Weerzien met de Giesting na 55 jaar
Links: de Tangamus, aan de voet van welke berg de Giesting ligt.
Rechts: Dolf Kloer en de kinderen uit de kampong bij de waterput van 55 jaar geleden.
Een van onze abonnees, Henk Weijers, bezocht tijdens zijn vakantiereis door
Indonesië, in april van dit jaar, de Giesting in de Lampongs op Sumatra, op
zoek naar herinneringen uit zijn jeugd. In een van de reisbrieven die hij schreef,
vertelt hij daarover het volgende:
"Intussen had ik op de reis naar Tandjong Karang al iets geproefd van het Sumatra
van vroeger. Minder vol, vriendelijker, lieflijker dan het overvolle West-Java dat ik
te zien gekregen heb. Zo was ook de tocht met de taxi naardeGisting. Mijnvaderis
daar gestationeerd geweest van 1 929 tot 1 934 als landbouwkundig adviseur van
regeringswege toegevoegd aan het IEV voor deskundige begeleiding van het
project. Voor mij dus in de periode van m'n 5e tot m'n 10e jaar. Vroeger begon de
Giesting met een kali die je moest oversteken. Die was er nog, maar verder
herkende ik niets meer. Ik dacht dat als iemand mij zou kunnen vertellen waar de
koffiefabriek vroeger gestaan had, ik me van daaruit wel zou kunnen oriënteren.
Gevraagd op de plaats waar ik dacht dat
die zou kunnen staan, wist niemand iets
van een koffiefabriek af. Maar er bleek
nog iemand te zijn die iets van vroeger
afwist. Een zekere Dollop. De naam zei
me niets. Bij zijn huis aangekomen
kwam er een man van een jaar of 55
naar voren die mij vorsend aankeek en
in onvervalst Indisch-Nederlands vroeg
waar ik vandaan kwam. Ik zei dus dat ik
uit Nederland kwam, vroeger op de
Giesting gewoond had vlakbij de koffie
fabriek en vroegere buren had die Kloer
(spreek uit kleur) en Pasman heetten.
Toen sprak hij de magistrale woorden:
"Ik ben Dolf Kloer".
Hij was van het grote gezin Kloer, in '34
geboren, jonger broertje van René en
Tilly, die (toen een jaar of 1 4) baby-sit
was voor Conny en Gerard. Hij was de
enig overgeblevene van de oude garde
(de anderen zaten in Nederland. René
woont in Doesburg en Tilly in Leiden),
maar kon mij alles vertellen wat ik wilde
weten.
Heb de fundamenten van de koffie
fabriek gezien en herkend en heb van
daaruit kunnen zeggen waar ons huis
moet hebben gestaan. Aldaar de nu
aanwezige kampung ingedoken en ge
vraagd of daar vroeger een ander huis
had gestaan. Dat was zo en de funda
menten waren er nog en nog fraaier: de
restanten van onze waterput waren er
nog en vandaaruit kon ik uittekenen hoe
alles er vroeger uitzag. Tot groot ver
maak van de kampungbewoners. Alles
kwam weer op z'n plaats. Waar Connie
in de box buiten stond. Waar de bij
gebouwen waren. De tijd viel weer weg.
Het was toen dat ik vervuld raakte van
een grote bewondering en respect voor
m'n ouders. Wat een lef en pioniers
geest heeft daar ingezeten om in dit
oerwoud iets te gaan ontginnen! Ik
raakte daar diep van onder de indruk!
Van ons huis keek je over een vlakte
(moeras) en de horizon van lage bomen
werd gebroken door een woudreus die
eenzaam boven de anderen uitstak. Dat
herinnerde ik me nog. Die boom was er.
(lees verder pagina 32)
Links: de restanten van de koffiefabriek. Rechts: de oude begraafplaats.
25