BRIEVEN 0 OVER Wie wot woar gevonden Bloedzuigers Link Met intense vreugde laat ik u weten dat uw advertentie d.d. 15 april 1989, medio pag. 22, ten gunste van de familie Matakupan succes heeft gehad. Mijn vrouw heeft die advertentie vertaald en ons lijfblad TEMPO (Indonesisch periodiek) was zo vriendelijk die adver tentie op te nemen. Vandaag kregen we bericht dat de heer Matakupan zijn moeder en broertje heeft gevonden op het eiland Haruku bij Ambon, 'n Weerzien na 45 jaren! Op 20 mei 1 989 hebben zij voor het eerst kontakt gehad. Op 29 mei elkaar weergezien. Overgelukkig bedanken zij ook u voor uw medewerking. F. M. KNOOREN Ik heb met bijzondere belangstelling en genoegen het artikel gelezen in Moesson nr. 1 8 van 1 mei 1 989 over de bloed zuigers, geschreven door Prof. L. van der Pijl. Het bracht mij in gedachten onmiddellijk weer even terug naar het Oerwouden Paradijs van voormalig Nederlands Nieuw-Guinea. Daar waar wij, in het verleden, naar hartelust en ongestoord, nou ja, ongestoord niet bepaald, de Lintah's hielden je wel bezig, konden jagen. Tijdens een Koemkoem-jacht (grote woudduiven) nabij de kampongs Ne- rawar en Aroeswar in het Sarmische District, was het gebruikelijk dat een stuk of vijf Papoea jongens ons verge zelden. De jongens droegen dan ge- dienstelijk onze Pukkels met de nodige mondvoorraad en de geschoten vogels. Daar tegenover stond dan, dat wij ook enkele vogels voor hen schoten, het deed er niet toe wat voor soort vogels, alles was bij hen welkom. Daar ik per soonlijk van die Lintah's griezel en deze streek bovendien bekend stond om z'n Lintah's, liet ik altijd een jongen achter mij aan lopen, met de opdracht mij te waarschuwen wanneer er een Lintah achterop mijn lichaam was gesprongen. Dat springen van de Lintah's heb ik met eigen ogen waargenomen. Via mijn be nen naar boven klimmen was bijna on mogelijk of het moest een pruimende Lintah zijn geweest. Daar waar de broeks pijpen in de jungleboots gingen, had ik uitgerafelde Bako-lempeng (opgeperste zware inheemse tabak) aan de binnen zijde van de broek gelegd en daarna even tot aan de kuiten in een beekje gestaan, zodat het tabaksap over mijn jungleboots sijpelde. Weliswaar spron gen de Lintah's geen meters ver zoals de Papoea's beweerden, maar zeker wel een 30 cm en dan ook nog horizon taal of in een boog naar beneden en heus niet in opwaartse richting. Houdt mij ten goede hoor, waarschijnlijk zijn alleen de Nieuw-Guinea Lintah's zo begaafd. Want het prachtige land huis vest meer van die wonderbaarlijke dier soorten, en die ook nog eens anders geschapen zijn, doch hieroverstaat ner gens in de boeken geschreven. Ben al jaren zoekende naar exacte gegevens over twee diersoorten, nl. een soort Python en de grote Kalong (Paniki). Heb diverse dierenatlassen en encyclope dieën geraadpleegd, doch helaas is er met geen woord geschreven over hun bijzonderheden. Mijn hoop is dan ook dat Prof. L. van der Pijl eens een uitvoe rig verhaal wil schrijven over deze twee diersoorten. H. R. STEENHUIZEN In een artikel van Ralph Boekholt over Theatergroep Link, verschenen in Moesson van 1 5 mei jl„ werd regisseur Dave Schwab bekritiseerd op grond van eerder gedane uitspraken in het nieuws blad De Havenloods. Na lezing van het artikel lijkt mij een korte reactie op zijn plaats. Bij deze wil ik onderstrepen, dat ook Indische jon geren in staat zijn om zich zorgvuldig te documenteren, met name voor zij zich wagen aan uitspraken in de pers. Het was correct geweest als Boekholt zelf in een volgend nummer op zijn commen taar was teruggekomen, nadat hem duidelijk werd dat Dave Schwab zich niet op de weergegven wijze heeft uitgesproken, maar onjuist werd geciteerd. Droevig stemt mij echter vooral het feit, dat Ralph Boekholt de deelname van (lees verder volgende pagina) (Vervolg: "Twee onderzoekers naar de Indische geschiedenis") tussen Indisch versus Totok en tussen jong versus oud. Gelukkig lijkt het geen eenmalige gebeurtenis te worden maar zal er binnen niet al te lange tijd een vervolg-studiedag plaatsvinden. Mis schien zullen er op die dag ook meer mensen komen uit wetenschappelijke hoek maar ik hoop niet dat dit de men sen die nu op die studiedag zijn ge weest zal afschrikken." Waaruit verklaart u de nieuwe belang stelling? Is er sprake van een renais sance in de belangstelling voor Indische geschiedenis? Van der Veur: "In Amerika is er op dit moment geen grote belangstelling voor Indische Nederlanders meer. Wel is er iemand bezig aan een promotie onderzoek naar Tjalie Robinson als Indische literator. Wat er in Nederland speelt is denk ikdat mensen van Indische afkomst die be horen tot de tweede- en derde generatie zich af beginnen te vragen wat er vroe ger precies is gebeurd met anderen. Een feitelijke beschrijving waarin de Indische Nederlanders zelf centraal staan is nog steeds zeer zeldzaam. Bijvoorbeeld een studie naar de politieke positie van de Indische Nederlanders in de koloniale samenleving is nog steeds niet verricht. Wel is er een boek van Blumberger uit 1939 en zelf heb ik iets geschreven over de Indische Partij en het Indo Europees Verbond." Is er sprake van een zekere generatie- dynamiek? Van Marle: Je ziet wel vaker bij een migranten- groep, en de Indische Nederlanders moet je toch als een migrantengroep beschouwen, dat er onder de nazaten een grote belangstelling ontstaat voor de afkomst van de ouders: een zoeken naar de roots'. In hoeverre er een groepsgevoel blijft bestaan of weer gaat bestaan, hangt er vooral vanaf wat mensen met een In dische achtergrond of mensen met ouders van Indische afkomst zelf willen. Zolang er in Amsterdam bijvoorbeeld ook Friese- en Limburgse verenigingen bestaan, waarom zou er dan geen plaats kunnen zijn voor Indische? Je ziet ook dat steeds meer oudere Indische mensen een kijkje gaan nemen in hun geboorteland maar ook dat vele jongeren die in Nederland zijn geboren geïnteresseerd zijn in het land waar hun ouders en grootouders vandaan kwamen en zij gaan naar Indonesië toe. Niet speciaal met het idee in Indonesië te blijven, maarwelomeen idee te vormen waar hun ouders vandaan kwamen. Ik denk niet dat dit zal gaan verdwijnen. Op de Indische studiedag hoorden we ook van mensen uit het maatschappelijk werk dat er sommige Indische jongeren zijn die moeilijkheden hebben die spe cifiek zijn voor hun achtergrond. Dit heeft grotendeels te maken met het nog onverwerkte oorlogsleed van hun ouders." In een volgend artikel hoop ik nader te kunnen ingaan op hetgeen Van der Veur vertelde over zijn wetenschappelijk onderzoek naar Indische Nederlanders. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 10