De Badplaats
Bij de eeuwwisseling de oude (en nog steeds bestaande) badplaats "Moentjoel" dicht
bij de oever van het meer bij Ambarawa in Midden-Java. Nu wel echt tempo doeloe!
(Foto: collectie J. D. Berkhout)
Uit een oude collectie mochten wij deze foto van de werkelijk klassieke badplaats
Moentjoel herfotograferen. Naar schatting is deze opname gemaakt tussen 1895
en 1 898. Gelukkig waren op de achterzijde enige verhelderende notities gemaakt
omtrent de omgeving: dat was bij de Rawah Pening. U weet het, dat grote meer
- het grootste van Java destijds - in Midden-Java met daar om heen en in de buurt
de plaatsen Ambarawa, Banjoebiroe, Toentang, Salatiga.
Met daar boven al spoedig die heuvels
en verderop, torenend die reusachtige
blauwe vulkanen: Oengarang en Mer-
baboe. En als je goed keek, vooral als je
wat hoger stond en meest 's morgens
vroeg, waren er meer kolossen te zien in
al hun majesteit: Merapi, Soembing
en Soendoro, alle van 3000 of meer
meter hoogte en al of niet actief
werkend.
En dan helemaal beneden dat grote
meer: in de droge tijd vrij beperkt, doch
in de natte moesson erg uitgebreid. De
bodem was een keteldal dat ergens in
de oertijd onder invloed van vulkanische
krachten was weggezakt, compleet met
een dicht bos. Nu een komvormig meer
waar nogal wat vis wordt gevangen.
Waar vlakbij het oude spoorwegstation
Ambarawa ligt (nu gebruikt als spoor
wegmuseum). En daar is ook, nóg
ouder, en wel uit de eerste helft van de
negentiende eeuw het kolossale Fort
Willem I langs de binnenweg en de
militair kampement er om heen.
Gaat men nu van het station en van
Willem I langs de binnenweg en de
oever van het meer zo n twee tot drie
kilometer zuidwaarts, dan passeert
men ver links de voormalige KNIL-
tangsi van Banjoebiroe. Wat is in dit
werkelijk prachtige landschap toch veel
ellende geweest toen hier concentratie
kampen voor Nederlandse vrouwen,
kinderen en mannelijke burgers waren
tijdens de Japanse bezetting. En ver
volgens in 1 945 na de "bevrijding" met
alle toestanden daar met terroristen.
En gaan we door langs die meer-weg
richting Salatiga, dan passeert men weer
nazo'n3 kmdichtaandeoeverdeoude
badplaats Moentjoel. Het typische is
dat deze badplaats nu nóg bestaat!
En daarvan nu deze foto van zo'n
negentig jaren terug. Waarbij een van
de twee heren (wij menen die aan de
linkerzijde) J. D. Berkhout is, genie
officier in het koloniale leger. Hij foto
grafeerde toen veel, wat een bijzonder
heid was. Hij bezat een zelfsluiter op
zijn camera met glasplaten; zo kon hij
zelf ookopdefoto komen. De badplaats
werd met water gevoed door een bron
die vlak bij in het hogere terrein was; de
helling zien wij op de foto. Het water is
nog immer lekker fris en erg schoon.
In de kom vele hele kleine visjes die
loerden op muggen en libellen, welke
we destijds ook glazenmakers noem
den. En helder was het water ook; het
spiegelde - we zien dat op de foto - het
huisje en de bomen.
Ja, wij kennen die plaats persoonlijk.
Maar dan veel later: in de jaren 20, als
klein kind. Wij waren er meermalen
omdat wij in de buurt vaak logeerden bij
oom en tante en de grootouders: op
nabije ondernemingen en in Salatiga
zelf.
En later, lang na de oorlog, kwamen we
er als rondtrekkend toerist ook nog een
paar keer langs. Het is een plekje dat
nauwelijks verandert; en het is er ook
niet druk.
Maar ja, als kind blijft uiteraard de
fijnste herinnering bestaan. Dan gingen
wij er met de grote mensen heen: wij
waren dan in hansop, want als kind was
een zwempak echt niet nodig. De oude
ren moesten er wel een hebben: gunst,
wat een ouderwetse badpakken! Ook
voor de mannen helemaal tot boven. Of
ook droegen de heren zo'n knullige
witte zwembroek met halflange pijpen
en strepen op het goed; opgehouden
met een even knullig touwtje volgens
het "kollor"-systeem. De volwassen
dames en de opgroeiende meisjes in
die plakkerige onmodieuse badpakken
of op de "inlandse" wijze met alleen een
sarong welke dan hoog opgehouden
was onder de oksels tot bijna aan de kin
ook soms. Ja, ja, dat waren nog eens
tijden
En de kinderen hadden opgepompte
oude auto-binnenbanden waarvan dat
prikkende ventiel meestal nog aan de
binnenkant was gebleven. Een van de
goed zwemmende heren lette speciaal
op de kinderen die de zwemkunst nog
niet meester waren en nog "op zijn
hondjes" trachtten te zwemmen, achter
het lijntje blijven; neen, niet naar het
diepe gaan!
Als we als kind dan blauw van de kou
begonnen te zien, een bibberend
smoeltje of ook geheel witte handen en
voeten hadden gekregen - want het kon
er fris zijn - werden wij, onder protest
natuurlijk, het water uit gestuurd. Dan
was het op de kant toch wel lekker
warm in de zon. En dan werd het tijd
voor een hapje. Vaak ging baboe of
djongos mee met de krandjangs voor
de picknick. Allemaal lekkernijen onder
een o zo schoon wit servet: lemper,
ketoepat, rempèjek of nasi goerih met
gebakken tempeh of een half door
gesneden gezouten eendenei. En als
we dét niet al bij ons hadden, was de
beheerder en zijn vrouw al bezig
geweest en was er minstens wat nasi
goreng of witte rijst, dampend en wel
met wat tahoe en lodeh. Dat alles in van
die puntvormige zakjes, poetjoeks, van
pisangbladeren. Die geur, die ruiken we
nü nog in onze verbeelding.
In diezelfde verbeelding horen we nu
nog het water in de bak lopen en er weer
uit naar het meer.
Kostelijk toch deze oude foto van
Moentjoel. De kleine boompjes van
toen staan er nu misschien nog als
uitgegroeide hoge schaduwbomen;
28