POIRRIE'S
PERIKELEN"
Wilde zwijnen
Hier bij ons noemen ze die borstelige
dieren wilde zwiénen of kortweg vèrre-
kes. Zoals iedereen, die wel eens met
vakantie naar de Veluwe is geweest wel
weet, behoren zij tot de vaste populatie
van dat schone stukje Nederland en zal
en zal geen enkele reisleider het in zijn
hoofd halen om niet op zijn minst één
keer een tochtje zwijnenkijken te orga
niseren of de beter gesitueerde vakan
tiegasten een oerdiner met zwijnebout
op eigen rekening aan te bieden. Dat
laatste gebeurt dan meestal direkt van
de steen en geeft de uitgehongerde
natuurliefhebbers de gelegenheid om
zich als echte Batavieren of nog oudere
leden van Nederlandse stam aan het uit
elkaar scheuren en binnen schrokken
van zo n beest te wijden.
Vroeger, toen onze botten nog niet zo
verkalkt waren en wij nog een enthou
siast oog hadden voor de laatste, door
de staat beschermde en gevoerde wild
soorten, wilden wij er wel eens op uit
trekken en ons achter heuveltjes of
struiken verbergen om ze op hun vrijwel
vaste trektochten te bespieden. Vooral
in het voorjaar, als de biggetjes in geel
bruin gestreepte pyama met de ouwelui
meerenden, was dat een leuke bezig
heid. Onze kinderen genoten er net zo
veel van als wij, al was het een veeg
teken, dat zij toen al liever in de auto
bleven zitten kijken en het aan ons
lieten om de oetan in te gaan. Mijn
Wehkamp-verrekijker moest ik ook altijd
in de auto achterlaten.
Bij het naderen van onze nadagen be
gonnen de rollen zich echter om te
draaien. Bezoekende familieleden of
kennissen hoefden niet meer op onze
assistentie te rekenen, maar werden na
het avondmaal door onze kinderen in
onze auto naar diverse bekende plekjes
gebracht. Als wij dan klaar waren met
de afwas en het opruimen van de rom
mel die overblijvers altijd plegen te
maken, kwamen zij opgeruimd terug en
moesten wij al hun enthousiaste en
natuurlijk altijd overdreven verhalen
aanhoren. Vanzelfsprekend waren
de zwijnen die zij gezien hadden
zeker drie keer zo groot als in onze tijd
en hadden de geweien van de van zeer
nabij waargenomen edelherten ondanks
de zure regen aanmerkelijk meer ver
takkingen. Tijdens een van hun laatste
swine-seeing tripjes kregen zij het zelfs
voor elkaar om een monsterlijk groot
exemplaar zo dicht te benaderen, dat zij
hem konden aanraken zonder zelf aan
stukken te worden gereten. Dat was
toen zij benoorden Apeldoorn in wes
telijke richting afbogen om naar een van
hun vaste stekjes te gaan en door een
wegomlegging verkeerd uitkwamen.
Na een beetje zoeken stootten zij op
een tamelijk haveloos boerderijtje met
een immense stal en nog wat kleine,
vervallen schuurtjes. De jongelui stap
ten uit en togen naar de eigenaar om de
weg te vragen. De boer, een goedmoe
dige zestiger van om en nabij de twee
meter, bleek best ingenomen te zijn
met de aanspraak die hij kreeg, maar
geraakte echt in hogere sferen toen hij
vernam waarnaar zij op zoek waren.
Wilde zwijnen? Dat was zijn terrein,
daarvoor hoefden zij beslist niet verder
de bossen in te gaan. Hij wees met de
hark die hij in zijn hand had naar de
grote stal en maakte een uitnodigende
hoofdbeweging. Op het beleefde com
mentaar van de jongens, dat zij op echte
wilde zwijnen uit waren, stiet hij alleen
maar een varkensachtig gegrom uit en
ging hun voor naar de stal.
Hoe dichter het gezelschap de stal na
derde, hoe sterker zij de geluiden hoor
den aanzwellen die er uit opstegen. Het
had wel wat weg van het gedonder en
geloei van een volgepakt voetbalstadion
tijdens de finale van een Europa Cup I-
wedstrijd. Toen de boer zijn hark tegen
de houten wand had gezet en de grote
dubbele deur opende, walmde hen een
warme veelucht tegemoet en leek het
hen alsof de bewoners van de stal bezig
waren om hun eigen behuizing a la
Jericho omver te bazuinen. De boer
schreeuwde hen wat uitleg toe, maarzij
verstonden hem niet en gingen daarom
maar zelf op onderzoek uit. Wat zij toen
zagen, tartte iedere beschrijving. Bin
nen de halfhoge ommuring van een
flink aantal rechthoekige kotten, krioelde
het van de zwijnen. Letterlijk honderden
van die beesten wrongen en kronkelden
knorrend, schreeuwend en piepend
door- en over elkaar heen. Allemaal
echte wilde zwijnen, met allemaal de
zelfde driehoekige kop en dezelfde
graaf- en vraatzuchtig glinsterende
oogjes. De jongens stonden perplex,
zoveel hadden zij in al hun zoektochten
bij elkaar nog niet gezien. De boer was
zeer in zijn schik met hun verbazing.
Hij tikte de grootste (van de jongens)
op de schouder en gebaarde hem mee
te gaan. De grootste, Anton dus, volgde
hem met in zijn kielzog Alex en Fred,
twee Noordlimburgers die al vaker mee
waren geweest, en tenslotte een vierde
jongeling wiens naam mij is ontschoten,
maar die een wild zwijn alleen maar van
een plaatje kende en bij de aanblik van
die tierende massa volkomen van de
kaart was geraakt en alleen nog maar in
de achterhoede mee strompelde zonder
zich nog ergens bewust van te zijn.
De boer leidde hen naar een flinke
gemetselde bak en bleef daar ongeveer
een halve meter vandaan staan. Even
gluurde hij voorzichtig over de rand,
knikte toen geruststellend naar de
jongens en schreeuwde zoiets van "Kijk
maar zelf even". Het had net zo goed
"Je moet het zelf weten" kunnen zijn.
Dat beweerde Anton tenminste nader
hand, want in die grote gemetselde bak
bleek de stamvader van de hele familie
te huizen. Een afzichtelijk monster, dat
zulke enorme afmetingen had en zoveel
agressie uitstraalde, dat je er een heel
Legerkorps mee van speklappen kon
voorzien of op de vlucht jagen. Alex
verzamelde al zijn moed en tikte het
oerdier heel even op zijn behaarde rug.
Natuurlijk zo ver mogelijk van zijn
afgrijselijke kop af, maar bezwoer daarna
nog liever een koningstijgerin de bekte
kijken, want het geïrriteerde dier rea
geerde als door een speer gestoken en
keerde zich bliksemsnel naar zijn be
lager. Brullend en met vervaarlijk uit
gestoken borstels verhief het zich tegen
de wand en toonde zijn blikkerende
slagtanden. De jongens stonden als aan
de grond genageld en konden geen pap
meer zeggen, maar de boer glimlachte
trots en zei verduidelijkend: "Zo doet hij
ook als hij voor de zeug staat" en wees
toen veelbetekenend naar alle afstam
melingen in de andere kotten.
(lees verder volgende pagina)
28