Een greep
uit onze kinderjaren in Limpakoewoes
O
Onze lieve vader was al een lange tijd weduwnaar en kocht toen aan de voet van de
berg "Slamet" 3428 meter hoog, één van de hoogste bergen van Java, een
boerderij in het dorp Limpakoewoes, onderdistrict Soembang, residentie Banjoe-
mas. Het lag ten oosten van Batoeraden en 1 6 km van het stadje Poerwokerto met
42.253 m grond er omheen. Zoals gewoonlijk was dit landje bebouwd met rijst,
djeroek keprok, moerbeienbomen, ananas, djamboe bol, djamboe kloetoek, te veel
om op te noemen.
Wij, dat waren mijn beide zusters en
ikzelf waren in de kost bij de fam.
Schilham in Poerwokerto en gingen
daar op school, maar over deze school
vertel ik later wel. Mijn vader had 20
meter van ons huis, "De Slamethoeve",
een gebouw gezet, om daar zijn wijnen
te maken, die hij van ananas, bananen
en moerbeien produceerde, later wer
den deze wijnen over heel Java verkocht.
Zo werden de wijnen bekend in Ned.-
Indië. Mijn oudste zuster moest altijd
de wijnen keuren, ikzelf was er niet zo'n
liefhebber van. De kajenne, ananas,
werd soms langer dan 50 cm en deze
waren dan ook het meeste geschikt om
wijnen van te maken.
De bogor-ananans werd meestal ge
woon gegeten en ook gebruikten wij ze
voor de roedjak (dat is gemalen rode
suiker met wat trasi en lombok)
en ook jonge mangga (in Midden-
Java wordt dit "pentjit" genoemd). Aan
de linkerkant van ons huis werden ver
schillende kippehokken gemaakt, waarin
honde-den raskippen en het aantal
groeide met de dag, omdat mijn vader
de eieren liet uitbroeden in een broed
machine. Ook werden de eieren die te
veel waren, verkocht in Poerwokerto
die onze lajangan (loopjongen) bij een
bepaald adres bezorgde, ook natuurlijk
de verse bloemen, die meteen van de
hand gingen. Wanneer onze loper terug
ging, bracht hij de post mee en onze
boodschappen.
Onze boerderij was gebouwd op een
heuvel en via een stenen trap kwam je in
de bloementuin met gladiolen, rozen,
gerbera's enz. Verder naar beneden
waren de koffiebonnen, 's morgens vroeg
zochten wij de loewak-bonen op, dat
waren de beste.
Ons landje bracht heel wat vruchten op,
die wij meestal ook weggaven aan onze
buurman. In de maand augustus was
het meestal erg koud op de Slamet en
soms waren wij in de keuken bij het
vuur en de andere keer in een schuur,
waar de mais gedroogd werd. Soms
was er hele jonge mais en die poften wij
dan in het vuur.
Je had in die maand een warme trui
nodig, want 's morgens vroeg lag er een
laagje ijs in de mandibak (bak met water
in de badkamer).
In de vooravond keken wij naar de berg
en als die helemaal te zien was, reken
dan maar op een felle, maar een gezonde
kou. Als het bedtijd was, kropen wij
helemaal onder de deken. En 's morgens
bij het opstaan was het natuurlijk erg
koud en met een deken om mij heen
stond ik op. Wij mochten toen als kind
nog geen koffie drinken en wij dronken
warme chocolade met melk van onze
koe. En in onze jeugd vond ik'taltijdeen
gezellig geluid de tongkèrrèt te horen,
de ene groep riep tong en de andere
antwoordde kèrrèt. In 1981 heb ik
helaas deze beestjes niet meer gehoord
op de berg Slamet.
In onze vakantietijd gingen wij vaak
zwemmen bij de waterval genaamd
"Tjoeroek". Onderweg plukten wij de
wilde frambozen en thuis werden deze
met suiker gegeten. Overdag kwamen
wilde varkens ons land bezoeken en
vielen zij in een gat met scherpe bam-
boepunten, dan hadden wij gratis vlees
en ook onze honden waren door het
dolle heen, omdat ook heel wat vlees
voor hen over was. Mijn vader maakte
ook dendeng tjéleng (vlees van het
wilde varken dat ingezouten was).
