Geschiedenis van "TOKO MERAH" m Academie der Marine 1743 - 1755 Met de verkoop van het Noordelijke pand had Van Imhoff een bijzondere bedoeling. Op zijn terugreis naar Indië had hij zijn gedachten laten gaan over de oprichting ener "Académie de Ma rine", waarschijnlijk naar Frans voor beeld. Deze inrichting van onderwijs zou voorzien in het nijpend gebrek aan bekwame zee-officieren en tevens het wetenschappelijk peil van het leiding gevende marine personeel verhogen. Tot dusverre had men de zeevaartkunde al doende aan boord geleerd, dit was door de vorderingen, die deze weten schapvooral in Engeland gedurende de laatste jaren had gemaakt, op den duur ondoenlijk gebleken. Zo althans dacht Van Imhoff erover, welke sedert 1 740 ruim anderhalf jaar op zee had gezwor ven en dus ruimschoots de gelegenheid had gehad om met de deugden en gebreken der schippers en stuurlieden kennis te maken. Voor dit doel dienden wellicht reeds een aantal jongelui, die hij uit Nederland had meegebracht en welke de kern der kadetten ener nieuwe marineschool zouden vormen. Dat Van Imhoff grote verwachtingen koesterde van de nieuwe onderwijsinrichting, bewijzen niet slechts het veelkleurige uniform en de pruiken, het kenmerk der toenmalige aristocraten, waarmee hij de pupillen sierde, doch ook het feit, dat hij voor hun onderwijs en huisvesting zulk een kostbaar pand als het zijne bestemde. Daar had ook de plechtige opening der school plaats op zaterdag 7 december 1 743, waarvan wij een beschrijving aantreffen in het Bataviase Dagregister van die datum. Wij zullen evenwel deze breedvoerige schildering niet volgen - men kan haar nalezen in het lange artikel, dat de bekende Dr. F. de Haan aan de Marine school wijdde. Aan het schone begin beantwoordde het vervolg echter niet. Welke moeite Van Imhoff zich ook voor zijn marine academie getroostte, hoe zeer hij zich inspande om haar op een hoog peil te brengen en te houden, zomede haar inkomsten te bezorgen uit alle mogelijke oude en nieuwe boetes - hetgeen begrij pelijkerwijze haar populariteit bij de Batavianen niet verhoogde - het peil zakte toch, terwijl ook de toeloop gaan deweg afnam. Het ontbrak aa» behoor lijke onderwijzers en geschikte leerlin gen, zodat het vaak bij de Academisten schortte aan kennis der lagere-school- vakken en les in lezen en schrijven noodzakelijk was. Vijf jaar na de dood van haar grote beschermheer Van Imhoff en die van haar president-curator Hugo Verijsel, over wie hierna meer, hief de toenmalige Gouverneur-Generaal Jacob Mossel de school in 1755 op, daar hij van mening was, dat de zeevaart het best op zee geleerd werd en dat de bevaren zee robben voor de spiksplinternieuwe lui- tenantjes ter zee niet het minste ontzag zouden koesteren, ook al mochten dezen hen ook door een zeker schoolse be schaving overtreffen. Dat men het inderdaad van voor de maat heel ver brengen kon, had Zijne Hoog Edelheid zelve aangetoond, door als matroos het zeegat uit te varen en zijn loopbaan als Gouverneru-Generaal te beëindigen. Geen wonder, dat hij weinig met schoolse wijsheid ophad. Aldus werd op 1 1 november 1 755 de ganse Academie zonder veel omslag opgeheven. De laatste acht kadetten Gustaaf Willem, baron van Imhoff werden eenvoudig op de schepen ge plaatst en de geschiedenis vermeldt niet, of zij daar nog wezenlijk nut hebben gesticht. Zo werd dus het Noordelijke pand van schoolgebouw weer woonhuis, immers, op 12 mei 1756 kocht de reeds ge noemde Gouverneur-Generaal Mossel het voor de somma van 1 1.800 rijks daalders op een publieke vendutie. Het netto verlies voor de Compagnie op dit huis berekende de toenmalige Directeur- Generaal (later Gouverneur-Generaal) van der Parraop 1616 rijksdaalders en 24 stuivers. Het was nog geen jaar na deze aankoop, dat het huis een luisterrijke dag beleefde, namelijk toen van daaruit in het huwe lijk trad; Jonkvrouwe Geertruida, Margaretha, dochter van Zijne Excel lentie. Bruidegom was een spruit uit een oud Amsterdams geslacht, te weten Mr. Pieter Cornells Hasselaar, heer van de beide Eemnessen, oudschepen der stad Amsterdam, oud water-fiscaal van Batavia en gekozen resident van Cheribon, welke jongeman zijn loopbaan eens besluiten zou als burgemeester van Amsterdam. Herenlogement 1786 - 1808 Sedert jaren bestond er te Batavia een Stads- of Herenlogement, indertijd nog door Van Imhoff, die zoveel ondernam, in het leven geroepen. Sedert 1765 waren de aankomende Europese vreem delingen zelfs verplicht daar hun intrek te nemen. De bedoeling dezer mens lievende bepaling was hen aldus beter in de gaten te houden, daar zij er ernstig van verdacht werden soldaten en sche pelingen te debaucheren of tot desertie over te halen. Nu stond dit gebouw toentertijd een paar honderd meter bewesten de Uit kijk, hetgeen ook thans nog een uiterst ongezonde buurt is, waar het vooral na zonsondergang van de muskieten we melt. De huisslaven stierven er ook als ratten. Deze ongezondheid viel zelfs in het malaria-oord Batavia op, zodat men naar een gunstiger plek omkeek om de vreemdelingen te ontvangen. Dezen immers schuwden steeds meer het Herenlogement en deden herhaaldelijk verzoeken om daar buiten te mogen logeren. Dit werd slechts toegestaan, indien zij tevens de officiële kastelein, tevens eigenaar van het gebouw, tevre den stelden, opdat deze geen schade zou lijden door hun wegblijven. Mevrouw Westpalm's heengaan opende de mogelijkheid het logement over te brengen naar een ander gedeelte der stad "alwaar de lugt niet zo zeer g'in- fecteerd en de standplaats dus gezon der" was (de lucht kreeg toen steeds de schuld, nog niet de muskiet). De Hoge Regering besloot derhalve, mede op verzoek van de kastelein Christiaan Frederik Holst, zich met de heren testamentaire executeurs en red denaars der nalatenschap van Mevrouw Westpalm, de laatste bewoonster van Toko Merah in verbinding te stellen, of deze "wellicht konden worden gedis poneerd om het huis) bij eene gemoe delijke taxatie af te staan en overte laten aan den castelein van een "publique opveiling". Bovendien hoopte men haar buurvrouw, de douarière van der Parra te kunnen bewegen het nabijgelegen huis "voor den inkoopsprijs en de daarop betaalde 's heeren geregtigheid" af te staan, om beide huizen te doen apprecieeren tot een nieuw stads heeren logement". 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 10