Planten uit de Tropen
CALOTROPIS
Melkkruid-klapbloem - Biduri - Widuri - Mudar
Familie: Asclepiadaceae - Zijdeplantachtigen
De Biduri is een wilde heester die soms tot een kleine boom kan uitgroeien.
Ze groeit op droge kustgebieden, schrale- en woestijngronden. Oorspronkelijk uit
India, Iran en China, nu massaal in tropische gebieden te vinden. In tropisch
Amerika is ze tientallen jaren geleden ingevoerd.
De plant die een hoogte van 31/2 meter
kan bereiken heeft vlak boven de wortels
een aantal kromme stengels die het
zand goed vast kunnen houden. Aan de
stevige ronde takken die donzig be
haard zijn (kenmerkend voor planten
die in dorre streken groeien) zitten
tegenover mekaar, maar niet kruis
gewijs, de brede bladeren die in een
korte punt eindigen. De viltachtige
blauwgroene bladeren hebben vooral
aan de onderkant goed zichtbaar stevige
witachtige nerven. Van onderen zijn de
bladeren wollig en het lijkt wel of ze met
meel zijn bestoven. Het blad is half
stamomvattend (die bladvoet omvat de
stengel).
De bloemen staan in trossen en komen
uit de oksels van de bovenste bladeren
en aan de top van de lange behaarde
ronde stengels. De grote witte bloemen,
5 cm in doorsnee, hebben een paarse
vlek in het midden en goudgele stuif
meelklompjes. De bloemkroon heeft de
vorm van een puntige ster met iets
uitgespreide of iets naar binnen ge
bogen slippen. Ze hebben een korte
kelk en 5 meeldraden. Het is een bij
zondere aparte bloem. De stamper is
vijfhoekig en dik en wordt stempelkoek
genoemd. De stempelkoek is met de vijf
meeldraden vergroeid tot een staafje
dat in een stempelkliertje is ingeplant.
Dit stempelkliertje kleeft gemakkelijk
aan de bezoekende insekten. De gele
stuifmeelklompjes zitten losjes op de
Calotropis of Biduri
stempelknop bevestigd, op zo n manier
dat de snuit of pootje van het insekt
ingeklemd wordt. Als het diertje verder
wil rukt het stempelknopje los en de
beide stuifmeelklompjes gaan met het
insektje mee. Bij het bezoek van het
insektje naar de volgende bloem wordt
het stuifmeel op de stempel achter
gelaten. Zo wordt de bloem bevrucht.
Uit de bevruchte bloem groeit een ovale
gladde net opgeblazen droge vrucht.
Groenachtig van kleur met wat rood. De
vrucht bestaat uit twee vruchtbladen en
is 10 cm lang. De vrucht bevat talrijke
zaden. Iedere zaadkorrel is van zaadpluis
voorzien. Het zaadpluis groeit uit de
zaadhuid en kan soms zo'n massa lange
haren hebben dat ze de meeste plaats in
de vrucht inneemt.
De vrucht is een éénhokkige koker
vrucht en springt langs de buiknaad
open. Onder de buiknaad verstaat men
de vergroeiing van de rand van het
vruchtblad. De pluizige zaden worden
door de wind verspreid. In gebieden
waar veel van deze planten staan ziet
men de pluizen in dikke todden op de
struiken hangen. De vruchten worden
wel eens So'domsappelen genoemd. In
de Bijbel is deze legendarische appel
het symbool van de zonde. Men beweert
dat de appel na aanraking tot stof ver
gaat. Men noemt het een schone schijn
van een waardeloze kern.
Het pluis uit de zaden, de z.g. plant
aardige zijde, is te verspinnen tot draden
maar alleen als stopmateriaal bruikbaar.
Ook worden de pluizen gebruikt in plaats
van kapok voor vulling van kussens.
Uit de binnenlaag van de stengels en
van de schors worden in Zuid-Azië met
veel moeite vezels gemaakt waar ze
touwvan draaien (madarfibre) en vezels
om in textiel te verwerken.
In India is de Widoeriplant heilig en
gewijd aan de god Hanuman, de god
van de apen.
Klapbloem wordt ze genoemd omdat
Calotropis: tak met bloemen
12