooral kroonjuwelen veranderd, ver
kocht en verdwenen zijn.
Zo ook in Koetei.
Na een korte regeringsperiode overleed
op 28 april 1910 Sultan Mohamad
Alimoeddin, die zijn vader Sultan
Mohamad Soleiman na diens overlijden
op 2 december 1 899 was opgevolgd.
Beide vorsten hadden tijdens hun leven
erg veel geld uitgegeven aan sieraden
en andere kostbare zaken zoals porcelein
uit Vietnam en Kambodja of Ming-
vazen uit China.
Maar blijkbaar was de schatkist van
Koetei niet altijd goed gevuld omdat in
1910 de erfgenamen de enorme
schuldenlast niet konden inlossen. Er
werd door de autoriteiten in Batavia
besloten, dat een groot deel van de
bezittingen van de overleden sultan en
de inboedel van het paleis verkocht
moesten worden en blijkens een brief
van de heer Lulofs, adviseur Bestuurs
zaken der Buitenbezittingen, hadden
441 voorwerpen "opgeruimd moeten
worden". Echter werd besloten om in te
gaan op het vezoek van de erfgenamen
om twee troonzetels te behouden.
"Blijkens nader van den Assistent
resident van Samarinda ontvangen
bericht ook bezwaar bestond tegen
de verkoop van 2 vergulden zetels
met roode (moet zijn blauwe) zijde
overtrekken. Hoewel niet wordt in
gezien wat voor nut de aanhouding
van twee overtollige, reeds 1 3 jaren
ingepakte troonzetels hebben kan,
dit nader ingekomen verzoek nog in
te willigen."
Deze zetels behoorden tot de Setinggil
Lama ofwel de troonzaal, en waren
gemaakt tijdens de regering van de in
1910 overleden sultan. Behalve de
troonzetels was er een enorme, rijk-
gegraveerde, verguld houten troon
hemel met een grote, verguld koperen
kroon erop bevestigd en tot de Setinggil
Lama behoorden ook 7 ceremoniële
parasols.
Het "nut" van deze troon werd enige
jaren later ingezien, toen de reeds 23
jaar oude Pangeran Adipati Peraboe
Anoem Soerio Adingrat, zoon van Sul
tan Mohamad Alimoeddin, meerderjarig
werd verklaard en geïnstalleerd moest
worden als Sultan van Koetei. Omdat de
ceremonie volgens de adat moest wor
den uitgevoerd en de jonge vorst nog
steeds gebukt ging onder de schulden
last van zijn vader, werd door het
gouvernement besloten om in de kosten
bij te dragen.
Er werd besloten, dat 20.000 gulden
uit de afdelingskas van Samarinda ge
bruikt mocht worden en hiervan wer
den niet alleen het paleis en de straten
van Tenggarong feestelijk versierd,
maar ook de kosten voor een volksfeest
werden hiervan betaald. In de koninklijke
hoofdstad werd namelijk de Erau ge
houden, een feest waarbij de verschil
lende Dayak stammen, die van de
Banuaq, de Tunjung, Bentian, Kenyak
en Behau de traditionele dansen op
voerden.
In het begin van zijn regering had de
jonge vorst een rustig bestaan, huwde
in totaal met 1 6 vrouwen onder wie in
1925 de in Malang geboren Maria
Meijer en kreeg zeven zonen en zeven
dochters. Maar met de komst van de
republiek Indonesia veranderde de
funktie van Sultan Adji Mohamad Pari-
kesit, want het sultanaat hield op te
bestaan en veranderde in de Keperadera
Istemewa waarover tot 1 959 de Sultan
"Bupati" was.
Het paleis behield ook zijn oorspronke
lijke status niet, want sinds 1 8 februari
1 976 is het Museum Mulawarman. Dit
paleis was in 1 932 gebouwd door de
Hollandse Borneo Maatschappij in
voornamelijk beton naar het ontwerp
van de Duitse architekt-ingenieur Van
der Liebe. Dit witte gebouw werd door
de voormalige sultan aan de provinciale
regering verkocht voor 64 miljoen
rupiahs en ook een deel van de juwelen
schat kwam in het bezitvan de republiek.
Voor het lage bedrag van 1 miljoen
rupiahs werden verkocht de kronings-
kroon, bruidskronen, halssieraden, arm
banden, vorstelijke gebruiksvoorwerpen
en historische relikwieën.
Een deel van deze voormalige vorstelijke
kleinoden zou in Tenggarong in het
vroegere paleis blijven, maar in 1 968
werd echter besloten dat de meeste
kostbare juwelen naar Jakarta moesten
worden overgebracht.
In de schatkamer van het Museum
Pusat zouden de kroon en andere rijks
sieraden beter tot hun recht komen en
zo liggen deze relikwiën van Koetei te
schitteren in het gedempte licht naast
de juwelen van o.a. Siak, Asahan, Ban-
djermasin en andere voormalige rijken
uit de Gordel van Smaragd en zullen
nimmer meer gedragen worden tijdens
de verjaardag, huwelijk of troonsbestij
ging van de erfgenamen van een eeu
wenoud vorstengeslacht, dat in Koetei
reeds bestond in de 14e eeuw.
18