Dwars door het
even terug
naar het Verleden
(V)
door LUCAS LINDEBOOM
Eenmaal boven in, kan men staande in de glazen koepel, óf
buiten op de ballustrade genieten van een prachtig zicht op
de Indische Oceaan, de kust van het eiland en het oerwoud.
Het lenzenstelsel (waarschijnlijk nog steeds hetzelfde als
gebezigd in de tijd van "toen froeher") was een produkt van
"Cilance Brothers and Co. Lighthouse Engineers near
Birmingham 1875.
Bij het afdalen werden we nog opmerkzaam gemaakt op een
groot ovaal koperen bord, dat lichtelijk gebogen was, zodat
het plat tegen de binnenmuur van de cilindrische toren kon
hangen.
Op deze koperen plak stond:
Tijdens het bevel over Z.M. Zeemagt
van de Schout bij Nacht, Chef van
het Departement der Marine in Ne
derlands Indië, F. H. Geerling, werd
de torenbouw op den 17den augus
tus 1874 aangevangen, op den 30
november 1874 de eerste steen
gelegd en op den 20ste juni 1875
het licht ontstoken.
Met krachtige leiding van den In
specteur over de kustverlichting
(enz.) in Nederlands Indie, J. H. Bou-
vicius. Ontworpen en voltooid door
den Ingenieur der B.O.W. H. E. van
Bergkel.
Pohon Linde geheel boven in de met glas
omsloten koepel van de vuurtoren. Rechts
het lenzenstelsel, dat zorgt voor een
doelmatige bundeling van het licht.
Wie van boven
over het eiland
naar beneden keek,
zag niet alleen een
stel bijgebouwen
van de vuurtoren
wachters (nog ge
dekt met oude
Hollandse dakpan
nen), maar geheel
achteraan een
soort stenen trap
die naar de top
van een lage heuvel ging met óp die top
een ruïne, echter geheel overwoekerd
door het oerwoud met z'n bomen en
lianen.
Die ruïne noemden de vuurtorenwach
ters "de bar" en omdat ik die naam zo
vreemd vond, heb ik hen dat laten
opschrijven. Maar inderdaad, het woord
was "bar" en niet meer of minder dan
dat. We hebben even door die vertrek
ken gedwaald, waarvan de muren van
de beneden verdieping nog min of meer
overeind stonden. Maar voor de rest
was niets meer te herkennen vanwege
de bomen, struiken en lianen die in
wilde wanorde de vertrekken vulden en
onbegaanbaar maakten. Een en ander
zette mij aan het denken; dat gebouw
dat eertijds minstens twee verdiepingen
gehad moet hebben en dan die brede
trap, die van het gebouw comfortabel
naar de vuurtoren leidde
Zou dat gebouw niet een soort hotelle
tje zijn geweest, een pasanggrahan
alwaar de Europeanen van Sabang een
week-endje naar toe gingen?
Als de heuvel kaal gekapt was, dan zou
men van uit dat gebouw niet alleen de
frisse zeewind gevoeld hebben, maar
dan kon men ook genieten van een fraai
uitzicht. Zijn er nog "ouderen" onder de
Moesson-lezers en -lezeressen die zich
daar iets van kunnen herinneren?
Uitzicht op de Willemstoren vanaf de ruïne bij de vuurtoren.
Nadat we de toren geheel van binnen-,
van buiten- en van boven bezichtigd
hadden en we weer beneden waren
beland, dronken we nog wat "setroop",
schreven onze namen in het gasten
boek en schreef Pohon-Linde, op ver
zoek van de Javaanse student, nog een
"pantoen" (maleis puntgedicht) onder
z'n naam, dat - na gelezen te zijn door de
mandoer van de vuurtorenwachters -
veel gelach opwekte.
Eenmaal terug bij de kleine baai, lag
daar ons vletje trouw op ons te wachten
en toen we aan boord van ons scheepje
wegvoeren en de WillemsToren steeds
kleiner zagen worden, dacht ik: "Zo'n
pelgrimstocht maak je maar eens in je
leven en dat komt nooit meer terug."
In het stuurhutje had men inmiddels
een eenvoudige, maar heerlijke maaltijd
voor ons bereid. Een flinke, en pas
gevangen, tonijn had men gestoofd en
deels geroosterd, er bij serveerde men
een frisse roedjak saus met wat fijn
gesneden lombok er in en dan natuurlijk
rijst. Nooit smaakte een gerecht mij zo
goed als toen die keer op dat scheepje
van dat "distrik navagasi". Want we
hadden niet alleen een flink stuk ge
lopen en geklauterd, maar de sfeer was
ideaal: Een zacht deinend schip, een fris
zeewindje dat het stuurhuisje in woei
en vriendelijke mensen om je heen.
6