Als dit vlees gebakken werd, moet men
dat eten met warme rijst en sambel, wat
een heerlijkheid was dat, hier in Neder
land kan men dat vlees ook kopen, maar
het smaakt toch heel anders dan in
"De Gordel van Smaragd".
Wij hadden enkele gewone kippen en
die waren onze lievelingen. De ene
heette Pietepiet en de andere Pieteko
en als wij ze riepen kwamen zij achter
elkaar naar ons toe en de entoks (een
den) waren jaloers en kwamen al bla
zend naar de beide kippen, maar onze
honden lieten het niet toe en al blaffende
joegen zij de eenden weg. De honden
waren erg lief voor de kippen en overdag
sliepen ze ook in de rennen, alleen maar
om de kippen te bewaken voor de
roofvogels die op kippenjacht waren.
Deze vogels hadden een vleugelwijdte
van een meter, die konden rustig kip
pen stelen. Vaak denken wij aan al die
mooie jaren en met weemoed denken
wij dan terug aan Limpakoewoes.
Nu over onze schooljaren, wij waren in
de kost bij de familie Schilham in Poer
wokerto. In dat kosthuis had ik een lieve
bètèt (een soort kleine papegaai). Als ik
van school thuiskwam, schreeuwde dat
beestje al en ging ik hem direkt uit de
kooi halen en zette hem op mijn hand.
De vrouw des huizes vond het niet
goed, dat ik ermee naar de eettafel ging
en ook als wij 's middags een middag
slaap moesten doen, moest de vogel
altijd met mij mee. Zij probeerde de
vogel weg te halen, maar het beestje
beet altijd in haar hand, waardoor zij
voorgoed naliet om dat te doen.
Ik had in de zesde klas een lieve onder
wijzeres een zekere juffrouw Muller, zij
keek erg nors, maar zij was het helemaal
niet, ik kreeg wat bijlessen van haar en
had altijd goede cijfers op mijn rapport.
Met vlag en wimpel ging ik dan ook over
naar de laatste klas. In de zevende klas
was onze meester een zekere hr. v.d.
Does, hij kon mooi viool spelen en was
toen al boven kaal op zijn hoofd en werd
door ons "maneschijn" genoemd. Ik
vroeg altijd tijdens de les of ik naar
achter mocht gaan, daar ik het zoge
naamd in de buik had.
Ik haalde dan streken uit, klom dan in de
kedondongboom en plukte de vruchten
en bracht deze terug in de klas, waar
ik met de andere jongens de vruchten
deelde en sommigen hadden van huis
hete roedjak-saus meegenomen. De
vruchten werden dan stilletjes gegeten
en als een van ons een spreekbeurt
moest doen, kwam er alleen een sissend
antwoord uit, maar na een paar keer
flink hoesten was het al voor elkaar.
Nooit werden wij hierop betrapt, geluk
kig maar, want anders werd je van
school gestuurd met de narigheden
thuis natuurlijk. Later werd onze on
derwijzer v.d. Does vervangen door hr.
Deken, of te wel slimoet. Hij keek erg
scheel, dus je wist niet naar wie hij keek.
Onze Lagere School was omringd door
een heg van Chinese bamboe's en daar
tussen door groeiden salakplanten,
maar die moest je er met een lange stok
uithalen, want die plant had scherpe
doornen en ook zijn dat plekken waar
giftige slangen zijn. Natuurlijk ging de
lange stok van de onderwijzer eraan,
want zoals gewoonlijk werd met ruwe
hand te werk gegaan, om deze vruchten
uit het midden te halen. Meestal brak de
stok en werd gauw stilletjes terug ge
bracht in de klas. Zodoende heeft nie
mand ooit ontdekt, wie de belhamels
waren. Totdat wij na het eindexamen op
het bord schreven, dat wij allemaal
verantwoordelijk waren voor de kapotte
stokken, Maar gelukkig konden zij ons
toen niet meer straffen.
A.K.E. VON DER OELSNITZ
30